10.De beslissing
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair
het misdrijf: poging tot verkrachting;
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) dagen;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
179 (honderdnegenenzeventig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardedat verdachte:
- op geen enkele wijze contact opneemt en/of onderhoudt met
[slachtoffer], geboren op
[geboortedatum 2] 1998in [geboorteplaats 2] (Duitsland), zo lang de reclassering dit nodig acht;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarde en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 dagen;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer]van een bedrag van
€ 2.806,94, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 september 2019;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.806,94, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 september 2019 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 38 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.C.S. Bordenga-Koppes, voorzitter, mr. A.M. Rikken en
mr. L. Post, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Izgi, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2021.
Mr. C.C.S. Bordenga-Koppes is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2020003009 (ONRBC20503) van
13 augustus 2020. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 2 juli 2021, voor zover inhoudende
– zakelijk weergegeven – als verklaring van verdachte:
In de maanden voorafgaand aan het incident op 20 september 2019 ging het al niet goed met mij en [slachtoffer] . Op 19 september 2019 vroeg ik [slachtoffer] of zij bij mij wilde langs komen. Ze zei dat ze heel druk was. Ik vroeg haar of zij mij dan vóór vrijdag zou willen laten of ze toch wilde komen. Zij heeft hierop niet gereageerd. Toen knapte er iets bij mij. Ik kon niet accepteren dat de relatie voorbij was. Ik kon toen niet slapen, niets meer. Ik kon niet meer verder. Toen heb ik besloten om de volgende dag, op 20 september 2019, onder invloed van alcohol, gecombineerd met medicijnen, de trein te pakken en naar haar toe te reizen. Ze wist niet dat ik naar haar toe zou gaan. Ik werd door haar kamergenoot, die mij herkende als zijnde de (ex-)vriend van [slachtoffer] , in het appartement binnengelaten en zo kon ik [slachtoffer] kamer binnen wandelen. [slachtoffer] was aan het studeren en toen ze mij zag vroeg zij mij: ‘wat doe je hier ?’ Ik vroeg haar of we konden praten en maar zij zei dat dat niet kon. [slachtoffer] had haar telefoon in de hand en wilde mijn moeder bellen omdat ik weer was weggelopen. Ik pakte haar mobiel af zodat ze dat niet kon doen.
Ze zei mij verder: ‘ik heb meer ruimte nodig en die geef je mij niet’. Ik werd toen boos, verdrietig en was gefrustreerd. Ik dacht toen: Ik heb zoveel voor jou gedaan, nu doe je ook wat voor mij. Dat was een verkeerde gedachte, ik weet het. Ik wilde liefde en warmte van haar eisen. Ze had een hoodie aan en die ik heb uitgetrokken, omdat ik aan haar borsten wilde zitten. Nadat ik de hoodie had uitgetrokken ging ik met mijn hand op haar schouder en heb mijn hand achter haar bh gelegd. Ze reageerde hierop met: ‘wat ben jij aan het doen ?’ Op de vraag van de voorzitter hoe dat precies ging en of zij hieraan meewerkte antwoord ik: nee, ze werkte niet mee. Het was voor haar niet vrijwillig dat haar hoodie werd uitgetrokken.
Toen vervolgens [slachtoffer] mij met een bange, stotterende en paniekerige stem zei: ‘what are you doing?’ werd ik wakker geschud en vroeg mezelf af waar ik in godsnaam mee bezig was. Vervolgens liep ik naar het balkon om daar van af te springen. [slachtoffer] kwam achter mij en troostte me totdat de politie kwam om mij mee te nemen. Ik heb [slachtoffer] veel verdriet en angst bezorgd op die dag. Dat wilde ik niet.
Op de vraag van de oudste rechter of het niet te overdreven was dat ik zo boos was op mezelf en een einde aan mijn leven wilde brengen omdat ik volgens mijn verklaring alleen aan [slachtoffer] borsten had gezeten, antwoord ik als volgt: misschien was ze wel bang dat ik haar zou verkrachten, alleen het idee al. Daarom wilde ik niet meer leven.
2.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 8 juli 2020, voor zover inhoudende
– zakelijk weergegeven – pagina’s 61 tot en met 63:
[slachtoffer] zat eerst op de stoel en ik op het bed. Ik had zin in seks, omdat ik me zo niet gezien voelde. Op dat moment dacht ik: ik heb zoveel voor jou gedaan, doe jij maar nu wat voor mij. Ik heb haar naar beneden geduwd op het bed, ik duwde haar bij haar schouders waardoor ze op haar rug op het bed kwam te liggen. Misschien heb ik haar polsen wel vastgehad. Toen ik achter haar bh ging, deed zij haar hand op die van mij, zo van: stop. Zij legde haar hand over haar kleding op mijn hand. Nadat ik mijn handen op haar borsten had gelegd, heeft zij geroepen dat ik weg moest gaan.
Toen ik op 20 september 2019 bij [slachtoffer] in haar appartement was, droeg zij een joggingsbroek, een hoodie. Ze had ook een slipje aan. Ik heb die hoodie bij haar uitgedaan. Dat heb ik gedaan, omdat ik met haar seks wilde.
Op 20 september 2019 had ik vier blikjes bier op en 5 milligram lorazepam. Die combinatie heeft mij ook een beetje van de wereld gezet. Ik was dus zeer overspannen en onder invloed.
Het proces-verbaal van verhoor [slachtoffer] van 11 oktober 2019, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – op pagina’s 35 tot en met 37:
Het gaat om een ex-vriend. Hij kwam onaangemeld bij mij opdagen. Ik geloof dat het, als ik me goed herinner, op 20-9-2019 tegen 15:00 of 16:00 uur was. Ik woon in Groningen. Hij vond dat hij met mij moest praten. Ik had hem al eerder verteld, ook in het bijzijn van zijn ouders, zijn begeleider, dat het geen zin meer had met ons tweetjes.
In de loop van dit gesprek deelde ik hem op niet mis te verstane wijze mee dat voor mij de relatie ten einde was en er voor ons geen verdere weg meer was.
Ik wilde zijn moeder opbellen omdat hij zomaar uit het ziekenhuis was weggegaan. Ik had mijn mobieltje in mijn handen. Hij pakte mijn mobieltje af zodat ik niet kon bellen.
Ik verzocht hem toen weg te gaan, waarop hij uit z'n vel sprong. Hij scheurde mijn kleren van het lijf, hetgeen hem slechts gedeeltelijk lukte. Hij hield me vast aan mijn polsen en duwde me op bed. Hij nam mijn T-shirt en probeerde dat te gebruiken om als mondprop in mijn mond te steken. Ik heb me verzet en heb geschreeuwd, echter niemand heeft dat gehoord omdat mijn medebewoners inmiddels buitenshuis waren. Hij probeerde mijn broek uit te trekken, hij gleed met zijn handen onder mijn slipje en betastte me bij mijn schaamstreek. Hij penetreerde niet in mijn lichaam.
Hoe lang zijn aanval in totaal heeft geduurd kan ik niet zeggen. Ik had rode plekken aan mijn polsen en had ook lichte pijn. Hij had blijkbaar wel in de gaten dat hij iets verkeerds gedaan had. Hij zei dat hij zichzelf dat niet kon vergeven. Ik woon op de vijfde verdieping, hij liep richting het balkon. Ik had het gevoel dat hij van het balkon wilde springen en liep hem daarom achterna. Hij stond op het balkon en ik hield hem vast. Hij boog over het balkon en ik belette hem om te springen. Ik denk dat wanneer ik hem niet had vastgehouden, hij van het balkon zou zijn gevallen.
Ik weet zeker dat hij mij in wilde verkrachten, zijn gedrag kan ik niet anders duiden. Als ik me niet had verzet, dan zou er zeker een verkrachting hebben plaatsgevonden. Hij hield me zodanig stevig vast, dat ik bloeduitstortingen aan mijn polsen opliep ik had pijn en werd aangetast in mijn lichamelijke integriteit.
4.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [moeder verdachte] van 20 mei 2020, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – op pagina’s 45, 46 en 48:
V: Wat kunt u ons vertellen over die vrijdag 20 september 2019? A: Ik weet dat [slachtoffer] mij ‘s avonds een appje stuurde waarin ze zei dat [verdachte] zegt dat hij nooit meer thuis komt. Ik zag dat appje pas na een kwartier. Dit appje stuurde ze om 19.45 uur. Ik lees het even terug in mijn telefoon: ze zegt dat ze vreest voor zijn leven en dat [verdachte] zegt dat hij nooit meer thuis zou komen. Ik appte terug dat ze 112 moest bellen als ze het niet vertrouwt. Ik begreep van [slachtoffer] dat zij niet kon bellen omdat [verdachte] bij haar was. Ik begreep van haar dat [verdachte] geïnsinueerd had dat hij niet meer wilde leven en dat zij dacht dat [verdachte] van het balkon zou springen. Ik bleef heel rustig maar ik merkte dat zij heel bang was.
V: Hoe was haar gemoedstoestand? A: Ze was in paniek, angstig.
Ik had haar die avond van de 20e september ook nog op de app en toen schreef ze dat hij iets probeerde te doen wat naar is en dat hij zichzelf dat niet kon vergeven en dat dit de trigger was voor alles wat er na is gebeurd.
V: Wat vindt [verdachte] zelf van wat er tussen hem en [slachtoffer] op 20 september 2019 is voorgevallen? A: Hij vindt het vreselijk, Hij zegt ook steeds tegen mij dat hij een paar keer naar haar terug is gegaan omdat hij wilde zeggen dat het hem spijt.