ECLI:NL:RBOVE:2021:2856

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 juli 2021
Publicatiedatum
15 juli 2021
Zaaknummer
C/08/267322 / KG ZA 21-145
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor reis met minderjarige kinderen naar Jordanië in verband met zomervakantie

In deze zaak vorderde de vrouw vervangende toestemming om met haar minderjarige kinderen naar Jordanië te reizen tussen 9 juli 2021 en 20 augustus 2021, in verband met familiebezoek en de zomervakantie. De vrouw stelde dat het belangrijk was om haar moeder te bezoeken, die recentelijk was geopereerd. De man, de vader van de kinderen, verleende geen toestemming en voerde aan dat de reis niet noodzakelijk was, vooral gezien de geldende reisadviezen en de veiligheidsrisico's in Jordanië. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vrouw niet voldoende had aangetoond dat de reis noodzakelijk was, ondanks het belang van het familiebezoek. De rechtbank wees de vordering af, onder verwijzing naar de geldende reisadviezen en de risico's voor de volksgezondheid. De voorzieningenrechter benadrukte dat de gezondheid van de kinderen en de geldende coronamaatregelen zwaar wogen in de beslissing. De vrouw had niet kunnen aantonen dat de zorg voor haar moeder niet door andere familieleden kon worden gefaciliteerd, en de rechtbank concludeerde dat de reis niet onder de noodzakelijke reizen viel. De vordering werd afgewezen, en de rechtbank hield rekening met de mogelijkheid van een wijziging van het reisadvies en de bijbehorende risico's.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

locatie Almelo
team familie- en jeugdrecht
zaaknummer: C/08/267322 / KG ZA 21-145
vonnis in kort geding van 2 juli 2021
inzake
[eiseres] ,
verder te noemen: de vrouw of de moeder,
wonende op een geheim adres,
eiseres,
advocaat: mr. C. Kamp-Wiggers,
en
[gedaagde] ,
verder te noemen: de man of de vader,
wonende te [woonplaats 1] ,
verweerder,
advocaat: mr. M.S. Flokstra.

1.Het procesverloop

1.1
De voorzieningenrechter heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- de dagvaarding van 18 juni 2021, met producties;
- een op 23 juni 2021 binnengekomen e-mail, met bijlage, van mr. Flokstra.
1.2
De mondelinge behandeling heeft op 24 juni 2021 met gesloten deuren plaatsgevonden. Verschenen zijn de ouders, bijgestaan door hun advocaten. De moeder werd bijgestaan door K. Yusef, tolk in de Arabische taal en voor de vader is verschenen H. Eljo, tolk in de Arabische taal. Namens de Raad voor de Kinderbescherming, verder te noemen: de raad, is verschenen [A] .

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn gehuwd geweest, uit welk huwelijk zijn geboren de navolgende minderjarige kinderen:
[minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2007, hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2] ,geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2009, hierna te noemen: [minderjarige 2] ,
[minderjarige 3], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2011, hierna te noemen: [minderjarige 3] .
2.2.
De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over de minderjarige kinderen en de minderjarige kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij vrouw.
2.3.
De vrouw en de minderjarige kinderen hebben de Nederlandse nationaliteit. De man heeft de Syrische nationaliteit.
2.3.
Bij beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van [datum]
is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De echtscheiding is op 16 augustus 2016 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.4.
Bij beschikking van de rechtbank Gelderland van 1 maart 2018 is het verzoek van de vrouw om haar met het eenhoofdig gezag over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] te belasten, afgewezen en is een regeling ter verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld tussen de man en de minderjarige kinderen.
2.6.
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] staan onder toezicht van aanvankelijk Stichting Jeugdbescherming Gelderland. De uitvoerende GI is kennelijk daarna gewijzigd in Stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen. De ondertoezichtstelling is laatstelijk verlengd bij beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord Nederland van
30 oktober 2020 tot 15 november 2021.
2.7.
De vrouw heeft op 20 mei 2021 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Noord Nederland, locatie Assen, waarin zij verzoekt om haar te belasten met het eenhoofdig gezag over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] .

3.De vordering

3.1.
De vrouw vordert de voorzieningenrechter om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- haar vervangende toestemming te verlenen voor een vakantie met de minderjarige kinderen
van partijen naar Jordanië ergens in de periode tussen 9 juli 2021 en 20 augustus 2021 voor
ongeveer 30 dagen en te bepalen dat deze vervangende toestemming strekt tot vervanging
van de vereiste toestemming van de man;
- dan wel een zodanige beslissing te nemen als de rechtbank juist acht.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vrouw haar primaire vordering aangevuld, in die zin dat zij subsidiair vordert om de vervangende toestemming te verlenen onder de voorwaarde dat door het Ministerie van Buitenlandse Zaken voor Jordanië een reisadvies met code geel is afgegeven.
3.2.
Zij baseert de vordering op de vaststaande feiten en voert voorts het volgende aan.
Op dit moment is nog niet duidelijk wanneer het door de vrouw ingediende verzoek om eenhoofdig gezag bij de rechtbank Noord Nederland behandeld gaat worden. De vraag is of dit op korte termijn zal gebeuren. In dat kader is voor de vrouw van groot belang dat zij in de zomervakantie haar familie en met name haar moeder in Jordanië wil bezoeken, samen met de kinderen. De vrouw gaat normaliter minstens ieder jaar die kant op. Zij had dit afgelopen kerstvakantie ook willen doen, maar toen bleek dat de man geen toestemming wilde geven voor deze reis naar Jordanië. Hierdoor heeft de reis niet kunnen plaatsvinden. Voor de vrouw en de kinderen is dit een erg belangrijke reis, op die manier kunnen zij al hun familie bezoeken. Daarbij speelt ook nog dat de moeder van de vrouw geopereerd is en hulp nodig heeft. De vrouw kan dat faciliteren als zij in Jordanië is. De vrouw heeft de man al meerdere malen om toestemming gevraagd, maar de man wil geen toestemming verlenen. De man gebruikt daarvoor wisselende redenen. Op dit moment geeft de man aan dat hij het niet veilig vindt om naar het buitenland te reizen in verband met het heersende coronavirus. De laatste keer heeft de man echter aangegeven dat de vrouw ‘dan maar moest gaan, maar dan één kind bij hem moest laten’. Op dit moment is de kleurcode voor Jordanië oranje, dit betekent dat alleen een noodzakelijke reis naar Jordanië mogelijk is. De vrouw heeft de hoop dat de kleurcode van Jordanië snel naar geel gaat, echter zelfs als dat niet het geval is, is zij van mening dat haar reis met de kinderen naar Jordanië wel noodzakelijk is, aangezien de moeder van de vrouw in de periode juli-augustus niet voldoende hulp heeft en de vrouw dat dient te faciliteren. Het spoedeisend belang is evident, omdat de vrouw met de kinderen alleen in de zomervakantie richting Jordanië kan.

4.Het verweer

De man voert verweer en stelt hiertoe het volgende. Nu voor Jordanië op dit moment als reisadvies code oranje geldt en dus alleen gereisd mag worden indien het gaat om een noodzakelijk reis, moet het gevorderde worden afgewezen. De noodzaak voor de reis van de vrouw met de kinderen naar Jordanië is er niet. De vrouw heeft voldoende familie in Jordanië wonen die de zorg voor de moeder van de vrouw kunnen verlenen. Zelfs als het reisadvies zou wijzigen naar code geel, is de man nog steeds van mening dat de veiligheidsrisico’s op dit moment te groot zijn om met de kinderen naar Jordanië te reizen. Er is onrust op politiek vlak in Jordanië, het land ligt midden in een vuurhaard van landen in het Midden Oosten waar oorlog heerst, er is een overvloed aan vluchtelingen in dit land en bovendien ligt de Delta-variant van het coronavirus op de loer, waardoor het reisadvies plotsklaps kan veranderen van code geel naar code oranje of rood. Jordanië is geen EU-land en het is daarom niet makkelijk om de kinderen terug te halen. De opmerking van de man dat ‘de vrouw maar moest gaan en één kind hier moest blijven’, komt voort uit onmacht nu de man de kinderen al geruime tijd niet heeft gezien, hetgeen de man frustreert. Er is geen sprake van dat de man het argument van corona misbruikt om zijn toestemming niet te verlenen. De man heeft vanaf 2016 zijn toestemming verleend voor het reizen van de vrouw met de kinderen naar Jordanië, maar vanwege de coronacrisis maakt de man zich met recht zorgen over de veiligheid van de kinderen. Hierbij speelt de echtscheidingsproblematiek tussen de ouders zijdelings mee, waarbij de man de angst heeft dat de vrouw niet terugkeert met de kinderen naar Nederland.

5.De beoordeling

Rechtsmacht en toe te passen recht
5.1.
De vrouw en de kinderen hebben de Nederlandse nationaliteit en de man heeft de Syrische nationaliteit. De minderjarige kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats in Nederland. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat de Nederlandse rechter op grond van artikel 8 lid 1 van de Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van de Europese Unie van 27 november 2003 (Brussel II-bis) rechtsmacht toekomt ten aanzien van de onderhavige vordering. Op grond van op artikel 15 lid 1 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 (Trb. 1997, 299) is Nederlands recht van toepassing.
Bevoegdheid
5.2.
Artikel 99 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) – dat ingevolge artikel 78 Rv ook in kort geding geldt – bepaalt dat de rechter van de woonplaats van de gedaagde relatief bevoegd is. De rechtbank Overijssel, locatie Almelo, is daarom bevoegd om van de vordering kennis te nemen.
Ontvankelijkheid
5.3.
De vrouw vordert vervangende toestemming om in de periode tussen 9 juli 2021 en
20 augustus 2021 met de kinderen te mogen reizen naar Jordanië, dit in verband met de zomervakantie van de kinderen. Deze omstandigheden maken dat de voorzieningenrechter van oordeel is dat de vrouw een spoedeisend belang heeft bij de door haar gevorderde voorziening. Zij kan dan ook worden ontvangen in haar vordering.
Advies van de raad
5.4.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling het volgende naar voren gebracht.
Gelet op de richtlijnen van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en de geldende kleurcodes, geldt voor Jordanië op dit moment een negatief reisadvies en is het niet verstandig dat moeder met de kinderen naar Jordanië afreist. Of de noodzaak er is, is voor de raad lastig in te schatten, maar in het belang van de kinderen is het niet verstandig.
Het oordeel
5.5.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat op dit moment door het Ministerie van
Buitenlandse Zaken voor Jordanië een reisadvies met code oranje is afgegeven. Aan de reisadviezen ligt een analyse van het RIVM van de risico’s voor de gezondheid van de reizigers en risico’s voor de volksgezondheid in Nederland ten grondslag. De reisadviezen zijn niet bindend, maar deze worden hier wel tot uitgangspunt genomen. Het Ministerie adviseert om alleen naar een land met kleurcode oranje te reizen als dat echt noodzakelijk is. Bij kleurcode oranje wordt (zaken)reizigers geadviseerd goed te overwegen of een zakenreis of familiebezoek op dit moment echt noodzakelijk is. Vakantie valt niet onder noodzakelijke reizen. De moeder stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van een vakantiereis, maar dat haar voorgenomen verblijf met de kinderen bij oma in Jordanië gekwalificeerd moet worden als een familiebezoek. Dit wordt door de vader niet weersproken en hij begrijpt dat het familiebezoek voor de vrouw en de kinderen heel belangrijk is. Een voorgenomen familiebezoek dient, zoals hiervoor is overwogen, conform het reisadvies van het Ministerie van Buitenlandse zaken dat zich bij het advies heeft laten leiden door het RIVM, noodzakelijk te zijn.
5.6.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de moeder de wenselijkheid van het
familiebezoek wel aannemelijk heeft gemaakt, maar de noodzaak daarvan niet. De voorzieningenrechter begrijpt dat het familiebezoek voor de vrouw en de kinderen zeer waardevol is, temeer nu het familiebezoek in 2020 vanwege de coronacrisis ook niet is doorgegaan. De vrouw heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat zij de zorg voor haar moeder, die een operatie heeft ondergaan, in de zomerperiode moet faciliteren. De overgelegde doktersverklaring is hiervoor niet voldoende. Meerdere familieleden van de vrouw wonen in de nabije omgeving van haar moeder en niet gebleken is dat zij de zorg voor hun moeder niet kunnen faciliteren. Van urgentie is dan ook niet gebleken, temeer nu niet gesteld is dat de moeder van de vrouw ernstig ziek is. Het familiebezoek kan ook op een ander moment plaatsvinden, zodat het primair gevorderde moet worden afgewezen.
De voorzieningenrechter merkt hier nog op dat de vrouw gesteld heeft dat zij alle hygiënische maatregelen en testvoorschriften voor haar en de kinderen in acht zal nemen. De voorzieningenrechter heeft geen reden om daaraan te twijfelen, maar dit kan niet afdoen aan de noodzaak om in het algemeen belang van de volksgezondheid het door het Ministerie gegeven reisadvies in acht te nemen. Ook geldt bij code oranje dat de reiziger bij terugkeer naar Nederland tien dagen in quarantaine moet gaan. Het zou geen goede zaak zijn als de kinderen in quarantaine moeten terwijl de scholen op 23 augustus a.s. weer beginnen.
5.7.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het subsidiair gevorderde eveneens moet
worden afgewezen en overweegt hiertoe het volgende. Zelfs indien het reisadvies voor Jordanië in de door de vrouw verzochte periode zou wijzigen van code oranje naar code geel, acht de voorzieningenrechter het risico te groot dat dit in de betreffende periode opnieuw kan omslaan naar code oranje of rood. De rechtbank houdt hierbij rekening met de Delta-variant van het coronavirus, die besmettelijker is en aan een opmars bezig is. Verder houdt de rechtbank rekening met het feit dat Jordanië geen EU-land is en het gelet op de afstand en de coronamaatregelen daarom moeilijker zal zijn om de kinderen eventueel terug te halen naar Nederland mocht dit nodig zijn. Het zou voor de vader ook niet mogelijk zijn om naar Jordanië te gaan om zijn kinderen op te halen. De omstandigheden als politieke onrust, de nabijheid van een oorlogsgebied en de hoeveelheid van het aantal vluchtelingen spelen al langer en zijn kennelijk voor de man geen doorslaggevende reden geweest om zijn toestemming voor familiebezoek niet te verlenen. Wel zijn dit bijkomende ongunstige factoren in het geval het tot een voortijdige terugkeer van de vrouw en kinderen zou moeten komen. Het coronavirus met alle gevolgen van dien en de opkomende Delta-variant van dit virus acht de voorzieningenrechter in dit geval van doorslaggevend belang om de gevraagde vervangende toestemming niet te verlenen.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter:
wijst het gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Verdoold, voorzieningenrechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van G.H. Mensink-Heuver als griffier, in het openbaar uitgesproken op
2 juli 2021.
Een afschrift van dit vonnis wordt gezonden aan de raad voor de kinderbescherming en de in dit vonnis vermelde gegevens worden door de raad opgenomen in zijn registratie.