ECLI:NL:RBOVE:2021:2833

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 juli 2021
Publicatiedatum
14 juli 2021
Zaaknummer
08/220870-20 (vordering na wederrechtelijk verkregen voordeel)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in strafzaak tegen 27-jarige man

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 15 juli 2021 uitspraak gedaan in een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel tegen een 27-jarige man. De vordering was ingediend door de officier van justitie en betrof een bedrag van € 44.455,70, dat de veroordeelde zou moeten betalen aan de Staat. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde, die eerder was veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, een wederrechtelijk verkregen voordeel van € 15.773,75 heeft genoten uit de handel in cocaïne. De rechtbank heeft de vordering behandeld op een openbare terechtzitting op 1 juli 2021, waar de veroordeelde en zijn raadsman aanwezig waren. De raadsman voerde aan dat de berekening van het wederrechtelijk voordeel niet correct was en dat de opbrengsten gelijkelijk verdeeld moesten worden tussen de veroordeelde en zijn mededader.

De rechtbank heeft de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op verschillende pijlers, waaronder inkomsten uit tikkie-betalingen en verklaringen van afnemers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde en zijn mededader gezamenlijk een bedrag van € 60.158,50 aan inkomsten uit cocaïnehandel hebben ontvangen. Na aftrek van kosten, die op € 18.930,00 zijn geschat, heeft de rechtbank het wederrechtelijk voordeel van de veroordeelde vastgesteld op € 15.773,75. De rechtbank heeft vervolgens de verplichting opgelegd tot betaling van dit bedrag aan de Staat.

De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat de mogelijkheid biedt om wederrechtelijk verkregen voordeel te ontnemen. De rechtbank heeft de duur van de gijzeling vastgesteld op maximaal 315 dagen, mocht de veroordeelde niet aan zijn betalingsverplichting voldoen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en is een belangrijke uitspraak in het kader van de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in strafzaken.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/220870-20 (vordering na wederrechtelijk verkregen voordeel)
Datum vonnis: 15 juli 2021
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende op de vordering op grond van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van de officier van justitie ten aanzien van de veroordeelde:
[veroordeelde] ,
geboren op [geboortedatum] 1993 in [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .

1.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 22 februari 2021 een vordering ingediend die ertoe strekt dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e Sr wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel tot een bedrag van € 44.455,70.

2.De procedure

De vordering is behandeld op de openbare terechtzitting van 1 juli 2021. De veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. C.N.G.M. Starmans, advocaat in Utrecht, is op die terechtzitting verschenen en op de vordering gehoord.
Op de terechtzitting van 1 juli 2021 heeft de officier van justitie de oorspronkelijke vordering van € 44.445,70 gewijzigd in die zin, dat het door de veroordeelde en zijn mededader wederrechtelijk verkregen voordeel pondspondsgewijs tussen hen moet worden verdeeld, zodat het voordeel voor veroordeelde de helft, een bedrag van € 22.227,85, bedraagt en dat een betalingsverplichting ter hoogte van dit bedrag moet worden opgelegd.
De raadsman heeft, in lijn met de verweren in de strafzaak ten aanzien van de handelsperiode en het medeplegen, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat uitsluitend de tikkie-betalingen op de eigen rekeningen van veroordeelde redengevend kunnen worden geacht voor het schatten van de omvang van het wederrechtelijk voordeel. Na aftrek van kosten resteert dan een bedrag van ongeveer € 2000,-, aldus de raadsman.
De raadsman heeft zich verder op het standpunt gesteld dat, indien de rechtbank de berekening in het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel zou volgen, het berekende totaalbedrag van € 44.445,70 gedeeld dient te worden door twee, gelet op het uitgangspunt in de berekening dat sprake is van medeplegen.
3. De beoordeling van de vordering [1]
3.1
Veroordeling
De veroordeelde is bij vonnis van deze rechtbank van 15 juli 2021 veroordeeld voor het
misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de
Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd. In het vonnis van de rechtbank van 15 juli
2021 heeft de rechtbank in de onderliggende strafzaak daarbij overwogen dat zij bewezen
acht dat veroordeelde vanaf 2 november 2019 in cocaïne heeft gehandeld en dat hij dat vanaf
januari 2020 tot en met 31 augustus 2020 samen met zijn mededader heeft gedaan.
3.2
De beoordeling van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Het dossier bevat een rapport waarin een berekening is gemaakt van het wederrechtelijk verkregen voordeel. [2] Deze berekening berust, zakelijk weergegeven op vier pijlers.
3.2.1.
Inkomsten uit tikkie-betalingen [3]
In de eerste plaats is gekeken naar ontvangsten die via tikkie-betalingen en betaalverzoeken zijn binnengekomen op bankrekeningen van zowel veroordeelde als zijn mededader. Dit betreffen de volgende bankrekeningen en ontvangsten.
[rekeningnummer 1] , op naam van veroordeelde
165 ontvangen tikkies in de periode van 02 november 2019 t/m 05 juni 2020.
Totaal bedrag op rekening veroordeelde ontvangen:
€ 8.449,00.
[rekeningnummer 2] , op naam van veroordeelde.
24 ontvangen Tikkies in de periode van 02 juli 2020 t/m 17 juli 2020.
Totaal bedrag op rekening [veroordeelde] ontvangen:
€ 1.434,00.
[rekeningnummer 3] , op naam van mededader [mededader] .
66 ontvangen Tikkies in de periode van 14 april 2020 t/m 24 mei 2020.
Totaal bedrag op rekening [mededader] ontvangen:
€ 3.198,00.
[rekeningnummer 4] , op naam van [bedrijf] . Dit bedrijf staat op
naam van mededader [mededader] .
811 ontvangen Tikkies in de periode van 23 mei 2020 t/m 31 augustus 2020.
Totaal bedrag Tikkies op rekening [bedrijf] ontvangen: € 38.362,50.
28 ontvangen Betaalverzoeken Rabobank in deze periode, voor een totaalbedrag van
€ 1.215,00.
Totaalbedrag ontvangen Tikkies en Betaalverzoeken Rabobank;
€ 38.362,50 + € 1.215,00 =
€ 39.577,50
Bij elkaar opgeteld bedragen de ontvangsten uit in totaal 1.094 tikkies en betaalverzoeken
€ 52.658,50.Dit is een gemiddelde van € 48,13 per betaalde tikkie/betaalverzoek, hetgeen vrijwel overeenkomt met de straatprijs van een gram cocaïne zoals de getuigen verklaren.
Van dit bedrag is
€ 8449,00betaald op de ING -rekening van verdachte, nagenoeg geheel in de maanden november en december 2019.
Nu de rechtbank in de strafzaak bewezen heeft geacht dat sprake is van medeplegen en beide veroordeelden hebben verklaard dat zij de betalingen voor cocaïne op hun rekeningen ontvingen via tikkie-betalingen, acht de rechtbank aannemelijk dat dit bedrag inkomsten uit cocaïnehandel betreft dat door hen gezamenlijk is verdiend. Dit met uitzondering van bovengenoemd bedrag van € 8449,00 dat betaald is in de periode waarover medeverdachte is vrijgesproken.
3.2.2
Contante inkomsten op grond van 1.734 telefonische contactdagen [4]
In de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel is in de tweede plaats op basis van telefonische contacten een aantal deals berekend en vervolgens een gestelde opbrengst.
Nu de rechtbank in het vonnis in de strafzaak niet heeft vastgesteld dat de betreffende telefoonnummers uitsluitend aan (één van beide) verdachten toebehoorde(n), zal zij deze gestelde opbrengsten niet meerekenen als door hen genoten wederrechtelijk voordeel.
3.2.3
Contante inkomsten op grond van verklaringen van meerdere afnemers [5]
De derde pijler in de berekening van het voordeel berust op contante betalingen waarover verschillende afnemers van cocaïne hebben verklaard. Nu de berekening van deze inkomsten betrekking hebben op een periode die buiten de in het vonnis in de strafzaak bewezenverklaarde handelsperiode valt, zal de rechtbank deze gestelde inkomsten evenmin meerekenen als zijnde wederrechtelijk genoten voordeel.
3.2.3
Contante inkomsten op grond van de verklaring van [naam] [6]
In onderzoek Kosice heeft [naam] op 17 februari 2020 verklaard dat hij in de afgelopen 2 maanden voor 7.500 euro aan cocaïne heeft gekocht van twee jongens, die hij op een fotoblad herkent. Dit betreffen veroordeelde en zijn mededader. De rechtbank heeft geen reden om aan de betrouwbaarheid en de juistheid van deze verklaring te twijfelen en acht de rechtbank het aannemelijk geworden dat veroordeelde en zijn mededader een bedrag van € 7.500,- aan contante inkomsten uit cocaïnehandel hebben genoten. In het voordeel van veroordeelde worden deze inkomsten toegerekend aan de eerste twee maanden van 2020 en niet gedeeltelijk aan 2019, de periode waarin veroordeelde alleen handelde.
De rechtbank acht op grond van voornoemde berekening aannemelijk geworden dat veroordeelde samen met zijn mededader een bedrag van € 44.209,50 (€ 52.658,50 - €8449,00) + € 7.500
=€ 51.709,50 aan inkomsten uit cocaïnehandel heeft ontvangen en dat verdachte over de maanden november en december 2019 € 8449,- aan inkomsten heeft ontvangen.
Nu het dossier geen aanwijzingen bevat over de onderlinge verdeling van de opbrengsten, zal de rechtbank er vanuit gaan dat alle opbrengsten in 2020 gelijkelijk werden verdeeld. De rechtbank stelt de inkomsten van verdachte uit de handel in cocaïne vast op de helft van
€ 51.709,50 (2020) plus € 8849 (2019), derhalve € 34.703,75.
3.2.4
Kosten
In totaal hebben veroordeelde en zijn mededader € 60.158,50 ontvangen
.Onder 3.2.1 is vastgesteld dat de gemiddelde opbrengst per (tikkie)betaling € 48,13 bedroeg en dat dit nagenoeg overeenkomt met de straatprijs van 1 gram cocaïne.
Op grond daarvan acht de rechtbank aannemelijk dat veroordeelde en zijn mededader
€ 60.158,50 : € 48,13 = 1249 deals hebben gesloten en zodoende 1,249 kilogram cocaïne hebben verkocht.
Uitgaande van de verkoop van versneden cocaïne met een gangbaar versnijdingspercentage van 70%, betekent dit dat zij 1,249 : 130 x 100 = 0,96 kilogram pure cocaïne hebben ingekocht. In het voordeel van veroordeelden zal de rechtbank verder uitgaan van een maximale inkoopprijs van € 34.000,- per kilogram.
De
kostendie veroordeelden hebben gemaakt bedroegen zodoende 0,96 x € 34.000 =
€ 32.640,00
Omdat afgerond 58% van de inkomsten door veroordeelde zijn ontvangen zullen deze kosten ook voor 58% aan hem worden toegerekend, hetgeen resulteert in een bedrag aan kosten van € 18.930,00
3.2.5
Schatting van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de rechtbank aannemelijk acht dat veroordeelde
€ 34.703,75 - € 18.930,00 = 15.773,75 aan wederrechtelijk voordeel heeft genoten.
3.3
De vaststelling van de betalingsverplichting
De rechtbank is van oordeel dat aan de veroordeelde de verplichting moet worden opgelegd tot betaling aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van € 15.773,75.

4.De wettelijke voorschriften

De oplegging van de maatregel is gegrond op artikel 36e Sr.

5.De beslissing

De rechtbank:
  • stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op
  • legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling van
  • bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op 315 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. H.M. Braam, voorzitter, mr. D. ten Boer en mr.
B. Roodveldt, rechters, in tegenwoordigheid van D.D. Drost, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2021.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Districtsrecherche IJsselland, onderzoek Semita met onderzoeksnummer ON1R020028. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict, p.810 e.v.
3.Idem, p.851 e.v.
4.Idem, p.857 e.v.
5.Idem, p.858 e.v.
6.Idem, p.863 e.v.