ECLI:NL:RBOVE:2021:2791

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 juli 2021
Publicatiedatum
13 juli 2021
Zaaknummer
AWB 21/726
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van een last onder dwangsom aan de gemeente wegens overtreding van de Wet natuurbescherming met betrekking tot gebruik van een loswal

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 13 juli 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekers, wonende nabij een loswal die door de gemeente Steenwijkerland wordt geëxploiteerd, hebben handhaving gevraagd tegen het gebruik van deze loswal zonder de vereiste vergunning op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb). De gemeente had eerder een handhavingsverzoek afgewezen, maar heeft later een last onder dwangsom opgelegd gekregen van de gedeputeerde staten van Overijssel. Verzoekers hebben beroep ingesteld tegen dit besluit en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een overtreding van de Wnb, omdat de gemeente het gebruik van de loswal toestond zonder de benodigde vergunning. De rechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat er op dat moment concreet zicht op legalisatie was, aangezien de gemeente een aanvraag voor een Wnb-vergunning had ingediend. De voorzieningenrechter oordeelde dat het redelijk was om de beoordeling van deze aanvraag af te wachten, gezien de korte termijn tussen de uitspraak en de beslissing van de gedeputeerde staten over de vergunning. De rechter benadrukte dat de belangen van verzoekers bij een goede kwaliteit van hun woon- en leefomgeving in dit geval ook door de Wnb worden beschermd.

De uitspraak is gedaan door mr. J.W.M. Bunt, en er is geen mogelijkheid tot rechtsmiddel tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/726
uitspraak van de voorzieningenrechter op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
[verzoekers], wonende te [woonplaats] , verzoekers,
gemachtigde: mr. R.S. Wertheim,
en
het college van gedeputeerde staten van Overijssel, gevestigd te Zwolle, verweerder.
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
de gemeente Steenwijkerland,
hierna te noemen: de gemeente.

Procesverloop

Bij besluit van 18 augustus 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder het handhavingsverzoek van verzoekers van 18 mei 2020 afgewezen.
Bij besluit van 26 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het hiertegen door verzoekers gemaakte bezwaar gegrond verklaard en aan de gemeente een last onder dwangsom opgelegd.
Verzoekers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld, dat bij de rechtbank is geregistreerd met zaaknummer AWB 21/784. Ook hebben zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De gemeente heeft ook beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Dit beroep is bij de rechtbank geregistreerd met zaaknummer AWB 21/728.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 juni 2021. Verzoekers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door
I. Booij en H.A. Verkerk . Namens de gemeente zijn verschenen drs. J.D. Slager, F. de Graaf en J.K. de Vries.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in het bodemgeding niet.
Aanleiding
2. Bij de beoordeling van dit geschil gaat de voorzieningenrechter uit van het volgende.
2.1.
Verzoekers wonen aan de [adres 1] , vlakbij het Natura 2000-gebied ‘De Wieden’ (hierna te noemen: het Natura 2000-gebied). Op en rond het adres [adres 2] heeft de gemeente een loswal gerealiseerd. De loswal is bedoeld om te worden gebruikt voor het aanmeren van pontons en het verladen van goederen. Exploitant van de loswal is de gemeente. Voor de realisatie en exploitatie van deze loswal is nooit een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb) aangevraagd en verleend.
2.2.
Bij brief van 18 mei 2020 hebben onder meer verzoekers verweerder gevraagd om handhavend op te treden tegen het gebruik van de loswal zonder dat de daarvoor vereiste vergunning op grond van artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb is verleend. Volgens verzoekers is deze vergunning vereist, omdat het gebruik van de loswal leidt tot een toename van stikstofdepositie op het Natura 2000-gebied, zoals ook blijkt uit de toelichting bij het bestemmingsplan ‘ Giethoorn - Loswal Kerkweg ’, dat op 21 april 2020 gewijzigd is vastgesteld.
2.3.
Aan het primaire besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat, kort samengevat, op dat moment geen sprake was van overtreding van artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb, omdat ten tijde van dat besluit een verbod gold voor het conventioneel mechanisch laden en lossen op de loswal, waardoor de loswal toen niet werd gebruikt. Ook was het volgens verweerder ten tijde van het primaire besluit niet klaarblijkelijk dat een overtreding van artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb zou plaatsvinden.
2.4.
Aan het bestreden besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat wel sprake is van overtreding van artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb, omdat de gemeente het gebruik van de loswal ten tijde van dat besluit toestond. Volgens verweerder blijkt uit de AERIUS-berekening van GRAS Advies van 6 april 2020 dat de stikstofdepositie als gevolg van het gebruik van de loswal op het Natura 2000-gebied 0,01 mol/ha/jaar bedraagt. Hierdoor kunnen significante gevolgen van het gebruik van de loswal op het Natura 2000-gebied niet worden uitgesloten, zodat voor dat gebruik een vergunning op grond van artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb is vereist, aldus verweerder.
De last onder dwangsom
3. In het bestreden besluit heeft verweerder aan de gemeente de last opgelegd om de overtreding van artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb door het gebruik van de loswal binnen zes maanden na verzending van dat besluit te beëindigen en beëindigd te houden. Daarbij heeft verweerder aangegeven dat de gemeente dit kan doen door bijvoorbeeld:
- een vergunbare aanvraag in te dienen voor het gebruik van de loswal waarover voor het
verstrijken van de begunstigingstermijn duidelijkheid bestaat of verweerder voornemens is
daaraan medewerking te verlenen; of bijvoorbeeld
- het gebruik van de loswal aantoonbaar te beperken tot het niveau waarbij sprake is van een
depositie van minder dan 0,00 mol/ha/jaar en dat niveau te onderbouwen met een AERIUS-
berekening vooraf en achteraf na verloop van een jaar; of bijvoorbeeld
- het gebruik van de loswal geheel te staken en het gebruik voor derden onmogelijk te maken
behoudens voor zelfstandige projecten waarvan de stikstofdepositie wordt toegerekend aan
dit zelfstandige project; of bijvoorbeeld
op andere wijze waarbij de overtreding van artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb binnen
de begunstigingstermijn (van zes maanden na verzending van het bestreden besluit) wordt beëindigd en daarna beëindigd blijft.
Aan het niet voldoen aan de last heeft verweerder een dwangsom verbonden van € 2.500,- per constatering, met een maximum van € 25.000,-.
Het verzoek om voorlopige voorziening
4.1.
Verzoekers hebben tegen het bestreden besluit allereerst aangevoerd dat een begunstigingstermijn niet wezenlijk langer mag zijn dan noodzakelijk is om de overtreding te kunnen opheffen. Volgens verzoekers heeft verweerder bij het bepalen van de begunstigingstermijn ten onrechte de duur van het vergunningverleningsproces laten meewegen. Daarnaast kan ook het maatschappelijk belang van de loswal voor bewoners en ondernemers geen rol spelen bij de duur van de begunstigingstermijn. Verder hebben verzoekers aangevoerd dat de activiteiten die op de loswal plaatsvinden ten behoeve van [vakantiepark] ook aan de loswal moeten worden toegerekend. Ook zijn zij van mening dat de dwangsom te laag is en dat deze voor een publiekrechtelijk lichaam als een gemeente onvoldoende prikkel zal zijn om de overtreding te beëindigen. Tevens hebben verzoekers aangevoerd dat het gebruik van de loswal ook andere negatieve effecten heeft dan de toename van de stikstofdepositie op het Natura 2000-gebied.
4.2.
Verzoekers hebben de voorzieningenrechter gevraagd om verweerder te gelasten richting de gemeente te handelen alsof in het bestreden besluit een begunstigingstermijn van één week ná de uitspraak van de voorzieningenrechter, dan wel een andere te bepalen termijn, is opgenomen, dan wel een andere voorlopige voorziening te treffen die recht doet aan hun belangen.
De beoordeling van het spoedeisend belang
5. De voorzieningenrechter overweegt allereerst dat tussen partijen niet in geschil is dat het Natura 2000-gebied deel uitmaakt van de leefomgeving van verzoekers. Ook is niet in geschil dat de belangen van verzoekers bij behoud van een goede kwaliteit van hun woon- en leefomgeving zo verweven zijn met de belangen die de Wnb beoogt te beschermen, dat de betrokken normen in de Wnb in dit geval mede strekken tot bescherming van de belangen van verzoekers. De voorzieningenrechter volgt partijen hierin.
6. Verder blijkt uit de stukken en het verhandelde ter zitting dat de loswal op dit moment wordt gebruikt voor laden en lossen en dat dit gebruik leidt tot een toename van stikstofdepositie op het Natura 2000-gebied. In ieder geval zijn verweerder en verzoekers van mening dat significante gevolgen voor het Natura 2000-gebied als gevolg van deze toename van stikstofdepositie niet kunnen worden uitgesloten. Verder is niet weersproken dat het gebruik van de loswal ook andere effecten kan hebben op het Natura 2000-gebied.
De voorzieningenrechter ziet hierin voldoende reden om in dit geval spoedeisend belang aan te nemen en over te gaan tot een inhoudelijke beoordeling van het verzoek om voorlopige voorziening.
De inhoudelijke beoordeling van het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen
7. De gemeente heeft in het beroepschrift dat zij in de zaak AWB 21/728 heeft ingediend verklaard dat zij op 20 mei 2021 een aanvraag om een Wnb-vergunning bij verweerder heeft ingediend. Ter zitting hebben de gemeente en verweerder dit bevestigd. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat de gemeente ten behoeve van het gebruik van de loswal een vergunning op grond van artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb heeft gevraagd voor een stikstofdepositie op het Natura 2000-gebied van 0,07 mol/ha/jaar en dat daarbij gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid van extern salderen. Verder heeft verweerder verklaard dat inmiddels een eerste beoordeling van deze vergunningaanvraag heeft plaatsgevonden. Daaruit is verweerder gebleken dat de aanvraag voor wat betreft de stikstofdepositie waarschijnlijk akkoord kan worden bevonden. De overige gevolgen die het aangevraagde project kan hebben voor het Natura 2000-gebied moeten echter nog worden beoordeeld.
Ter zitting heeft verweerder verklaard nog ongeveer drie weken nodig te hebben om aan te kunnen geven of hij aan vergunningverlening kan meewerken.
8. De voorzieningenrechter overweegt dat uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt dat, als voor de betrokken activiteit een ontvankelijke aanvraag voor een Wnb-vergunning is ingediend, op basis waarvan het bevoegd gezag kan beoordelen of een vergunning kan worden verleend, er concreet zicht op legalisering is. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1604, rechtsoverweging 25.8.
9. Op basis van wat verweerder ter zitting heeft verklaard gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat de gemeente op 20 mei 2021 een ontvankelijke aanvraag voor een Wnb-vergunning voor de betrokken activiteit heeft ingediend, zodat om die reden inmiddels sprake is van concreet zicht op legalisering. Bovendien is rond 20 juli a.s. duidelijk of verweerder wil meewerken aan het verlenen van de gevraagde vergunning.
De voorzieningenrechter acht de door verweerder genoemde, resterende termijn van drie weken na de zitting van 29 juni 2021 voor het afronden van de beoordeling van de aanvraag niet onredelijk lang. Verder acht de voorzieningenrechter, gelet op de relatief korte termijn tussen de datum van deze uitspraak en 20 juli 2021, het redelijk om deze beoordeling door verweerder van de ingediende aanvraag af te wachten. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is niet aannemelijk geworden dat, door het gebruik van de loswal in de tijd tussen deze uitspraak en de beslissing van verweerder om wel of niet mee te werken aan de aanvraag van belanghebbende, de belangen die de Wnb beoogt te beschermen zodanig zullen worden aangetast, dat de beoordeling van de aanvraag niet kan worden afgewacht en dat verweerder om die reden moet worden opgedragen om richting de gemeente te handelen alsof in het bestreden besluit een begunstigingstermijn is opgenomen van één week na deze uitspraak. Hierbij is mede van belang dat, zoals al gezegd, ter zitting is gebleken dat de voorlopige conclusie van verweerder is dat voor wat betreft de stikstofdepositie aan vergunningverlening kan worden meegewerkt.
Conclusie
10. Op grond van het voorgaande zal de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afwijzen.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W.M. Bunt, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P.J.H. Bijleveld, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.