Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
2.De feiten
23 september 2020 weer beter te melden. [eiser] heeft vervolgens geen werkzaamheden meer voor [gedaagde] verricht.
3.Het geschil
4.De beoordeling
Uitzendkracht moet zelf opdracht geven voor het uitbetalen van vakantiedagen”. Voorts blijkt uit genoemde werkbriefjes en loonstroken niet dat wat betreft de overige door [eiser] gestelde dagen en uren salaris is betaald. De slotsom is dat het door [eiser] gevorderde achterstallige loon, zoals gespecificeerd in de e-mail van 3 september 2020 in samenhang met de door [eiser] overgelegde productie 3, vooralsnog zal worden toegewezen.
€ 1.205,47. Deze proceskosten worden vermeerderd met een bedrag aan nakosten, die worden begroot op het maximale tarief van € 120,00, indien [gedaagde] niet binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis uit eigen beweging volledig aan dit vonnis zal hebben voldaan.