[verweerder] verweert zich tegen het verzoek en stelt dat de verzochte ontbinding moet worden afgewezen. Zij voert daartoe - samengevat - het volgende aan. Sinds haar indiensttreding heeft [verweerder] bij Hometeam verschillende functies vervuld. Van meet af aan heeft de toenmalige statutair directeur [A] haar duidelijk laten merken dat, als de samenwerking met [verweerder] goed zou verlopen, er voor haar veel mogelijkheden zouden liggen bij Hometeam. Zij moest zich echter eerst nog bewijzen. Zo begon zij in de functie van Adviseur P&O. [A] zette haar al snel in op meer overstijgende, bedrijfsmatige werkzaamheden ten behoeve van de organisatie en (officieel) per 1 juni 2014 maakte zij deel uit van het MT, verantwoordelijk voor P&O en het franchiseformulemanagement. Daarbij behoorde toen ook een auto van de zaak. [A] was lovend over haar prestaties en beloonde dat met twee extra periodieken met ingang van 1 januari 2015. Ook over 2015 waardeerde [A] de prestaties van [verweerder] met één extra periodiek per 1 januari 2016. Verder ontving [verweerder] over 2015 één bruto maandsalaris als prestatiebeloning. De rol van [verweerder] in de organisatie werd steeds groter en zij ging steeds meer samenwerken met [A] op directieniveau. In verband daarmee mocht zij in het e-mailverkeer onder haar naam/handtekening de term “Directie” gebruiken. [verweerder] verzorgde vanaf 2016 de stukken die nodig waren voor de ISO- en de VCA-certificering, waarvan de Directiebeoordeling deel uitmaakte. Daarin had de besloten vennootschap Woonconcept Holding B.V. (verder te noemen: de aandeelhouder) als aandeelhouder van Hometeam kunnen lezen hoe de directie werkte en wie daarvan deel uitmaakte. In het belang van een snelle en efficiënte werkwijze, en omdat [verweerder] , na het vertrek van de heer [B] , naast [A] nog het enige MT-lid was (omdat de heer [C] als Hoofd Uitvoering had aangegeven geen beleidsmatige rol te willen vervullen en alleen aanschoof wanneer zijn inbreng gewenst was) is [verweerder] op initiatief van [A] per 12 april 2017 bij de Kamer van Koophandel (KvK) als “manager” ingeschreven met een beperkte volmacht voor specifieke handelingen en tot een beperkt bedrag. [verweerder] mocht ervan uitgaan dat [A] dit ook met de aandeelhouder had besproken. Door het vertrek van voornoemde [B] namen de taken en verantwoordelijkheden van [verweerder] opnieuw toe, doordat zij een groot deel van zijn werkzaamheden als aanspreekpunt voor Klantadvies en Financiën op verzoek van [A] overnam. [verweerder] en [A] vormden vanaf het vertrek van [B] samen de directie. De waardering van [A] voor de wijze waarop [verweerder] uitvoering heeft gegeven aan haar taken vertaalde zich in een salarisverhoging van € 5.034,00 naar € 5.350,00 per 1 januari 2018 en een aanpassing van de functieschaal en een aankondiging om daar in de loop van 2018 opnieuw naar te kijken. Op verzoek van [A] is [verweerder] in 2018 en 2019 op kosten van Hometeam ook specifieke managementopleidingen gaan volgen. Toen [A] van december 2017 tot april 2018 ziek was heeft [verweerder] , na telefonisch overleg met mevrouw [D] namens de aandeelhouder, alle lopende zaken van [A] op zich genomen. Per 1 augustus 2018 heeft [A] haar aangesteld in de functie van Directeur Bedrijfsvoering, met een salarisverhoging van € 5.511,00 naar € 8.050,00 en een indeling in salarisschaal O. Volgens [A] deed dit recht aan haar feitelijke positie sinds het vertrek van [B] . De takenverdeling van de twee directieleden is opgenomen in de directiebeoordeling 2017-2018, die in het kader van de ISO-certificering in augustus 2018 is opgesteld, en waarvan de aandeelhouder toen kennis heeft kunnen nemen. [verweerder] is per 1 september 2018 als Directeur Bedrijfsvoering in het handelsregister bij de KvK opgenomen, met een volledige volmacht. [A] en [verweerder] hebben vanaf mei 2018 gewerkt aan een functieprofiel van de Directeur Bedrijfsvoering, maar wegens onvoldoende urgentie heeft [A] deze pas op 18 juni 2019 ondertekend. [verweerder] ging ervan uit dat [A] , in zijn hoedanigheid van statutair directeur, de rol van [verweerder] als titulair directeur met de aandeelhouder had afgestemd.
Op 15 oktober 2018 werd [A] opnieuw arbeidsongeschikt en heeft [verweerder] , in samenwerking met het Hoofd Uitvoering en de Controller, weer alle lopende zaken waargenomen, zonder dat de aandeelhouder hierover met haar contact had opgenomen. [A] was niet zorgvuldig in het vastleggen van afspraken en/of beoordelings- c.q. functioneringsgesprekken.
Op 10 december 2018, nadat de aandeelhouder naar eigen zeggen pas in de gaten had gekregen dat er in Hometeam sprake was van een tweehoofdige directie, heeft de aandeelhouder zichzelf naast [A] als Algemeen Directeur benoemd, teneinde te waarborgen dat Hometeam ook tijdens de afwezigheid van [A] overeenkomstig de statuten bestuurd zou kunnen worden, daarbij voorbijgaand aan de rol van [verweerder] als Directeur Bedrijfsvoering. [verweerder] heeft zich gevoegd naar deze wijziging van de aansturing van de organisatie en er zijn in aanvulling op het directiestatuut tijdelijke afspraken gemaakt over de afbakening van de beslissings- en vertegenwoordigingsbevoegdheden van de statutaire directie en die van [verweerder] , waarin zij van de aandeelhouder/statutair directeur een volledige volmacht kreeg. Toen [A] vanaf 25 februari 2019 re-integreerde tot zijn volledige herstel op 1 augustus 2019, keerden de oude verhoudingen weer terug. [verweerder] rapporteerde als Directeur Bedrijfsvoering aan [A] en [A] onderhield als vanouds de contacten met de aandeelhouder.
November 2019 heeft [A] laten weten Hometeam te willen verlaten, waarna [verweerder] zich eerst samen met [A] heeft beziggehouden met een heldere en transparante communicatie hierover binnen de organisatie. Op 8 januari 2020 meldde [verweerder] zich ziek. Tijdens haar ziekte heeft de aandeelhouder in de plaats van [A] twee andere statutair directeuren benoemd, te weten de heren [C] en [E] . Door uitlatingen van [C] – die [verweerder] ook tijdens haar ziekte meermalen om advies vroeg – ging [verweerder] er vanuit dat zij in de functie van Directeur Bedrijfsvoering door zou kunnen gaan.
Tegen de achtergrond dat [verweerder] tijdens haar ziekte meermalen vanuit Hometeam werd benaderd voor vragen en adviezen, is het niet vreemd dat zij zich in die periode ook heeft beziggehouden met een verzoek om juridisch advies over nevenactiviteiten van [A] . Omdat ook andere werknemers van Hometeam nevenactiviteiten verrichtten (waaronder ook [C] , die voor hetzelfde bedrijf gevolmachtigde was als [A] ), was het belang van dit advies breder dan dat van [A] alleen. Na ontvangst van de factuur van de advocaat heeft [verweerder] deze alleen maar doorgestuurd naar de salarisadministratie, waarna [A] die zelf heeft geaccordeerd voor betaling.
In december 2020 constateerde de bedrijfsarts dat het herstel van [verweerder] zodanig vorderde dat zij begin februari 2021 medisch gezien weer in staat zou zijn om haar werkzaamheden op te pakken. Dat werd aan Hometeam medegedeeld. Daarop volgde echter een bericht van Hometeam dat het re-integratie niet zag zitten. Nadat Hometeam aanvankelijk aandrong op een afspraak in januari, hebben partijen uiteindelijk toch een afspraak gemaakt voor 2 februari 2021, om te praten over “mogelijke oplossingsrichtingen” in verband met het feit dat de aandeelhouder niet was gekend in de benoeming van [verweerder] als Directeur Bedrijfsvoering. Hometeam deelde mede dat zij, alvorens een re-integratietraject te starten, eerste wilde onderzoeken of het mogelijk was om afspraken te maken over een beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
Op 10 februari 2021 heeft de bedrijfsarts bericht, dat er vanaf 1 maart 2021 geen medische beperkingen voor [verweerder] meer bestaan om haar werkzaamheden te verrichten. Op 11 maart 2021 heeft Hometeam [verweerder] vrijgesteld van werkzaamheden en een ontbindingsprocedure aangekondigd.