4.4Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
Op 14 augustus 2018 doet [verdachte] (verdachte) aangifte. Hij verklaart onder meer het navolgende:
"...
Op 13 augustus 2018 iets na 22:00 uur.... De auto stond voor mijn woning. Ik woon aan [adres] .
…Op dat moment zag ik een schim op mij af komen rennen. Ik dacht, iemand wil met mij vechten.
… De persoon wilde mij echt naar de grond krijgen.
… Toen kwam er een tweede persoon bij.
… Ik lag nog op de grond en voelde een stekende pijn in mijn rug toen ik op wilde staan.
…Op mijn woning hangen camera's waarop de auto te zien was en dus ook het gevecht,
beelden hiervan heb ik al aan de politie ter beschikking gesteld.
De verstrekte camerabeelden van aangever van 13 augustus 2018 worden door verbalisant [verbalisant] bekeken. Hij relateert, onder meer, het navolgende:
22:24:41 Ik zie [verdachte] een stap in de richting van de woning zetten en tegelijkertijd naar rechts kijken. Ik zie uit deze richting een tweede persoon in beeld verschijnen.
22:24:43 Ik zie de persoon, hierna verdachte 1, op [verdachte] afrennen. Ik zie verdachte 1 [verdachte] aanvallen door middel van grijpende bewegingen naar het hoofd en hals
van [verdachte] .
22:24:44 Ik zie verdachte 1 [verdachte] rondom zijn nek pakken en naar beneden, naar de grond, trekken (ogenschijnlijk via een nek klem). Hierbij komt [verdachte] ten val.
22:24:50 Ik zie [verdachte] trachten omhoog te komen en dat verdachte 1 [verdachte] nogmaals vastpakt. Ik zie [verdachte] met zijn rechterarm een slaande beweging
richting verdachte 1 maken. De slaande beweging treft verdachte 1 niet, waarop verdachte 1 [verdachte] opnieuw tegen de grond drukt.
22:24:51 Ik zie een derde persoon in beeld verschijnen, hierna verdachte 2. Verdachte 2 komt van dezelfde zijde als verdachte 1.
Verdachte 2 loopt op ditzelfde moment richting [verdachte] en lijkt zijn rechterhand richting [verdachte] uit te strekken.
22:24:53 Ik zie verdachte 2 met zijn linkerhand naar zijn rechterhand gaan. Terwijl verdachte 1 staat en afstand neemt van [verdachte] zie ik verdachte 2 twee keer een kort trekkende beweging maken met zijn linkerhand ten opzichte van zijn rechterhand. Op basis van de aangifte kan deze beweging mogelijk geduid worden als het doorladen van een vuurwapen.
Op 29 november 2018 verklaart [naam 1] , onder meer, het navolgende:
“(
A): Ik wil graag de hele waarheid vertellen.
... De eerste keer hiervoor was denk ik de eerste week van augustus dit jaar. Ik was toen samen met de heer [verdachte] en de medeverdachte(de rechtbank begrijpt: [naam 2] ).
Op de heenweg naar Groningen reed ik. Ik zag toen dat [verdachte] iets op zijn telefoon had geschreven en dat aan de medeverdachte liet zien. Achteraf bleek dit het plan te zijn wat we later hebben uitgevoerd, namelijk het in scène zetten van de aanslag op [verdachte] ....Een tijdje later zijn wij weer naar Groningen gegaan. Dat was volgens mij op 11 augustus 2018, twee dagen voor het uitvoeren van het plan. In Groningen hebben we het plan van de aanslag op de heer [verdachte] doorgesproken. Dit was samen met de medeverdachte en de heer [verdachte] .
(V): Wie heeft het plan bedacht?(A): De heer [verdachte] zelf. Dat plan heeft hij aan mij en de medeverdachte voorgelegd. Wij hebben dat vervolgens op 13 augustus 2018 uitgevoerd.…
Na het doorspreken van het plan zijn we op verzoek van de heer [verdachte] naar een winkelgegaan om maskers te halen.
(V): Waarom hebben jullie ervoor gekozen om maskers te dragen.(A): Omdat wij wisten dat de er camera’s aan het huis van de heer [verdachte] hingen....Op 13 augustus 2018 rond 22:00 uur reden we in de richting van het huis van de heer [verdachte] . [naam 2] en ik waren wat te laat. We hebben de heer [verdachte] nog een berichtje gedaan: We zijn 5 minuten later”. De heer [verdachte] antwoorde met een: Oké, gevolgd door een lachende smiley.
…
Bij het huis aangekomen ging alles volgens plan. De heer [verdachte] stond buiten voor zijn huis. We zouden toeslaan op het moment dat de heer [verdachte] zijn auto op slot zou klikken. [naam 2] heeft hem vervolgens in een nek klem gelegd. Dit was vooraf ook afgesproken omdat hij de grootste was. Ik kwam toen met een leeg wapen aan lopen. Ik weet zeker dat het wapen leeg was. Het was van tevoren leeggehaald, dit had ik gezien. Dit had de heer [verdachte] zelf gedaan. Ik weet niet wat voor wapen het was. Het was een pistool.
…
Ik zag dat [naam 2] de heer [verdachte] aanviel. Ik heb toen ongeveer 10 seconden gewacht tot zij op de grond vielen. Terwijl zij nog in worsteling waren ben ik met het wapen naar de heer [verdachte] gegaan en het op hem gericht en doorgeladen. Daarna zijn wij met z’n tweeën weer weggerend.…
(V): Op de beelden lijkt het erop alsof het wapen werd doorgeladen.(A): Dat klopt(V): Hoe vaak?(A): Een keer.…(V): Van wie heb je het wapen gekregen?(A): Van de heer [verdachte] .
Op 7 januari 2019 verklaart [naam 2] , onder meer, het navolgende:
“...
een week voor het gebeuren waren [naam 1](de rechtbank begrijpt: [naam 1] ),
[verdachte](de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte] )
en ik in Amsterdam. [verdachte] liet mij toen zijn telefoon zien en ik zag dat er op het scherm een kladblok notitie zat. In datbericht stond dat hij een liquidatie poging wilde gaan opzetten op hem gericht om “de ogen weer die kant op te krijgen”. Ik begreep daaruit dat hij dus kennelijk iets in scène wilde zetten.…(V): Heb je overwogen om Nee te zeggen?(A): Nee, als de General dat vraagt dan doe je dat. Ik ben “maar” een prospect.(V): Hoe zijn de plannen verder uitgedacht?(A): De dagen erna kwam [verdachte] met het idee dat het op de parkeerplaats bij zijn huis zou moeten gebeuren. [verdachte] heeft namelijk camera’s bij zijn huis hangen die zouden alles dan opnemen. Het was de bedoeling dat ik [verdachte] zou aanvallen en dat [naam 1] zogenaamd zou schieten.
… [verdachte] zou bij zijn auto staan om iets uit de auto te pakken. Op het moment dat hij terug naar de auto zou lopen zouden we hem pakken.
…(V): Hoe kreeg [naam 1] de beschikking over een wapen?(A): Dat was op de dag zelf bij [verdachte] in de woning. [verdachte] heeft een pistool van boven gehaald. Het was een klein zilverkleurig wapen met een zwart handvat. [verdachte] haalde de houder eruit en daarna de patronen uit de houder. De patronen deed hij in een sok. Hij haalde de slede een paar maal naar achteren om te laten zien dat het wapen ontladen was. Het liet zelfs nog aan [naam 1] zien hoe je het wapen doorlaadde om te doen alsof het weigerde en hoe je daarna weer laadde. Daarna gaf hij het wapen aan [naam 1] mee.
(V): Hoe ontstaat het idee voor de maskers en handschoenen?(A): We weten natuurlijk dat er camera’s hangen en dat we herkent zouden kunnen worden. Tevens hielden we rekening met het feit dat de vrouw van [verdachte] naar buiten zou kunnen komen. Daarom wilden we maskers hebben.
(V): Wie heeft de maskers betaald?
(A): Ik kreeg het geld van [verdachte] .
…Ik heb [verdachte] met mijn telefoon een WhatsApp bericht gestuurd. Ik heb daarin gezegd dat ik vijf minuten later bij Marra zou zijn....
Toen we aan kwamen lopen zag ik dat [verdachte] al bij zijn auto stond.
We renden op [verdachte] af. …. Daarna greep ik hem om zijn nek.
…Terwijl ik op de grond lag met hem kwam [naam 1] er aan een richtte het wapen op [verdachte] . [naam 1] had een plastic zak over het wapen gedaan. Dit moest van [verdachte] zodat het professioneler zou lijken. [naam 1] deed net of hij schoot en het wapen weigerde. Daarna laadde hij zogenaamd nog een keer door en schoot nog een keer en het weigerde weer.…(V): In jouw telefoon vonden we Whatsapp berichten verzonden door het account [telefoonnummer] @s.whatsapp.net [bijnaam] op 11 augustus 2018 te 13.09 uur met als teksten “Doe je ding”, “Dat ene wat ik je zei” en “Moet zondag gebeuren”. Jij reageert daarop met de tekst: Oké morgen dus”. Hij reageert dan met de tekst: “Of maandag” Waar gaat dit over?
(A)Dat gaat dus over die liquidatie die op zondag of maandag moest plaatsvinden.
Uit onderzoek is gebleken dat verdachte de gebruiker is van het telefoonnummer [telefoonnummer] .
Fair Trial ~ artikel 6 Europees Verdrag van Rechten van de Mens
Door de raadsman is het verweer gevoerd dat de verklaring van [naam 1] , afgelegd bij de politie op 23 juni 2020 van het bewijs uitgesloten dient te worden, nu de verdediging niet bij dit verhoor aanwezig heeft kunnen zijn en geen vragen aan hem heeft kunnen stellen.
Nu deze verklaring niet voor het bewijs wordt gebezigd behoeft dit verweer geen bespreking.
Openlijk geweld in vereniging
De rechtbank stelt op grond van voornoemde bewijsmiddelen allereerst vast dat er op
13 augustus 2018 in Zwolle aan de [locatie] openlijk geweld tegen verdachte is gepleegd. [naam 1] en [naam 2] hebben verdachte immers voor zijn woning aangevallen. Dit wordt door de verdediging ook niet betwist.
Uitlokking
Met betrekking tot de rol van verdachte overweegt de rechtbank het navolgende.
De rechtbank heeft geconstateerd dat [naam 2] op 18 mei 2021 zijn verklaring heeft bijgesteld. [naam 2] heeft in afwijking van zijn eerdere verklaring naar voren gebracht dat verdachte niet zelf het openlijk geweld heeft uitgelokt. [naam 2] heeft twee anderen als ‘organisatoren’ van de aanslag aangewezen. [naam 2] heeft op 18 mei 2021 bovendien verklaard dat hij verdachte voor het laatst in 2019 heeft gesproken. De rechtbank acht deze latere verklaring van [naam 2] ongeloofwaardig gelet op het mutatierapport van 13 mei 2021. Uit dit mutatierapport blijkt dat [naam 2] op 13 mei 2021 over de schutting klimt en bij de schuur behorende bij de woning van verdachte aan de [adres] naar binnen gaat. In deze schuur staat een bed en het blijkt dat [naam 2] hier onderdak heeft. Dit komt niet overeen met de verklaring van [naam 2] waarbij hij heeft benoemd dat hij verdachte lange tijd niet heeft gesproken. De rechtbank gaat dan ook uit van de juistheid van de eerste verklaring van [naam 2] .
Voor wat betreft de door de raadsman naar voren gebrachte Whats Appberichten van 7 en
9 februari 2021 overweegt de rechtbank dat uit deze berichten niet onomstotelijk valt vast te stellen dat de door [naam 1] en [naam 2] in eerste instantie bij de politie afgelegde verklaringen niet de waarheid bevatten.
De rechtbank is van oordeel dat uit de voornoemde bewijsmiddelen volgt dat verdachte
[naam 1] en [naam 2] als ‘general’ van [stichting] heeft benaderd om een aanslag op hemzelf in scène te zetten. Daartoe heeft verdachte onder meer:
* gebruik gemaakt van zijn rol als ‘general’, terwijl [naam 1] en [naam 2] prospects waren;
* [naam 1] en [naam 2] instructies gegeven op welk moment, hoe en waar dit geweld gepleegd moest worden;
* [naam 1] en [naam 2] geld gegeven om maskers te kopen;
* [naam 1] een vuurwapen overhandigd om dit te gebruiken en aan hem getoond hoe hij dit vuurwapen door kon laden.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het op 13 augustus 2018 gepleegde openlijk geweld in de periode van 29 juli 2018 tot en met 13 augustus 2018 in Nederland opzettelijk heeft uitgelokt.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 2 is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende. Weliswaar is door [naam 1] en [naam 2] verklaard over het gebruik van een vuurwapen, echter is niet vast te stellen tot welke verboden categorie van de Wet wapens en munitie dit behoort. Bij gebrek aan enige objectieve informatie omtrent dit vuurwapen is de rechtbank van oordeel dat van dit tenlastegelegde feit vrijgesproken moet worden.