ECLI:NL:RBOVE:2021:2746

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 juli 2021
Publicatiedatum
12 juli 2021
Zaaknummer
08-163235-19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor het in scène zetten van een aanslag op zichzelf met geweld en vuurwapen

Op 12 juli 2021 heeft de Rechtbank Overijssel in Zwolle uitspraak gedaan in de zaak tegen een 35-jarige man, die werd beschuldigd van het in scène zetten van een aanslag op zichzelf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man opzettelijk openlijk geweld heeft uitgelokt door twee medeverdachten te instrueren en te betalen voor het uitvoeren van deze aanslag. De feiten vonden plaats tussen 29 juli en 13 augustus 2018, waarbij de man getuigen had die het geweld zagen plaatsvinden, inclusief het gebruik van een vuurwapen. De rechtbank heeft de verklaringen van de medeverdachten, die onder druk van de verdachte handelden, als bewijs gebruikt. De verdachte ontkende de beschuldigingen en zijn raadsman pleitte voor vrijspraak, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte als 'general' van een motorclub de medeverdachten had aangestuurd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarbij de ernst van het feit en de impact op de omgeving zwaar hebben meegewogen in de beslissing. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het tweede tenlastegelegde feit, namelijk het voorhanden hebben van een vuurwapen, omdat er onvoldoende bewijs was voor de aard van het wapen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-163235-19 (P)
Datum vonnis: 12 juli 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte]
,
geboren op [geboortedatum] 1985 in [geboorteplaats] ,
wonende in [adres] ,
thans verblijvende: P.I. Zwolle Zuid 1 te Zwolle.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 08 februari 2021 en van 28 juni 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. H.M. Venselaar en van hetgeen door de raadsman van verdachte
mr. J.J.D. van Doleweerd, advocaat te Amersfoort, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:in de periode van 29 juli 2018 tot en met 13 augustus 2018 in Nederland opzettelijk openlijk geweld gepleegd op 13 augustus 2018 in Zwolle tegen zichzelf heeft uitgelokt;
feit 2:op 13 augustus 2018 in Zwolle samen met anderen een verboden vuurwapen voorhanden heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
[naam 1] en/of [naam 2] op of omstreeks 13 augustus 2018 in Zwolle, in de gemeente Zwolle, in elk geval in Nederland, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de [locatie] , in elk geval op of aan een openbare weg, in vereniging geweld hebben gepleegd tegen [verdachte] , welk geweld bestond uit:
- het dragen van (gezichtsbedekkende) maskers,
- het één of meermalen met (enige snelheid) voornoemde [verdachte] van achteren en/of van de zijkant benaderen,
- het één of meermalen voornoemde [verdachte] (stevig) vast grijpen en/of pakken,
- het op de grond gooien en/of trekken van voornoemde [verdachte] door middel van een nekklem en/of een (stevige) greep om de nek,
- het op de grond vasthouden van voornoemde [verdachte] ,
- het één of meermalen (van korte afstand), op en/of in de richting van voornoemde [verdachte] met een (hand)vuurwapen en/of een op een (hand)vuurwapen gelijkend voorwerp richten en/of
- het één of meermalen op voornoemde [verdachte] met een (hand)vuurwapen (gericht) proberen te schieten en/of te vuren, welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode tussen 29 juli 2018 tot en met 13 augustus 2018 te Zwolle en/of Kampen en/of Groningen en/of Amsterdam, althans in Nederland opzettelijk heeft uitgelokt door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging en/of misleiding en/of het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen, te weten door:
- als generaal en/of general en/of leidinggevende van de (motor)club en/of groepering en/of stichting ‘ [stichting] ’ het bevel te geven aan en/of te zeggen tegen voornoemde [naam 1] en [naam 2] dat zij voornoemd misdrijf (tegen hem) moesten uitvoeren,
- één of meermalen tegen/aan voornoemde [naam 1] en [naam 2] te zeggen en/of uit te leggen hoe zij voornoemd misdrijf op de beste en/of meest effectieve manier konden en/of moesten uitvoeren
- voornoemde [naam 1] en [naam 2] te informeren dat er (werkende) (beveiligings)camera’s voor zijn woning hingen, waarop het tegen hem, verdachte, te plegen geweld op vastgelegd diende te worden,
- geld te geven en/of te beloven aan voornoemde [naam 1] en [naam 2] voor de aankoop van twee maskers en/of twee paar handschoenen,
- te zeggen en/of te beloven dat voornoemde [naam 1] en [naam 2] niet zouden lijden onder de gevolgen van het uitvoeren van voornoemd misdrijf,
- via WhatsApp messenger één of meer berichten te sturen aan voornoemde [naam 1] en/of [naam 2] met de inhoud “Doe je ding” en/of “Dat ene wat ik je zei” en/of “Moet zondag gebeuren” en/of “Of Maandag”.
- buiten en/of voor zijn huis en/of in de buurt van zijn auto en/of in het zicht van (zijn) (beveiligings)camera’s en/of op de openbare weg en/of op of omstreeks een afgesproken tijd klaar te gaan staan en/of
- een vuurwapen te ontdoen van munitie en/of dat/een vuurwapen aan voornoemde [naam 1] te overhandigen en/of voor te doen hoe een/dat vuurwapen kon worden doorgeladen;
2.
hij op of omstreeks 13 augustus 2018 in Zwolle, in de gemeente Zwolle, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, een vuurwapen van categorie II en/of een vuurwapen en/of een pistool van categorie III, voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft – overeenkomstig een aan de rechtbank overgelegd op schrift gesteld requisitoir – zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 en 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Ter onderbouwing van de bewezenverklaring voor het door verdachte uitlokken van openlijk geweld en voorzien van gelegenheid, inlichtingen en middelen en het voorhanden hebben van een vuurwapen heeft zij onder meer gewezen op de verklaringen van [naam 1] en
[naam 2] afgelegd bij de politie en de camerabeelden, gemaakt bij de woning van verdachte. Dat [naam 1] en [naam 2] destijds de waarheid verteld hebben, blijkt volgens de officier van justitie uit het getapte gesprek op 28 november 2018 dat [naam 1] vanuit de P.I. voerde met
[naam 2] , de aangetroffen Whats Appberichten en dat zij onafhankelijk van elkaar hetzelfde verhaal hebben verteld en geen zelfstandig motief hadden. De door [naam 2] recent afgelegde verklaring bij de rechter-commissaris acht de officier van justitie volstrekt ongeloofwaardig.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een algehele vrijspraak bepleit.
De raadsman heeft allereerst aangevoerd dat de verklaring van [naam 1] , afgelegd op
23 juni 2021 bij de politie, uitgesloten moet worden van het bewijs wegens schending van fair trial en equality of arms. De beginselen van een goede procesorde zijn door het Openbaar Ministerie geschonden door de verdediging niet uit te nodigen om bij dit verhoor aanwezig te zijn en deze verklaring slechts enkele dagen voor de zitting te verstrekken.
Ter onderbouwing van de betoogde vrijspraak heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte ontkent het openlijk geweld uitgelokt te hebben. Daarnaast heeft de raadsman gewezen op de verklaringen van [naam 2] en [naam 1] en gesteld dat deze getuigen niet de volledige waarheid hebben verteld. Dit blijkt onder meer uit de Whats Appberichten van 7 en
9 februari 2021. Uit deze berichten komt naar voren dat een derde persoon “ [naam 3] ” betrokken is bij het plan.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
Bewijsmiddelen [1]
Op 14 augustus 2018 doet [verdachte] (verdachte) aangifte. Hij verklaart onder meer het navolgende:
"...
Op 13 augustus 2018 iets na 22:00 uur.... De auto stond voor mijn woning. Ik woon aan [adres] .
…Op dat moment zag ik een schim op mij af komen rennen. Ik dacht, iemand wil met mij vechten.
… De persoon wilde mij echt naar de grond krijgen.
… Toen kwam er een tweede persoon bij.
… Ik lag nog op de grond en voelde een stekende pijn in mijn rug toen ik op wilde staan. [2]
…Op mijn woning hangen camera's waarop de auto te zien was en dus ook het gevecht,
beelden hiervan heb ik al aan de politie ter beschikking gesteld. [3]
De verstrekte camerabeelden van aangever van 13 augustus 2018 worden door verbalisant [verbalisant] bekeken. Hij relateert, onder meer, het navolgende:
22:24:41 Ik zie [verdachte] een stap in de richting van de woning zetten en tegelijkertijd naar rechts kijken. Ik zie uit deze richting een tweede persoon in beeld verschijnen.
22:24:43 Ik zie de persoon, hierna verdachte 1, op [verdachte] afrennen. Ik zie verdachte 1 [verdachte] aanvallen door middel van grijpende bewegingen naar het hoofd en hals
van [verdachte] .
22:24:44 Ik zie verdachte 1 [verdachte] rondom zijn nek pakken en naar beneden, naar de grond, trekken (ogenschijnlijk via een nek klem). Hierbij komt [verdachte] ten val.
22:24:50 Ik zie [verdachte] trachten omhoog te komen en dat verdachte 1 [verdachte] nogmaals vastpakt. Ik zie [verdachte] met zijn rechterarm een slaande beweging
richting verdachte 1 maken. De slaande beweging treft verdachte 1 niet, waarop verdachte 1 [verdachte] opnieuw tegen de grond drukt.
22:24:51 Ik zie een derde persoon in beeld verschijnen, hierna verdachte 2. Verdachte 2 komt van dezelfde zijde als verdachte 1.
Verdachte 2 loopt op ditzelfde moment richting [verdachte] en lijkt zijn rechterhand richting [verdachte] uit te strekken.
22:24:53 Ik zie verdachte 2 met zijn linkerhand naar zijn rechterhand gaan. Terwijl verdachte 1 staat en afstand neemt van [verdachte] zie ik verdachte 2 twee keer een kort trekkende beweging maken met zijn linkerhand ten opzichte van zijn rechterhand. Op basis van de aangifte kan deze beweging mogelijk geduid worden als het doorladen van een vuurwapen. [4]
Op 29 november 2018 verklaart [naam 1] , onder meer, het navolgende:
“(
A): Ik wil graag de hele waarheid vertellen.
... De eerste keer hiervoor was denk ik de eerste week van augustus dit jaar. Ik was toen samen met de heer [verdachte] en de medeverdachte(de rechtbank begrijpt: [naam 2] ).
Op de heenweg naar Groningen reed ik. Ik zag toen dat [verdachte] iets op zijn telefoon had geschreven en dat aan de medeverdachte liet zien. Achteraf bleek dit het plan te zijn wat we later hebben uitgevoerd, namelijk het in scène zetten van de aanslag op [verdachte] ....Een tijdje later zijn wij weer naar Groningen gegaan. Dat was volgens mij op 11 augustus 2018, twee dagen voor het uitvoeren van het plan. In Groningen hebben we het plan van de aanslag op de heer [verdachte] doorgesproken. Dit was samen met de medeverdachte en de heer [verdachte] .
(V): Wie heeft het plan bedacht?(A): De heer [verdachte] zelf. Dat plan heeft hij aan mij en de medeverdachte voorgelegd. Wij hebben dat vervolgens op 13 augustus 2018 uitgevoerd.
Na het doorspreken van het plan zijn we op verzoek van de heer [verdachte] naar een winkelgegaan om maskers te halen. [5]
(V): Waarom hebben jullie ervoor gekozen om maskers te dragen.(A): Omdat wij wisten dat de er camera’s aan het huis van de heer [verdachte] hingen....Op 13 augustus 2018 rond 22:00 uur reden we in de richting van het huis van de heer [verdachte] . [naam 2] en ik waren wat te laat. We hebben de heer [verdachte] nog een berichtje gedaan: We zijn 5 minuten later”. De heer [verdachte] antwoorde met een: Oké, gevolgd door een lachende smiley.
Bij het huis aangekomen ging alles volgens plan. De heer [verdachte] stond buiten voor zijn huis. We zouden toeslaan op het moment dat de heer [verdachte] zijn auto op slot zou klikken. [naam 2] heeft hem vervolgens in een nek klem gelegd. Dit was vooraf ook afgesproken omdat hij de grootste was. Ik kwam toen met een leeg wapen aan lopen. Ik weet zeker dat het wapen leeg was. Het was van tevoren leeggehaald, dit had ik gezien. Dit had de heer [verdachte] zelf gedaan. Ik weet niet wat voor wapen het was. Het was een pistool.
Ik zag dat [naam 2] de heer [verdachte] aanviel. Ik heb toen ongeveer 10 seconden gewacht tot zij op de grond vielen. Terwijl zij nog in worsteling waren ben ik met het wapen naar de heer [verdachte] gegaan en het op hem gericht en doorgeladen. Daarna zijn wij met z’n tweeën weer weggerend.
(V): Op de beelden lijkt het erop alsof het wapen werd doorgeladen.(A): Dat klopt(V): Hoe vaak?(A): Een keer.(V): Van wie heb je het wapen gekregen?(A): Van de heer [verdachte] . [6]
Op 7 januari 2019 verklaart [naam 2] , onder meer, het navolgende:
“...
een week voor het gebeuren waren [naam 1](de rechtbank begrijpt: [naam 1] ),
[verdachte](de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte] )
en ik in Amsterdam. [verdachte] liet mij toen zijn telefoon zien en ik zag dat er op het scherm een kladblok notitie zat. In datbericht stond dat hij een liquidatie poging wilde gaan opzetten op hem gericht om “de ogen weer die kant op te krijgen”. Ik begreep daaruit dat hij dus kennelijk iets in scène wilde zetten.(V): Heb je overwogen om Nee te zeggen?(A): Nee, als de General dat vraagt dan doe je dat. Ik ben “maar” een prospect.(V): Hoe zijn de plannen verder uitgedacht?(A): De dagen erna kwam [verdachte] met het idee dat het op de parkeerplaats bij zijn huis zou moeten gebeuren. [verdachte] heeft namelijk camera’s bij zijn huis hangen die zouden alles dan opnemen. Het was de bedoeling dat ik [verdachte] zou aanvallen en dat [naam 1] zogenaamd zou schieten.
… [verdachte] zou bij zijn auto staan om iets uit de auto te pakken. Op het moment dat hij terug naar de auto zou lopen zouden we hem pakken.
(V): Hoe kreeg [naam 1] de beschikking over een wapen?(A): Dat was op de dag zelf bij [verdachte] in de woning. [verdachte] heeft een pistool van boven gehaald. Het was een klein zilverkleurig wapen met een zwart handvat. [verdachte] haalde de houder eruit en daarna de patronen uit de houder. De patronen deed hij in een sok. Hij haalde de slede een paar maal naar achteren om te laten zien dat het wapen ontladen was. Het liet zelfs nog aan [naam 1] zien hoe je het wapen doorlaadde om te doen alsof het weigerde en hoe je daarna weer laadde. Daarna gaf hij het wapen aan [naam 1] mee.
(V): Hoe ontstaat het idee voor de maskers en handschoenen?(A): We weten natuurlijk dat er camera’s hangen en dat we herkent zouden kunnen worden. Tevens hielden we rekening met het feit dat de vrouw van [verdachte] naar buiten zou kunnen komen. Daarom wilden we maskers hebben. [7]
(V): Wie heeft de maskers betaald?
(A): Ik kreeg het geld van [verdachte] . [8]
Ik heb [verdachte] met mijn telefoon een WhatsApp bericht gestuurd. Ik heb daarin gezegd dat ik vijf minuten later bij Marra zou zijn....
Toen we aan kwamen lopen zag ik dat [verdachte] al bij zijn auto stond.
We renden op [verdachte] af. …. Daarna greep ik hem om zijn nek.
…Terwijl ik op de grond lag met hem kwam [naam 1] er aan een richtte het wapen op [verdachte] . [naam 1] had een plastic zak over het wapen gedaan. Dit moest van [verdachte] zodat het professioneler zou lijken. [naam 1] deed net of hij schoot en het wapen weigerde. Daarna laadde hij zogenaamd nog een keer door en schoot nog een keer en het weigerde weer.(V): In jouw telefoon vonden we Whatsapp berichten verzonden door het account [telefoonnummer] @s.whatsapp.net [bijnaam] op 11 augustus 2018 te 13.09 uur met als teksten “Doe je ding”, “Dat ene wat ik je zei” en “Moet zondag gebeuren”. Jij reageert daarop met de tekst: Oké morgen dus”. Hij reageert dan met de tekst: “Of maandag” Waar gaat dit over? [9]
(A)Dat gaat dus over die liquidatie die op zondag of maandag moest plaatsvinden. [10]
Uit onderzoek is gebleken dat verdachte de gebruiker is van het telefoonnummer [telefoonnummer] . [11]
Bewijsoverwegingen
Fair Trial ~ artikel 6 Europees Verdrag van Rechten van de Mens
Door de raadsman is het verweer gevoerd dat de verklaring van [naam 1] , afgelegd bij de politie op 23 juni 2020 van het bewijs uitgesloten dient te worden, nu de verdediging niet bij dit verhoor aanwezig heeft kunnen zijn en geen vragen aan hem heeft kunnen stellen.
Nu deze verklaring niet voor het bewijs wordt gebezigd behoeft dit verweer geen bespreking.
Openlijk geweld in vereniging
De rechtbank stelt op grond van voornoemde bewijsmiddelen allereerst vast dat er op
13 augustus 2018 in Zwolle aan de [locatie] openlijk geweld tegen verdachte is gepleegd. [naam 1] en [naam 2] hebben verdachte immers voor zijn woning aangevallen. Dit wordt door de verdediging ook niet betwist.
Uitlokking
Met betrekking tot de rol van verdachte overweegt de rechtbank het navolgende.
De rechtbank heeft geconstateerd dat [naam 2] op 18 mei 2021 zijn verklaring heeft bijgesteld. [naam 2] heeft in afwijking van zijn eerdere verklaring naar voren gebracht dat verdachte niet zelf het openlijk geweld heeft uitgelokt. [naam 2] heeft twee anderen als ‘organisatoren’ van de aanslag aangewezen. [naam 2] heeft op 18 mei 2021 bovendien verklaard dat hij verdachte voor het laatst in 2019 heeft gesproken. De rechtbank acht deze latere verklaring van [naam 2] ongeloofwaardig gelet op het mutatierapport van 13 mei 2021 [12] . Uit dit mutatierapport blijkt dat [naam 2] op 13 mei 2021 over de schutting klimt en bij de schuur behorende bij de woning van verdachte aan de [adres] naar binnen gaat. In deze schuur staat een bed en het blijkt dat [naam 2] hier onderdak heeft. Dit komt niet overeen met de verklaring van [naam 2] waarbij hij heeft benoemd dat hij verdachte lange tijd niet heeft gesproken. De rechtbank gaat dan ook uit van de juistheid van de eerste verklaring van [naam 2] .
Voor wat betreft de door de raadsman naar voren gebrachte Whats Appberichten van 7 en
9 februari 2021 overweegt de rechtbank dat uit deze berichten niet onomstotelijk valt vast te stellen dat de door [naam 1] en [naam 2] in eerste instantie bij de politie afgelegde verklaringen niet de waarheid bevatten.
De rechtbank is van oordeel dat uit de voornoemde bewijsmiddelen volgt dat verdachte
[naam 1] en [naam 2] als ‘general’ van [stichting] heeft benaderd om een aanslag op hemzelf in scène te zetten. Daartoe heeft verdachte onder meer:
* gebruik gemaakt van zijn rol als ‘general’, terwijl [naam 1] en [naam 2] prospects waren;
* [naam 1] en [naam 2] instructies gegeven op welk moment, hoe en waar dit geweld gepleegd moest worden;
* [naam 1] en [naam 2] geld gegeven om maskers te kopen;
* [naam 1] een vuurwapen overhandigd om dit te gebruiken en aan hem getoond hoe hij dit vuurwapen door kon laden.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het op 13 augustus 2018 gepleegde openlijk geweld in de periode van 29 juli 2018 tot en met 13 augustus 2018 in Nederland opzettelijk heeft uitgelokt.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 2 is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende. Weliswaar is door [naam 1] en [naam 2] verklaard over het gebruik van een vuurwapen, echter is niet vast te stellen tot welke verboden categorie van de Wet wapens en munitie dit behoort. Bij gebrek aan enige objectieve informatie omtrent dit vuurwapen is de rechtbank van oordeel dat van dit tenlastegelegde feit vrijgesproken moet worden.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
[naam 1] en [naam 2] op 13 augustus 2018 in Zwolle, in de gemeente Zwolle, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de [locatie] , in vereniging geweld hebben gepleegd tegen [verdachte] , welk geweld bestond uit:
- het dragen van (gezichtsbedekkende) maskers,
- het met (enige snelheid) voornoemde [verdachte] van de zijkant benaderen,
- het één of meermalen voornoemde [verdachte] (stevig) vastgrijpen,
- het op de grond gooien van voornoemde [verdachte] door middel van een nekklem,
- het op de grond vasthouden van voornoemde [verdachte] ,
- het één of meermalen (van korte afstand), op voornoemde [verdachte] met een (hand)vuurwapen richten,
welk misdrijf verdachte in de periode tussen 29 juli 2018 tot en met 13 augustus 2018 in Nederland opzettelijk heeft uitgelokt door, misbruik van gezag en het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen, te weten door:
- als general van de club of stichting ‘ [stichting] ’ het bevel te geven aan en te zeggen tegen voornoemde [naam 1] en [naam 2] dat zij voornoemd misdrijf (tegen hem) moesten uitvoeren,
- tegen voornoemde [naam 1] en [naam 2] te zeggen en uit te leggen hoe zij voornoemd misdrijf op de beste en meest effectieve manier konden en moesten uitvoeren,
- voornoemde [naam 1] en [naam 2] te informeren dat er (werkende) (beveiligings)camera’s voor zijn woning hingen, waarop het tegen hem, verdachte, te plegen geweld op vastgelegd diende te worden,
- geld te geven aan voornoemde [naam 1] en [naam 2] voor de aankoop van twee maskers,
- te zeggen dat voornoemde [naam 1] en [naam 2] niet zouden lijden onder de gevolgen van het uitvoeren van voornoemd misdrijf,
- via WhatsApp messenger berichten te sturen aan voornoemde [naam 2] met de inhoud “Doe je ding” en “Dat ene wat ik je zei” en “Moet zondag gebeuren” en “Of Maandag”,
- buiten en voor zijn huis en in de buurt van zijn auto en in het zicht van (zijn) (beveiligings)camera’s op de openbare weg en op een afgesproken tijd klaar te gaan staan en
- een vuurwapen te ontdoen van munitie en dat vuurwapen aan voornoemde [naam 1] te overhandigen en voor te doen hoe dat vuurwapen kon worden doorgeladen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47 en 141 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
Onder 1:
Opzettelijk uitlokken van het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft rekening houdend met het feit dat verdachte:
- geen verantwoordelijkheid heeft genomen;
- zijn eigen omgeving alsmede politie en justitie om de tuin heeft geleid en
- recent gedetineerd is geraakt wegens een verdenking van een gewapende overval op een woning en verboden wapenbezit,
gevorderd aan verdachte 6 maanden gevangenisstraf op te leggen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de officier van justitie met haar strafeis het advies van de reclassering volledig naast zich neer heeft gelegd. Daarnaast heeft de raadsman opgemerkt dat er sprake is van een nieuwe verdenking tegen verdachte en dat hij nog niet schuldig is bevonden. Het meewegen van deze verdenking is daarom niet aan de orde.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Ernst van het strafbare feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het uitlokken van openlijk geweld gepleegd tegen hemzelf. Voor deze in scène gezette aanslag heeft verdachte, als general van [stichting] , aan twee prospects van deze club beloftes gedaan als zij op 13 augustus 2018 hem voor zijn woning aan de [locatie] in Zwolle aan zouden vallen. Op 13 augustus 2018 is verdachte rond 22:00 uur daadwerkelijk door de twee prospects aangevallen, waarbij er ook een vuurwapen is getoond. De vriendin van verdachte en diverse buren zijn daarvan getuige geweest. Dit aanschouwen heeft bij hen en de overige bewoners van de woonwijk gevoelens van onrust veroorzaakt. Verdachte heeft vervolgens van het openlijk geweld aangifte gedaan. In de media is ook de nodige aandacht voor dit geweldsincident geweest. Enkele maanden na hun aanhouding hebben de prospects verklaard dat het verdachte is geweest die dit plan heeft bedacht. Verdachte heeft tot aan de inhoudelijke behandeling van zijn strafzaak niet willen verklaren over de gang van zaken, waardoor politie en justitie geruime tijd in het duister getast hebben. De rechtbank acht het handelen van verdachte extra laakbaar, nu het naast het veroorzaken van traumatische ervaringen bij niet-wetende burgers ook gezorgd heeft voor een onnodige belasting van het strafvorderlijke apparaat.
Persoon van verdachte
Uit het uittreksel justitiële documentatie van 10 juni 2021 blijkt dat verdachte diverse malen eerder is veroordeeld. Daarbij is ook van belang dat verdachte op 31 mei 2021 een strafbeschikking heeft ontvangen wegens het overtreden van artikel 107 Wegenverkeerswet 1994. De reclassering heeft op 25 januari 2021 gerapporteerd over verdachte. Hieruit komt naar voren dat hij van jongs af aan al betrokken is bij criminaliteit. Hij vreest in opdracht van zijn moeder vermoord te worden, omdat hij te veel zou weten. Verdachte is in 2015 gediagnosticeerd met een antisociale persoonlijkheidsstoornis en depressieve stoornis en slikt al 16 jaar kalmeringsmiddelen om paniekklachten te dempen. Hij heeft een vriendin en
6 kinderen.
Strafoplegging
Gezien de ernst van het gepleegde feit kan er naar het oordeel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De aard van het strafbare feit zou door een lichtere strafrechtelijke afdoening miskend worden. Bijzondere (persoonlijke) omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden, acht de rechtbank niet van toepassing. De rechtbank acht gelet op vergelijkbare strafzaken en de straffen opgelegd aan de plegers van het openlijk geweld, een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast is het artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het 1 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het onder 1 bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 1 Opzettelijk uitlokken van het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.E. Schaap, voorzitter, mr. G.H. Meijer en mr. J. de Ruiter, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Doornwaard, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2021.
Buiten staat
Mr. De Ruiter is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Oost-Nederland met onderzoeksnummer ON1R019017 (onderzoek Bastia). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Pagina 27, regels 20, 24, 27 tot en met 29, 32, 35 en 36.
3.Pagina 28, regels 1 en 2.
4.Pagina 50, regels 1 tot en met 27.
5.Pagina 34, alinea 5, 7, 8, 9 en 11.
6.Pagina 35, alinea 5, 6, 8 tot en met 11.
7.Pagina 42, alinea 4, 5, 8, 9, 10 en 11.
8.Pagina 43, alinea 4.
9.Pagina 44, regels 1, 2, 13, 15, 17, 18 tot en met 21, 42 tot en met 45.
10.Pagina 45, regel 1.
11.Pagina 51 en 52.
12.Zie het mutatierapport van 13 mei 2021 opgenomen onder registratienummer PL0600-2021213899-1.