ECLI:NL:RBOVE:2021:2734

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 juli 2021
Publicatiedatum
9 juli 2021
Zaaknummer
08.233286.20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onvoorzichtig rijgedrag

Op 9 juli 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 27-jarige man die betrokken was bij een verkeersongeval op 5 december 2019 in Hengelo (O). De verdachte, bestuurder van een zwarte Volkswagen Scirocco, reed op de Twekkelerweg/Twekkelerplein en kwam in aanrijding met een scootmobiel, bestuurd door een ander, die daarbij zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gereden, wat leidde tot het ongeval. De verdachte had niet voldoende naar links gekeken voordat hij de kruising overstak, ondanks dat hij bekend was met de verkeerssituatie en er duidelijke verkeersborden aanwezig waren die hem waarschuwden voor het verkeer van rechts. De rechtbank achtte het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen en legde een taakstraf van 80 uur op, alsook een voorwaardelijke rijontzegging van 6 maanden met een proeftijd van 1 jaar. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder het feit was begaan, de schuldbewustheid van de verdachte en het feit dat hij niet eerder met politie en justitie in aanraking was geweest.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.233286.20 (P)
Datum vonnis: 9 juli 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1994 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 juni 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. E. Leunk en van hetgeen door verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven op neer dat verdachte schuldig is aan het veroorzaken van een verkeersongeval waardoor aan iemand zwaar lichamelijk letsel is toegebracht dan wel dat verdachte het verkeer in gevaar heeft gebracht.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 5 december 2019 te Hengelo (O) in de gemeente Hengelo (O), als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting van de Breemarsweg en/of gaande in de richting van de kruising van de wegen, de Twekkelerweg/Twekkelerplein en het Twekkelerplein, daarmede rijdende over de weg, de Twekkelerweg/Twekkelerplein,zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat hij, verdachte,terwijl verdachte goed bekend was met de verkeerssituatie en/ofterwijl voor voormelde kruising, aan de gezien zijn, verdachtes rijrichting rechter zijde van die weg, (Twekkelerweg/Twekkelerplein) een in zijn, verdachtes rijrichting gekeerd bord B7 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, inhoudende: "Stop. Verleen voorrang aan de bestuurders op de kruisende weg", was geplaatst en/of direct voor die kruising op het wegdek van die weg (Twekkelerweg/Twekkelerplein) een stopstreep was aangebracht en/ofvoor die kruising aan de rechter zijde van die weg (Twekkelerweg/Twekkelerplein) een in zijn, verdachtes rijrichting gekeerd waarschuwingsbord J.24 van bijlage 1 van voormeld reglement, met pijlen bevond, aanduidende (dat op het kruisende, langs het Twekkelerplein gesitueerde verplichte fietspad) dat fietsers en/of bromfietsen uit twee richtingen kunnen naderen en/ofterwijl het zicht naar links voor hem, verdachte op geen enkele wijze werd belemmerd,niet of in onvoldoende mate naar links heeft gekeken en/of is blijven kijken of over de kruisende (voorrangs)weg (het Twekkelerplein) gezien, zijn verdachtes rijrichting van links verkeer naderdeen/ofdie kruisende (voorrangs)weg (het Twekkelerplein) en/of kruising is op- en/of overgereden en/ofin strijd met voormeld bord B7 geen voorrang heeft verleend aan een over het langs die kruisende (voorrangsweg) gesitueerde verplichte fietspad, met verkeer in twee richtingen rijdende, toen gezien, zijn verdachtes, rijrichting dicht van links genaderd zijnde bestuurder van een gehandicaptenvoertuig (scootmobiel) en/ofin strijd met het gestelde in artikel 79 van voormeld reglement, niet aan zijn verplichting heeft voldaan om met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) voor die op het wegdek van die Twekkelerweg/Twekkelerplein aangebrachte stopstreep te stoppen en/ofis gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met dat over dat fietspad rijdende, toen dicht van links genaderd zijnde gehandicaptenvoertuig (scootmobiel) en/of de bestuurder van dat gehandicaptenvoetuig (scootmobiel), ten gevolge waarvan die bestuurder van dat gehandicaptenvoertuig (scootmobiel) ten val is gekomen,en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn, verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en/ofwelk feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt, doordat hij, verdachte geen voorrang heeft verleend;subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:hij op of omstreeks 5 december 2019 te Hengelo (O) in de gemeente Hengelo (O), als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting van de Breemarsweg en/of gaande in de richting van de kruising van de wegen, de Twekkelerweg/Twekkelerplein en het Twekkelerplein, daarmede heeft gereden over de weg, de Twekkelerweg/Twekkelerplein enterwijl voor voormelde kruising, aan de gezien zijn, verdachtes rijrichting rechter zijde van die weg, (Twekkelerweg/Twekkelerplein) een in zijn, verdachtes rijrichting gekeerd bord B7 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, inhoudende: "Stop. Verleen voorrang aan de bestuurders op de kruisende weg", was geplaatst en/of direct voor die kruising op het wegdek van die weg (Twekkelerweg/Twekkelerplein) een stopstreep was aangebracht en/ofvoor die kruising aan de rechter zijde van die weg (Twekkelerweg/Twekkelerplein) een in zijn, verdachtes rijrichting gekeerd waarschuwingsbord J.24 van bijlage 1 van voormeld reglement, met pijlen bevond, aanduidende (dat op het kruisende, langs het Twekkelerplein gesitueerde verplichte fietspad) dat fietsers en/of bromfietsen uit twee richtingen kunnen naderen en/ofdie kruisende (voorrangs)weg (het Twekkelerplein) en/of kruising is op- en/of overgereden en/ofin strijd met voormeld bord B7 geen voorrang heeft verleend aan een over het langs die kruisende (voorrangsweg) gesitueerde verplichte fietspad, met verkeer in twee richtingen rijdende, toen gezien, zijn verdachtes, rijrichting dicht van links genaderd zijnde bestuurder van een gehandicaptenvoertuig (scootmobiel)en/of
in strijd met het gestelde in artikel 79 van voormeld reglement, niet aan zijn verplichting heeft voldaan om met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) voor die op het wegdek van die Twekkelerweg/Twekkelerplein aangebrachte stopstreep te stoppen en/ofis gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met dat over dat fietspad rijdende, toen dicht van links genaderd zijnde gehandicaptenvoertuig (scootmobiel) en/of de bestuurder van dat gehandicaptenvoetuig (scootmobiel), ten gevolge waarvan die bestuurder van dat gehandicaptenvoertuig (scootmobiel) ten val is gekomen,door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende vast gesteld.
Verdachte reed op 5 december 2019 omstreeks 13:45 uur als bestuurder van een personenauto, te weten een zwarte Volkswagen Scirocco met kenteken [kenteken] , op de Twekkelerweg/het Twekkelerplein te Hengelo (O). Verdachte kwam uit de richting van de Breemarsweg en reed op de Twekkelerweg/het Twekkelerplein in de richting van het kruispunt met de fietssnelweg F35. Aangekomen bij de kruising met de fietssnelweg F35 heeft verdachte een van rechts komende fietser laten passeren. Nadat deze fietser was gepasseerd stak verdachte het kruispunt over, waarbij hij kort na het optrekken een schreeuw hoorde. Verdachte heeft daarop zijn voertuig tot stilstand gebracht en is uitgestapt. Daar nam hij het slachtoffer waar, liggend op de grond naast het voertuig van verdachte. Het slachtoffer was met zijn scootmobiel tegen de linkerzijde van het voertuig van verdachte aangereden en heeft daarbij schade veroorzaakt aan het voertuig van verdachte. Het slachtoffer is vervolgens met een ambulance naar het ziekenhuis gebracht. Daar werd geconstateerd dat hij zijn rechterheup en sleutelbeen had gebroken, bloedingen had in zijn hersenweefsel en barstwonden had opgelopen aan zijn onderbeen. Het slachtoffer heeft tot 21 december 2019 in het ziekenhuis verbleven.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, onder overlegging van een tweetal vonnissen van de rechtbank Overijssel d.d. 22 januari 2021 (parketnummer 08/081781-19(P)) en de rechtbank Gelderland d.d. 23 maart 2017 (parketnummer 05/820022-16), op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend een voorrangskruising is overgestoken waardoor het aan zijn schuld te wijten is dat het ongeval is ontstaan.
4.3
De verklaring van de verdachte
Verdachte heeft verklaard wel bekend te zijn met de kruising en altijd met zijn aandacht bij het verkeer te zijn. Verdachte heeft verklaard bij het stopbord te zijn gestopt, naar links te hebben gekeken en vervolgens naar rechts. Nadat een van rechts komend kind op een fiets treuzelend, slingerend en in een laag tempo was gepasseerd is hij opgetrokken richting het tankstation. Verdachte zag het slachtoffer pas kort vóór de botsing toen het al te laat was. Verdachte heeft verklaard onschuldig te zijn, maar een schuld- en schaamtegevoel aan het ongeval over te hebben gehouden.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994) moet in ieder geval sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid dan wel onoplettendheid. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor een bewezenverklaring van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertredingen en voorts naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Daarnaast geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994.
De rechtbank stelt vast op basis van foto’s die zich in het dossier bevinden, dat sprake is van een overzichtelijke verkeerssituatie in die zin dat het zicht zowel naar links als naar rechts niet belemmerd is. Bovendien vond het ongeval plaats op klaarlichte dag, in de middag. De weg waarop het slachtoffer zich bevond betreft een lange flauwe bocht. Verder blijkt uit de foto’s dat het kruispunt is voorzien van een duidelijk stopbord, een waarschuwingsbord voor (fiets)verkeer komend van beide zijden, van een gemarkeerde stopstreep op de weg en een verhoging (drempel) bedoeld om naderend verkeer af te remmen.
Vorenstaande verkeerstekens duiden er volgens de rechtbank op dat sprake was van een gevaarlijke kruising waar extra alertheid en voorzichtigheid van verkeersdeelnemers geboden is wanneer zij het kruispunt willen oversteken.
Verdachte heeft wisselende verklaringen afgelegd over het wel of niet nog een keer naar links kijken vlak voor het moment dat hij optrok om de kruising over te steken en nadat de fietser die van rechts kwam was gepasseerd. Ter zitting heeft verdachte verklaard nog een keer naar links te hebben gekeken toen het van rechts komende verkeer was gepasseerd. Deze verklaring komt de rechtbank ongeloofwaardig voor nu verdachte bij de politie heeft verklaard dat hij op de van rechts komende fietser is blijven letten en nadat de fietser was gepasseerd weer is gaan rijden. Verdachte heeft toen niet verklaard dat hij weer naar links heeft gekeken. Dit is bovendien in lijn met de schriftelijke verklaring op dit punt die verdachte heeft overgelegd en heeft voorgedragen bij aanvang van het onderzoek ter terechtzitting. De rechtbank houdt verdachte aan de verklaring die hij bij de politie heeft afgelegd.
Voorts blijkt uit de foto’s die deel uit maken van het dossier dat verdachte’s zicht naar links over langere afstand onbelemmerd was. Uit het feit dat verdachte verklaard heeft dat hij het slachtoffer niet heeft gezien, leidt de rechtbank af dat hij onvoldoende naar links heeft gekeken kort voor het moment dat hij optrok om de kruising over te steken. Daar komt bij dat verdachte langere tijd niet naar links gekeken moet hebben. Immers, verdachte is naar eigen zeggen nog gestopt bij de kruising en heeft enige tijd moeten wachten om de van rechts komende fietser te laten passeren. Gegeven dit tijdsverloop had verdachte naar het oordeel van de rechtbank juist nog een keer naar links moeten kijken alvorens op te trekken om de kruising over te steken. Aldus is er geen sprake van een enkel moment van onoplettendheid.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte deze voorzichtigheid onvoldoende betracht. Verdachte heeft niet naar links gekeken vlak voor het moment dat hij de kruising overstak en nadat het verkeer dat van rechts kwam eenmaal was gepasseerd. Had verdachte toen naar links gekeken, dan had hij gegeven de verkeerssituatie aldaar, het slachtoffer moeten hebben kunnen waarnemen. Verdachte is naar eigen zeggen nog gestopt bij de kruising en heeft nog enige tijd moeten wachten om het van rechts komende verkeer te laten passeren. Gegeven dit tijdsverloop had verdachte naar het oordeel van de rechtbank juist nog een keer naar links moeten kijken alvorens op te trekken om de kruising over te steken.
Dat verdachte ter zitting op vragen van de rechtbank heeft verklaard nog een keer naar links te hebben gekeken toen het van rechts komende verkeer was gepasseerd, komt de rechtbank ongeloofwaardig voor nu zowel kort na het ongeluk als op het politiebureau ruim een half jaar later verdachte expliciet heeft verklaard vergeten te zijn naar links te kijken. Dit is bovendien in lijn met de schriftelijke verklaring op dit punt die verdachte heeft overgelegd en heeft voorgedragen bij aanvang van het onderzoek ter terechtzitting.
Bovenstaand verkeersgedrag kan, mede gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad, de gevolgtrekking dragen dat de verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen en dat het verkeersongeval aan de schuld van de verdachte als bedoeld in artikel 6 WVW 1994 te wijten is. Dit zou slechts anders zijn wanneer zich een uitzonderlijke omstandigheid heeft voorgedaan, bijvoorbeeld dat verdachte in verontschuldigbare onmacht verkeerde ten tijde van het ongeval. Hiervan is de rechtbank niet gebleken.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen, dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, wat betekent dat verdachte schuld heeft in de zin van artikel 6 WVW 1994.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 5 december 2019 te Hengelo (O) in de gemeente Hengelo (O), als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting van de Breemarsweg en gaande in de richting van de kruising van de wegen, de Twekkelerweg/Twekkelerplein en het Twekkelerplein, daarmede rijdende over de weg, de Twekkelerweg/Twekkelerplein,
aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, hierin bestaande dat hij, verdachte,
terwijl verdachte goed bekend was met de verkeerssituatie en
terwijl voor voormelde kruising, aan de gezien zijn, verdachtes rijrichting rechter zijde van die weg, (Twekkelerweg/Twekkelerplein) een in zijn, verdachtes rijrichting gekeerd bord B7 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, inhoudende: "Stop. Verleen voorrang aan de bestuurders op de kruisende weg", was geplaatst en direct voor die kruising op het wegdek van die weg (Twekkelerweg/Twekkelerplein) een stopstreep was aangebracht en
voor die kruising aan de rechter zijde van die weg (Twekkelerweg/Twekkelerplein) een in zijn, verdachtes rijrichting gekeerd waarschuwingsbord J.24 van bijlage 1 van voormeld reglement, met pijlen bevond, aanduidende (dat op het kruisende, langs het Twekkelerplein gesitueerde verplichte fietspad) dat fietsers en/of bromfietsen uit twee richtingen kunnen naderen en
terwijl het zicht naar links voor hem, verdachte op geen enkele wijze werd belemmerd,
in onvoldoende mate naar links heeft gekeken en is blijven kijken of over de kruisende (voorrangs)weg (het Twekkelerplein) gezien, zijn verdachtes rijrichting van links verkeer naderde
en die kruisende (voorrangs)weg (het Twekkelerplein) is opgereden en
in strijd met voormeld bord B7 geen voorrang heeft verleend aan een over het langs die kruisende (voorrangsweg) gesitueerde verplichte fietspad, met verkeer in twee richtingen rijdende, toen gezien, zijn verdachtes, rijrichting dicht van links genaderd zijnde bestuurder van een gehandicaptenvoertuig (scootmobiel) en
in aanrijding is gekomen met dat over dat fietspad rijdende, toen dicht van links genaderd zijnde gehandicaptenvoertuig (scootmobiel), ten gevolge waarvan de bestuurder van dat gehandicaptenvoertuig (scootmobiel) ten val is gekomen, en
aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn, verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, welk feit mede is veroorzaakt, doordat hij, verdachte geen voorrang heeft verleend.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 175 van de WVW 1994. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert op:
primair:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het primair bewezen verklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd:
- een werkstraf van 80 (tachtig) uren, subsidiair 40 (veertig) dagen hechtenis;
- een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de tijd van 6 (zes) maanden, met een proeftijd van 2 (twee) jaar.
7.2
De verklaring van de verdachte
De verdachte heeft aangegeven de eis van de officier van justitie aan de hoge kant te vinden en heeft de rechtbank gevraagd om bij een bewezenverklaring en strafoplegging, de taakstraf te matigen. Wat betreft de ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen heeft verdachte aangevoerd zijn rijbewijs nodig te hebben om klanten te bezoeken. Mocht de rechtbank echter toch daartoe besluiten, dan zou hij wel vanuit huis kunnen werken.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft als bestuurder van een personenauto een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval veroorzaakt als gevolg waarvan de bestuurder van de door hem aangereden scootmobiel, zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Verdachte zelf heeft ter zitting er blijk van gegeven dat hij zeer geraakt is door het gebeuren. Het houdt hem bezig en geeft hem een gevoel van schaamte. Verdachte heeft zich schuldbewust getoond en verantwoordelijkheid genomen. De rechtbank heeft voorts acht geslagen op de ouderdom van de zaak. Verdachte heeft langere tijd in onzekerheid moeten verkeren over wat er met de strafzaak zou gebeuren. Tenslotte is verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking geweest. Daarom zal de rechtbank in afwijking van de door het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht) geformuleerde oriëntatiepunten een taakstraf voor de duur van 80 uren en een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen. De rijontzegging zal voorwaardelijk zijn, mede vanwege het feit dat verdachte niet eerder voor verkeersdelicten is veroordeeld, verdachte ter zitting er blijk van heeft gegeven het ongeval zeer te betreuren en heeft getuigd van inlevingsvermogen ten opzichte van het slachtoffer. De proeftijd zal daarbij – anders dan door de officier is gevorderd - op één (1) jaar worden bepaald, nu er al ruim een jaar is verstreken sinds het ongeval plaats heeft gevonden en niet is gebleken dat er zich in die periode verkeersincidenten hebben voorgedaan waarbij verdachte betrokken was.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 178 en 179 WVW 1994.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstrafbestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
80 (tachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
40 (veertig) dagen;
-
ontzegt verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de tijd van 6 (zes) maanden;
- bepaalt dat deze rijontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders zal gelasten omdat de verdachte zich vóór het einde van de
proeftijd van één (1) jaaraan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Rikken, voorzitter, mr. C.C.S. Bordenga-Koppes en mr. W.B. Bruins, rechters, in tegenwoordigheid van H.J.A. Teerlink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2021.
Buiten staat
Mr. Bruins is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie Oost-Nederland, district Twente met nummer PL05GHON_2019542433. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
De door verdachte ter terechtzitting van 25 juni 2021 afgelegde verklaring:

Dit is er gebeurd: ik was onderweg naar Enschede voor een kerstboom, toen ik bij de mij welbekende overgang aan de Waarbekenweg aan kwam rijden. Daar staat een stop bord en dus ben ik gestopt. Links was er niets te zien, rechts was een kind op een fiets. Treuzelend/slingerend/op laag tempo. Ik heb daar op gewacht en ben vervolgens verder gereden, waar na enkele meters een schreeuw volgde. Uit mijn ooghoek zie ik de scootmobiel van meneer, gevolgd door een klap. Voor mijn gevoel heeft meneer toen hij mij zag rijden hard in zijn remmen geknepen, waardoor de scootmobiel uit balans is geraakt en voorover is geklapt waardoor de scootmobiel mijn auto in de flank heeft geraakt en waardoor meneer ten val kwam, met het been onder de scootmobiel.
2.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 12 juni 2020, pagina 21,voor zover inhoudende de verklaring van verdachte:

Op donderdag, 5 december 2019, omstreeks 13:45 uur, reed ik in mijn auto over de
Twekkelerweg in Hengelo (ov). Ik heb een zwarte Volkswagen Scirocco met kenteken
[kenteken] . Ik kwam vanaf de Breemarsweg in de richting van het tankstation. Ik was van
plan te gaan tanken.
Toen ik vlak bij de kruising was met de fietssnelweg F35 ben ik gestopt en ging mijn aandacht naar een fietser die van rechts kwam. Voor mijn gevoel fietste die persoon erg langzaam, dus ik ben daar op blijven letten. Toen deze fietser voorbij was, ben
ik weer gaan rijden.
Ineens hoorde ik een schreeuw en remde ik meteen af. Van links zag ik iemand voorover vallen tegen mijn auto aan.“;
3.
Het proces-verbaal aanrijding misdrijf van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] d.d. 5 december 2019, pagina’s 2, voor zover inhoudende, het relaas van verbalisanten
“- Voertuig van [verdachte] heeft een lange kras aan de linker zijde.”
4.
Het proces-verbaal aanrijding misdrijf van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] d.d. 5 december 2019, pagina 3, voor zover inhoudende, het relaas van verbalisanten:

De F35 is een voorrangsweg voor fietsers. Het kruisende verkeer over de weg, eveneens
Twekkelerplein genoemd, ziet STOP-borden (bord B7)alsmede bord J24, vooraanduiding
Oversteekplaats.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] d.d. 24 december 2019, pagina 26, voor zover inhoudende, de bevindingen van de verbalisanten;

De fietssnelweg F35 is een voorrangsweg en het kruisende verkeer dient te stoppen bij
de kruising. Daar staan dan ook aan weerszijden STOP-borden en waarschuwingsborden
dat het kruisende (fiets)verkeer van beide richtingen kan passeren.”;
6.
Het proces-verbaal aanrijding misdrijf van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] d.d. 5 december 2019, pagina’s 7 t/m 14, voor zover inhoudende, enkele overzichtsfoto’s van de kruising Twekkelerweg / het Twekkelerplein met de F35;
7.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 januari 2020 (aanvullend procesdossier), pagina’s 1 t/m 4, voor zover inhoudende enkele overzichtsfoto’s van de kruising Twekkelerweg / het Twekkelerplein met de F35;
8.
Het proces-verbaal aanrijding misdrijf van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] d.d. 5 december 2019, pagina 17, voor zover inhoudende, geneeskundige verklaring;
“A
. Uitwendig waargenomen letsel:
-
gebroken heup rechts

bloedingen in hersenweefsel

  • barstwonden in onderbeen
  • gebroken sleutelbeen rechts

(...)

E. Overige van belang zijnde informatie (operaties, blijvend letsel ed):
- operatie aan heup
- opgenomen gelegen tot/met 20/12/19

…..”.