ECLI:NL:RBOVE:2021:2698

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 juni 2021
Publicatiedatum
7 juli 2021
Zaaknummer
268016 HA RK 21-85
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot het horen van een getuige via rogatoire commissie in het kader van het Haags Bewijsverdrag

In deze beschikking van de Rechtbank Overijssel, team kanton en handelsrecht, is op 30 juni 2021 een verzoek behandeld tot het verkrijgen van bewijs via een rogatoire commissie, ingediend door de Senior Master of the Queen’s Bench Division van de Royal Courts of Justice in Londen. Het verzoek betreft het horen van een Duitse getuige, mevrouw [A], op het grondgebied van het arrondissement Overijssel. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek voldoet aan de vereisten van het Haags Bewijsverdrag en dat zij bevoegd is om het verzoek te behandelen. De voorzieningenrechter heeft besloten dat het getuigenverhoor in de Engelse taal mag plaatsvinden, gezien de taalvaardigheid van de getuige, en dat het verhoor via videoverbinding zal worden afgenomen in een zaal van de rechtbank Overijssel in Almelo.

De voorzieningenrechter heeft ook bepaald dat de rogatoire commissie zal plaatsvinden op 9 juli 2021, waarbij de High Court de tijd van het verhoor zal bepalen. De getuige dient door de verweerder te worden opgeroepen, en de rechtbank zal een Skype-link sturen naar de High Court voor de uitvoering van het verhoor. De voorzieningenrechter heeft benadrukt dat het verhoor onder haar toezicht zal plaatsvinden en dat de Nederlandse procesregels van toepassing zijn, inclusief de eed/belofte die naar Nederlands recht moet worden afgelegd. De beschikking is openbaar uitgesproken op 30 juni 2021 door mr. T.J. Thurlings-Rassa.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 268016 HA RK 21-85
Beschikking van de voorzieningenrechter van 30 juni 2021
op het verzoek tot het verkrijgen van bewijs bij wege van rogatoire commissie
gedaan door:
Senior Master of
the Queen’s Bench Division. Royal Courts of Justice (Londen. Engeland)
inzake het geschil tussen:
Combe International LLC en Combe International Limited (hierna: eiser)
tegen
Dr August Wolf GmbH & Co en Acdoco Limited (hierna: verweerder)
Op 21 juni 2021 is bij de Rechtbank Den Haag een verzoek tot het verkrijgen van bewijs bij wege van een rogatoire commissie binnengekomen, ingediend door Senior Master of
the Queen’s Bench Division. Royal Courts of Justice (Londen. Engeland, hierna: High Court).
Het verzoek strekt tot het horen op het grondgebied van het arrondissement Overijssel van een getuige van verweerders, een Duitse onderdaan, genaamd mevrouw [A]. Beoogt wordt dit getuigenverhoor middels videoverbinding te laten plaatsvinden. Als commissaris is aangewezen een rechter van de High Court.

1.Het verzoek

1.1.
Het verzoek is gebaseerd op het Haags Bewijsverdrag. In het Koninkrijk der Nederlanden is uitvoering gegeven aan dit Verdrag door de Uitvoeringswet Bewijsverdrag (hierna: Uitvoeringswet).
1.2.
Hoewel de rechtbank Den Haag reeds heeft geoordeeld dat de “Letter of Request” voldoet aan de vereisten van het Haags Bewijsverdrag, en deze rechtbank in zoverre bevoegd is kennis te nemen van het verzoek, is het op basis van art. 17 Haags Bewijsverdrag jo. art. 22 Uitvoeringswet aan de voorzieningenrechter van deze rechtbank om te beoordelen of voor het gevraagde getuigenverhoor verlof kan worden verleend en onder welke voorwaarden dit verhoor dient te geschieden.
1.3.
Bij de uitvoering van de rogatoire commissie past de aangezochte Staat in beginsel voor wat betreft de vorm op grond van art. 9 Haags Bewijsverdrag de eigen landswet toe. Dit houdt in dat de te horen getuige moet worden gehoord overeenkomstig de bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering. De voorzieningenrechter constateert dat verzocht wordt daarvan (deels) af te wijken, door:
  • de getuige te laten ondervragen middels de Engelse taal;
  • het getuigenverhoor te laten afnemen door de commissaris middels videoverbinding;
  • van het verhoor een transcriptie op te laten maken door een rechtbankverslaggever van de High Court;
  • de datum en het tijdstip van het getuigenverhoor in samenspraak met de High Court vast te stellen;
1.4.
Aan dit verzoek kan slechts ten dele gevolg worden gegeven. Ingevolge art. 9 lid 2 Haags Bewijsverdrag kan worden afgeweken van de vorm die voorgeschreven is in de eigen landswet. De voorzieningenrechter zal, gezien de uitdrukkelijke wens van de High Court betreffende de taal waarin het verhoor van de getuige zal plaatsvinden, alsmede het gegeven dat de getuige de Engelse taal wel en de Nederlandse taal niet machtig is, bepalen dat het getuigenverhoor in de Engelse taal mag worden afgenomen.
1.5.
De voorzieningenrechter zal ook toestaan dat van het verhoor een woordelijke transcriptie zal worden gemaakt door een – digitaal aanwezige - rechtbankverslaggever van de High Court, met inachtneming van de regels die daarvoor naar Engels recht gebruikelijk zijn, hetgeen tevens betekent dat van de getuigenverklaring geen proces-verbaal door de rechtbank Overijssel zal worden opgemaakt.
1.6.
Voorts ziet de voorzieningenrechter geen beletsel om het getuigenverhoor middels videoverbinding te laten afnemen door de commissaris. De voorzieningenrechter zal daartoe, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 22 van de Uitvoeringswet, evenwel bepalen dat dit verhoor via videoverbinding in een zaal van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, afgenomen zal worden, alwaar de getuige, indien zij vrijwillig een verklaring wil afleggen, fysiek dient te verschijnen. Hiermee wordt enerzijds gewaarborgd dat het verhoor via een beveiligde voorziening van de rechtbank wordt afgenomen, terwijl anderzijds een rechter van deze rechtbank (zoals hierna wordt overwogen) toezicht kan houden op de naleving van de op dit verhoor van toepassing zijnde Nederlandse regels.
1.7.
Gelet op de spoedeisendheid die uitgaat van het verzoek van de High Court en haar motivering, waaruit blijkt dat het voor een voortvarend proces noodzakelijk is dat een rogatoire commissie in de periode van 5 tot en met 9 juli wordt afgenomen, zal de voorzieningenrechter voorts bepalen dat de rogatoire commissie zal plaatsvinden op 9 juli 2021 in de rechtbank, locatie Egbertgorterstraat 5 te Almelo, waarvoor de voorzieningenrechter reeds een zaal heeft gereserveerd. De High Court is daarbij vrij het tijdstip van de rogatoire commissie op 9 juli 2021 te bepalen. Het tijdstip en de verwachte duur van het getuigenverhoor moeten uiterlijk woensdag 7 juli 2021 aan deze rechtbank worden medegedeeld.
1.8.
De getuige zal, gelet op het bepaalde in artikel 22 van de Uitvoeringswet, voor dit getuigenverhoor dienen te worden opgeroepen, waarbij die oproeping tevens dient te voldoen aan de voorwaarden genoemd in artikel 22 lid 4 van de Uitvoeringswet. Overeenkomstig artikel 11 van de Uitvoeringswet zal worden bepaald dat verweerder, nu de getuige op diens verzoek door de High Court is toegewezen, de getuige zal dienen op te roepen. Een afschrift van deze oproeping dient overeenkomstig het bepaalde in artikel 22 lid 4 onder b aan de voorzieningenrechter van deze rechtbank te worden gestuurd.
1.9.
Ten behoeve van de commissaris die het getuigenverhoor afneemt, zal de rechtbank een Skype-link sturen naar het e-mailadres van de High Court, bij de voorzieningenrechter bekend als: [emailadres].
1.10.
De voorzieningenrechter bepaalt voorts in overeenstemming met artikel 22 van de Uitvoeringswet, dat het getuigenverhoor onder haar toezicht zal worden uitgevoerd en dat voor het overige de bepalingen van het Nederlands recht van toepassing zijn, hetgeen betekent dat onder meer de eed/belofte naar Nederlands recht zal worden afgelegd voor de Nederlandse (toezichthoudende) rechter.
1.11.
Tot slot verzoekt de voorzieningenrechter de High Court, indien het getuigenverhoor op 9 juli 2021 niet kan worden afgenomen, zulks zo spoedig mogelijk doch uiterlijk 7 juli 2021 aan de voorzieningenrechter mede te delen. Daarbij dient tevens te worden medegedeeld of de High Court de rogatoire commissie op een latere datum wenst te laten plaatsvinden. In dat geval zal de voorzieningenrechter een nieuwe beschikking wijzen, waarbij de rogatoire commissie volgens de gebruikelijke Nederlandse procesregels zal worden gepland, hetgeen betekent dat partijen en de commissaris om verhinderdata zullen worden verzocht, waarna een datum en tijdstip voor de rogatoire commissie zal worden gepland.

2.De beslissing

De voorzieningenrechter
2.1.
wijst het verzoek toe en bepaalt daartoe dat de rogatoire commissie zal plaatsvinden op 9 juli 2021 in het gerechtsgebouw van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, Egbert Gorterstraat 5, in overeenstemming met hetgeen in deze beschikking is overwogen en onder toezicht van de rechter mr. T.J. Thurlings-Rassa;
2.2.
bepaalt dat de getuige door verweerder dient te worden opgeroepen in overeenstemming met hetgeen in deze beschikking is overwogen;
2.3.
bepaalt dat het tijdstip van aanvang van de rogatoire commissie zal worden bepaald door de High Court, met dien verstande dat het tijdstip uiterlijk 7 juli 2021 aan deze rechtbank wordt medegedeeld, en bepaalt tevens dat, in geval van verhindering, de High Court uiterlijk 7 juli 2021 mededeelt of de rogatoire commissie op een latere datum dient te worden gepland.
Deze beschikking is gegeven door mr. T.J. Thurlings-Rassa, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2021.