ECLI:NL:RBOVE:2021:2691

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 juli 2021
Publicatiedatum
6 juli 2021
Zaaknummer
08/963594-20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor het vervoeren van heroïne met een voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

De rechtbank Overijssel heeft op 6 juli 2021 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 38-jarige man, die werd beschuldigd van het opzettelijk vervoeren van heroïne. De verdachte vervoerde een container met daarin 10,44 gram heroïne, maar de rechtbank oordeelde dat niet kon worden bewezen dat hij wist dat hij verdovende middelen vervoerde. De man werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van 3 jaar en een taakstraf van 160 uur. De rechtbank nam in overweging dat de verdachte onvoorzichtig was geweest door geen onderzoek te doen naar de opdrachtgever van het transport, maar sprak hem vrij van de zwaardere beschuldigingen van opzettelijke invoer van 1195 kilogram heroïne, omdat deze handelingen na de inbeslagname van de drugs plaatsvonden. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact van drugshandel op de volksgezondheid, maar hield rekening met het feit dat de verdachte niet opzettelijk handelde. De uitspraak is gedaan na een openbare terechtzitting waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/963594-20 (P)
Datum vonnis: 6 juli 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] (Polen),
wonende te [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 20 december 2020 en 22 juni 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. drs. M.R.A. van IJzendoorn en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. W.J. Ausma, advocaat te Utrecht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging van 22 december 2020, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de opzettelijke (verlengde) invoer van 1195 kilogram heroïne en/of morfine en/of het opzettelijk verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of aanwezig hebben hiervan.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij in of omstreeks de periode van 12 september 2020 tot en met 16 september 2020, te Honselersdijk, althans (elders) in Nederland, en/of in het Verenigd Koninkrijk en/of België, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
-opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet), en/of
-opzettelijk heeft verwerkt, en/of afgeleverd, en/of verstrekt en/of vervoerd, en/of
-opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 1195 kilogram, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of morfine en/althans een middel als bedoeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, zijnde heroïne en/of morfine een middel(len) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsoverwegingen [1]
4.1
InleidingOp 12 september 2020 werd in de haven van Felixstowe (Engeland), als onderdeel van een geplande interventie, een container met nummer HASU1500537 afkomstig uit Pakistan doorzocht. Dit onderzoek leidde tot de vondst van 1195 kilogram aan goederen, verpakt in zakken met rijst, die positief testten op heroïne/opiaten. Na een forensische analyse van de goederen bleek dat het ging om een gecombineerde stof van heroïne en morfine.
De drugs werden uit de container gehaald en vervangen door placebo's voor een gecontroleerde aflevering. Eén zak rijst, met zes dummy’s en één zakje verdovende middelen, werd gemarkeerd en teruggeplaatst. [2]
Door de Britse autoriteiten werd de container voorzien van een peilbaken [3] en twee camera’s. [4] De informatie van het peilbaken liet zien dat de container op 15 september 2020 de haven van Antwerpen verliet en die dag om 06:53 uur (Engelse tijd) de grens met Nederland passeerde. [5]
Ter hoogte van Woensdrecht zag het Nederlandse observatieteam [6] dat de container op een aanhanger stond en dat deze werd meegenomen door een vrachtwagen met kenteken
[kenteken] . Om 20:55 uur kwam de voertuigcombinatie tot stiltand ter hoogte van het bedrijf [bedrijf 1] gevestigd aan de [adres 3] . Daar werd gezien dat de chauffeur, naar later bleek verdachte, de container opende, naar binnen keek en een aantal foto’s [7] maakte van de binnenkant van de container. Daarna vertrok de combinatie naar de [adres 2] . De oplegger met hierop de container werd daar in een loods gereden, waarna de vrachtwagen met het kenteken [kenteken] , zonder oplegger, het terrein verliet. [8] De loods aan de [adres 2] werd gehuurd door medeverdachte [medeverdachte 1] . [9]
Op de opgenomen beelden van de camera die naar buiten was gericht was te zien dat medeverdachte [medeverdachte 1] omstreeks 21:57 uur in de loods aan de [adres 2] stond en dat tussen 22:02 uur en 22:09 uur het licht in de loods uit ging. [10] Op het moment dat de deuren van de container werden geopend om 22:10 uur brandde het licht in de loods weer en was te horen dat medeverdachte [medeverdachte 1] zei:
‘Nou moet je even wat snappen. Nou moet je helemaal naar voren toe kruipen’Hierop was te horen dat, naar later bleek, medeverdachte [medeverdachte 2]
‘Ja’zei en medeverdachte [medeverdachte 1] vervolgde met de woorden
‘en dan moet je vanaf die vijfde rij moet je die zakken eventjes een beetje aan de kant doen en kijken of dat er beneden spul zit’.Te zien was dat medeverdachte [medeverdachte 2] over de goederen in de container klom en goederen verplaatste. Op het moment dat [medeverdachte 2] terug klom naar de ingang van de container zei hij
‘ik heb eigenlijk licht nodig, ligt ie niet helemaal onderaan ofzo'?’ Medeverdachte [medeverdachte 1] antwoordde:
‘Het ligt helemaal onderin ja, de laatste vijf rijen.’Het licht in de loods ging daarna weer uit. [11] Kort daarna, om 22:22 uur werden medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de loods aangehouden. [12]
De in Engeland teruggeplaatste zak met rijst met daarin het zakje verdovende middelen werd aangetroffen in een gemarkeerde zak met rijst op de achterste rij. [13] In het zakje bevond zich bruin poeder met een gewicht van 10,44 gram, welk poeder heroïne betrof. [14]
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen ter zake van het opzettelijk invoeren van 1195 kilogram heroïne en/of morfine en/of het opzettelijk verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of aanwezig hebben hiervan.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit vanwege het ontbreken van wetenschap van de aanwezigheid van de verdovende middelen in de container.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte, eigenaar van een transportbedrijf, kreeg op 10 september 2020 een e-mail van het bedrijf [bedrijf 2] met het verzoek om een container van Antwerpen naar de [adres 4] Rotterdam te vervoeren. [15] Op 15 september 2020 reed verdachte vanuit Bleijswijk naar Antwerpen om de container op te halen. Verdachte verklaarde dat hij onderweg een geluid hoorde en dat hij daarom de container opende om van de binnenzijde van de container foto’s te maken. [16] Toen op het adres [adres 4] niemand aanwezig was, kreeg hij telefonisch te horen dat hij de container moest afleveren op het adres [adres 2] . Verdachte verklaarde niet bekend te zijn met de inhoud van de container. [17]
De rechtbank is, gelet op de inhoud van het dossier en hetgeen ter terechtzitting door verdachte is verklaard, van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich opzettelijk, al dan niet in voorwaardelijke zin, schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde (verlengde) invoer van heroïne/morfine en het verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en het aanwezig hebben daarvan. Dit betekent dat verdachte zal worden vrijgesproken van het impliciet primair opzettelijk invoeren van verdovende middelen en het verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en aanwezig hebben daarvan.
Verdachte is echter wel onvoorzichtig geweest en deze onvoorzichtigheid kan hem ook verweten worden. Verdachte is ingegaan op het aanbod via de e-mail van een voor hem onbekend bedrijf om een container van Antwerpen naar Nederland te vervoeren. Het is een feit van algemene bekendheid dat met regelmaat grote hoeveelheden harddrugs in zeecontainers via de haven van Antwerpen Europa bereiken en vervolgens over land naar Nederland worden vervoerd, en voorts dat dit vaak gebeurt door drugs als nevenlading te plaatsen in containers met voor het overige gewone goederen. Onder die omstandigheden rustte op verdachte, een persoon die bedrijfsmatig containers vervoert, een zekere onderzoeksplicht naar het bedrijf waarmee hij zaken zou doen. Verdachte had zich dan ook kunnen en moeten inspannen om zich op enigerlei wijze ervan te vergewissen dat het bedrijf een bonafide onderneming betrof. Door in het geheel geen onderzoek te doen naar het bedrijf [bedrijf 2] heeft hij niet alles gedaan wat redelijkerwijs van hem verwacht mocht worden om de invoer van verdovende middelen te voorkomen. De rechtbank komt daarmee tot bewezenverklaring van de impliciet subsidiair ten laste gelegde niet-opzettelijke invoer van verdovende middelen en het afleveren, vervoeren en het aanwezig hebben daarvan.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] onvoldoende is komen vast te staan. Verdachte heeft weliswaar een essentiële rol vervuld in de keten die heeft geleid tot de invoer van heroïne, maar van een bewuste samenwerking met de medeverdachten is niet gebleken. Hij zal hiervan dan ook worden vrijgesproken.
Voor wat betreft de hoeveelheid verdovende middelen overweegt de rechtbank als volgt. Volgens de nog steeds geldende rechtspraak van de Hoge Raad (de rechtbank verwijst naar ECLI:NL:HR:1998:ZD0975 en ECLI:NL:HR:1998:ZD1300) kunnen handelingen die worden verricht nadat de verdovende middelen in beslag zijn genomen niet meer strekken tot de invoer of het verdere vervoer en de overdracht van die verdovende middelen. De tenlastelegging is toegespitst op invoer-handelingen, zoals deze feitelijk uit het dossier blijken.
Op 12 september 2020 is ruim 1195 kilogram heroïne/morfine in beslag genomen door de Britse autoriteiten. De aan verdachte toegeschreven handelingen hebben in ieder geval plaatsgevonden ná de inbeslagneming van het merendeel van de in de zeecontainer aangetroffen heroïne/morfine. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de hem ten laste gelegde hoeveelheid van ongeveer 1195 kilogram heroïne/morfine. De bewezenverklaring ziet dan ook uitsluitend op het verrichten van handelingen gericht op de (verlengde) invoer of het verdere vervoer van het door de Britse autoriteiten in de container teruggeplaatste zakje met daarin 10,44 gram heroïne. Hetzelfde geldt voor het ten laste gelegde aanwezig hebben van heroïne.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
hij in de periode van 12 september 2020 tot en met 16 september 2020, in Nederland, en België,
-binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet), en
- heeft afgeleverd, en vervoerd, en
- aanwezig heeft gehad,
ongeveer 10,44 gram, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
eendaadse samenloop van
handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod
en
handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen, gelet op de door hem bepleitte vrijspraak.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft door geen onderzoek te verrichten naar zijn opdrachtgever een container met daarin 10,44 gram heroïne ingevoerd, afgeleverd, vervoerd en daarmee heeft hij die heroïne ook aanwezig gehad. Het gebruik van harddrugs vormt een bedreiging voor de volksgezondheid. Bovendien leiden de handel in en het gebruik van harddrugs tot zeer ernstige vormen van criminaliteit. Met de handel in drugs worden enorme bedragen verdiend. Geld dat steeds vaker wordt witgewassen en aldus zijn weg naar de bovenwereld vindt, wat als ondermijnend wordt aangemerkt. Verdachte heeft met zijn handelen bijgedragen aan het in stand houden daarvan.
De Landelijke Oriëntatiepunten Vakinhoud Strafrecht (LOVS) vormen voor de rechtbank het uitgangspunt bij het bepalen van de strafmaat. Op de (verlengde) invoer van 10 tot 50 gram harddrugs staat volgens de oriëntatiepunten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie tot vijf weken. De rechtbank kan en wenst echter niet voorbij te gaan aan de omstandigheid dat het ging om een transport van ongeveer 1195 kilogram heroïne/morfine met een waarde van vele miljoenen waarvan het de bedoeling was om die naar Nederland te vervoeren.
Nu verdachte niet-opzettelijk heeft gehandeld en hem alleen kan worden tegengeworpen dat hij onderzoek had moeten doen naar zijn opdrachtgever, zal de rechtbank een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie van 10 juni 2021 van verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Alles afwegend acht de rechtbank een werkstraf voor de duur van 160 uren te vervangen door 80 dagen hechtenis, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr, en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van drie jaren, passend en geboden.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
eendaadse samenloop van
handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod
en
handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van
2 maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte zich voor het einde van de
proeftijd van 3 jarenschuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf,bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
160 uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
80 dagen;
- beveelt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste 60 in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.P.K. van Rosmalen, voorzitter, mr. S.H. Peper en mr. D. ten Boer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.J. de Vries, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2021.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar mappen en pagina’s, zijn dit mappen/pagina’s uit het dossier van het Team 2e Lijns Opsporing Noord-Oost met de aanduiding LEFCE20004-65/26Clemson. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van de in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakte processen-verbaal.
2.Een geschrift, te weten (vertaalde) getuigenverklaringen van [getuige] , [getuige] en [getuige]
3.Pagina 5 tot en met 9
4.Pagina 15 tot en met 22
5.Pagina 7
6.Pagina 10 tot en met 13
7.Pagina 17
8.Pagina 12 en 13
9.Pagina 99 tot en met 102
10.Pagina 18
11.Pagina 20 en 21
12.Pagina 22
13.Pagina 40
14.Pagina 58
15.Pagina 121
16.Proces-verbaal ter terechtzitting van 22 juni 2021, de verklaring van verdachte
17.Pagina 194 en 195