Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
wonende te [woonplaats] ,
[gedaagde] B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
Rechtbank Overijssel
In deze zaak, die voor de Rechtbank Overijssel is behandeld, vordert eiseres, een directiesecretaresse, doorbetaling van haar loon vanaf 1 april 2021. Eiseres is sinds 18 maart 2019 in dienst bij gedaagde, een besloten vennootschap, en heeft een brutoloon van € 17,75 per uur, vermeerderd met vakantiegeld. De vordering is ingesteld in kort geding, waarbij eiseres aanvoert dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en dat gedaagde gehouden is het loon door te betalen bij ziekte. Gedaagde betwist de omvang van het dienstverband en stelt dat eiseres in het laatste jaar slechts 20 uur per week heeft gewerkt.
De kantonrechter oordeelt dat het spoedeisend belang aanwezig is en dat de vordering van eiseres een redelijke kans van slagen heeft in een eventuele bodemprocedure. De kantonrechter stelt vast dat eiseres nog in dienst is en dat gedaagde gehouden is tot loondoorbetaling bij ziekte. Er is geen ontslag op staande voet of beëindiging met wederzijds goedvinden geweest. De kantonrechter wijst de vordering tot doorbetaling van loon toe, maar beperkt de wettelijke verhoging tot 25% in plaats van de gebruikelijke 50%.
De kantonrechter veroordeelt gedaagde om het achterstallige loon aan eiseres te betalen, vermeerderd met wettelijke rente en de beperkte wettelijke verhoging. Tevens dient gedaagde de proceskosten te dragen. Dit vonnis is uitgesproken op 15 juni 2021 door mr. U. van Houten, kantonrechter.