ECLI:NL:RBOVE:2021:266

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 januari 2021
Publicatiedatum
22 januari 2021
Zaaknummer
08/081781-19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door onoplettendheid van bestuurder

Op 22 januari 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 70-jarige vrouw uit Rijssen, die verantwoordelijk werd gehouden voor een dodelijk verkeersongeval. Op 28 november 2018 reed de vrouw met haar terreinwagen de rotonde op zonder op te letten, waardoor zij een fietsende moeder met haar 5-jarige dochter achterop over het hoofd zag. Het meisje overleed later aan haar verwondingen. De rechtbank oordeelde dat de vrouw aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gereden, wat leidde tot de aanrijding. De rechtbank legde een taakstraf van 180 uur op, evenals een rijontzegging van een jaar. De officier van justitie had deze straffen geëist, rekening houdend met de ernst van het feit en de impact op de nabestaanden. De rechtbank benadrukte dat verkeersfouten ernstige gevolgen kunnen hebben en dat de verdachte niet de bijzondere zorgplicht had nageleefd die van een verkeersdeelnemer verwacht mag worden. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is gepubliceerd op Rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/081781-19 (P)
Datum vonnis: 22 januari 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] 1950 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
8 januari 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. G.J. Jansen en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw mr. E.M. Keulen, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte als bestuurder van een auto een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij
[slachtoffer] om het leven is gekomen, dan wel dat zij gevaar op de weg heeft veroorzaakt en het verkeer heeft gehinderd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
zij op of omstreeks 28 november 2018 te Rijssen in de gemeente Rijssen-Holten, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), gaande in de richting van de kruising (rotonde)van de wegen, de Nijverheidsstraat en de Nijverdalseweg, daarmede rijdende over de weg, de Nijverheidsstraat,
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl verdachte zeer goed bekend was met de die verkeerssituatie en/of
terwijl het zicht op die rotonde voor verdachte niet werd beperkt en/of gehinderd
en/of
terwijl direct voor die kruising op het wegdek van die weg, de Nijverheidsstraat, haaientanden als bedoeld in artikel 80 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, inhoudende: "Bestuurders moeten voorrang verlenen aan de bestuurders op de kruisende weg", waren aangebracht en/of
voor die kruising, aan de rechter zijde van die weg (de Nijverheidsstraat) een in haar, verdachtes rijrichting gekeerd bord B6 van bijlage 1 van voormeld reglement, inhoudende: "Verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg", was geplaatst,
niet of in onvoldoende mate heeft gekeken en/of is blijven kijken of over die kruising (rotonde) verkeer naderde en/of
in strijd met het gestelde in artikel 19 van voormeld reglement niet de snelheid van dat door haar, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) zodanig heeft geregeld dat zij in staat was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover zij die weg (de Nijverheidsstraat) en/of die rotonde kon overzien en/of waarover deze vrij was/waren en/of
die kruising (rotonde) is opgereden en/of
in strijd met voormeld bord B6 en/of het gestelde in artikel 80 van voormeld reglement geen voorrang heeft verleend aan een over die kruising (rotonde) rijdende, toen gezien haar, verdachtes rijrichting dicht van links genaderd zijnde bestuurster van een fiets en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die op die kruising (rotonde) rijdende, toen gezien haar, verdachtes rijrichting dicht van links genaderd zijnde bestuurster van die fiets, het achterop die fiets zittende dochtertje van die bestuurster en/of die fiets, ten gevolge waarvan die bestuurster van die fiets en dat dochtertje ten val zijn gekomen,
en aldus en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood en/of
welk feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt, doordat zij, verdachte geen voorrang heeft verleend;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
zij op of omstreeks 28 november 2018 te Rijssen in de gemeente Rijssen-Holten, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), gaande in de richting van de kruising (rotonde)van de wegen, de Nijverdalseweg en de Nijverheidsstraat, daarmede heeft gereden over de weg, de Nijverheidsstraat en
terwijl direct voor die kruising op het wegdek van die weg, de Nijverheidsstraat, haaientanden als bedoeld in artikel 80 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, inhoudende: "Bestuurders moeten voorrang verlenen aan de bestuurders op de kruisende weg", waren aangebracht en/of
voor die kruising, aan de rechter zijde van die weg (de Nijverheidsstraat) een in haar, verdachtes rijrichting gekeerd bord B6 van bijlage 1 van voormeld reglement, inhoudende: "Verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg", was geplaatst,
die kruising (rotonde) is opgereden en/of
in strijd met voormeld bord B6 en/of het gestelde in artikel 80 van voormeld reglement geen voorrang heeft verleend aan een over die kruising (rotonde) rijdende, toen gezien haar, verdachtes rijrichting, dicht van links genaderd zijnde bestuurster van een fiets en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die op die kruising (rotonde) rijdende, toen gezien haar, verdachtes rijrichting dicht van links genaderd zijnde bestuurster van die fiets, het achterop die fiets zittende dochtertje van die bestuurster en/of die fiets, ten gevolge waarvan die bestuurster van die fiets en dat dochtertje ten val zijn gekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie heeft de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gereden, als gevolg waarvan sprake is van een aanmerkelijke mate van schuld aan de aanrijding in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW). De verdachte heeft door haar rijgedrag een ongeval veroorzaakt waardoor een ander is gedood. Het primair ten laste gelegde kan volgens de officier van justitie dan ook bewezen worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de enige verkeersfout die verdachte heeft gemaakt, is dat zij de fietsster niet heeft waargenomen. Er zijn geen omstandigheden waaruit valt af te leiden dat verdachte de verkeersovertreding in de hand heeft gewerkt. Voor een bewezenverklaring van aanmerkelijke schuld moet er meer zijn dan het enkele niet waarnemen van de fietsster. Er is geen sprake van de daarvoor benodigde aanmerkelijke onvoorzichtigheid, onoplettendheid, onachtzaam rijgedrag of aanmerkelijke verwaarlozing van de geboden zorgvuldigheid. Verdachte moet dan ook van het primair ten laste gelegde worden vrijgesproken. Verdachte dient ook van het subsidiair ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat er geen causaal verband is tussen de verkeersfout van verdachte en het ongeval, omdat er sprake was van bijzondere omstandigheden in de vorm van onvoorspelbaar weggedrag van de fietsster waar verdachte geen rekening mee kon houden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Het juridisch kader
Volgens bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad komt het bij de beoordeling van schuld in de zin van artikel 6 WVW aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dat brengt mee dat niet in algemene zin is aan te geven of één verkeersovertreding voldoende is voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Daarvoor zijn verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de overtreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan.
Voor schuld is dus meer nodig dan het veronachtzamen van de voorzichtigheid en de oplettendheid die van een normaal oplettende bestuurder mag worden verwacht. Verder kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat er sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
De feiten en omstandigheden
Dit juridisch kader toepassend op deze zaak, stelt de rechtbank op grond van het dossier en de behandeling ter terechtzitting het volgende vast.
Op 28 november 2018, omstreeks 12:50 uur vond op de rotonde van de Nijverdalseweg, gelegen in de bebouwde kom van Rijssen, gemeente Rijssen-Holten, een verkeersongeval plaats waarbij verdachte als bestuurder van een personenauto en een fietsster , mevrouw [moeder slachtoffer] , betrokken waren. Achterop de fiets, in een kinderzitje, zat de dochter van de fietsster, [slachtoffer] (hierna ook: het slachtoffer). Zij liep bij het ongeval ernstige verwondingen aan haar hoofd op, waaraan zij dezelfde dag is overleden. Verdachte is door het ongeval niet gewond geraakt.
Verdachte reed over de Nijverheidsstraat, komende uit de richting van de Daltonstraat en gaande in de richting van de Nijverdalseweg. Het betreft een nagenoeg rechte weg met vrij uitzicht over een grote afstand. De verkeerssituatie is verdachte welbekend. Het uitzicht door de voorruit en zijruiten van de auto van verdachte werd niet belemmerd. Verdachte had vrij zicht op de rotonde. Terwijl verdachte de rotonde naderde, reed de bestuurder van de fiets op de rotonde van de Nijverdalseweg, komende uit de richting van de Reggesingel en gaande in de richting van de Ligtenbergerdijk. Zij zag verdachte aan komen rijden en dacht dat verdachte voor haar zou stoppen. Verdachte botste na het oprijden van de rotonde met de linker voorzijde van haar auto tegen de rechter voorzijde van de fiets. Verdachte had de fietsster niet gezien, hoorde een tik en stopte haar auto. Toen verdachte uit de auto stapte zag zij een vrouw op de grond zitten en hoorde zij een kind huilen. De auto van verdachte is aan de linker voorzijde van de bumper beschadigd geraakt. Op de motorkap van de auto van verdachte was een veeg zichtbaar welke afkomstig was van het handvat van het stuur van de fiets. De fiets is aan de rechterzijde van de voorvork beschadigd geraakt.
Het verkeer dat vanaf de Nijverheidsstraat de rotonde op wil rijden dient voorrang te verlenen aan de bestuurders rijdend over de rotonde, hetgeen door middel van een verkeersbord (B6 RVV) en haaientanden kenbaar wordt gemaakt. Het ongeval heeft na zonsopkomst (dag) plaats gevonden. Tijdens het ongeval was het droog. Het wegdek was droog. Zowel de personenauto als de fiets verkeerden in voldoende verkeerstechnische staat van onderhoud en vertoonden geen gebreken die eventueel konden leiden tot of van invloed konden zijn op het ontstaan van het ongeval. Er zijn geen remsporen aangetroffen van de auto van verdachte. Ook zijn er geen sporen op het wegdek aangetroffen die de exacte botsplaats nader kunnen duiden. Door verdachte werd de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 50 km/uur niet overschreden. Berekend is dat, indien verdachte geremd zou hebben, uitgaande van een remvertraging van 7,3 m/s2 en een reactietijd van 1 seconde, de door verdachte maximum gereden snelheid ongeveer 39 kilometer per uur is geweest.
Alle vier de gehoorde getuigen verklaarden dat [moeder slachtoffer] met haar dochter achterop op de rotonde fietste en verdachte in haar auto de rotonde naderde, deze opreed en vervolgens [moeder slachtoffer] met haar dochter aanreed die vervolgens ten val kwamen. Uit de verklaringen van de getuigen volgt ook dat de snelheid die verdachte reed, de maximumsnelheid van 50 kilometer per uur niet overschreed.
Beoordeling
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte de op haar rustende plicht om de verkeersregels na te leven geschonden door, terwijl zij bekend was met de verkeerssituatie, in onvoldoende mate op te letten en te blijven letten op de direct voor haar gelegen rotonde en het zich daarop bevindende verkeer en geen voorrang te verlenen aan het verkeer op de rotonde en door niet de snelheid van de door haar bestuurde auto zodanig te regelen dat zij in staat was de auto tijdig tot stilstand te brengen, waardoor zij in aanrijding is gekomen met een fietsster en het slachtoffer.
De rechtbank heeft geen redenen om te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van de verklaringen van betrokkene en de getuigen. Bovendien komen de verklaringen op wezenlijke onderdelen overeen. Deze verklaringen zijn voldoende geloofwaardig en daarom bruikbaar voor het bewijs.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat verdachte de rotonde op de Nijverdalseweg is genaderd en opgereden, terwijl op dat moment [moeder slachtoffer] met haar dochter [slachtoffer] achterop op de rotonde fietste.
Verdachte moest, komend vanuit de Nijverheidsstraat, voorrang verlenen aan het verkeer op de rotonde. Dat was voor verdachte zichtbaar door het verkeersbord (B6 RVV) en de haaientanden op het wegdek. Gelet op het verloop van de Nijverheidsstraat, de overzichtelijkheid en de weersomstandigheden moeten voor verdachte de fietsster en het slachtoffer, zowel bij het naderen van de rotonde als bij het oprijden van de rotonde zichtbaar zijn geweest. Dat volgt ook uit het feit dat de getuigen allen verklaren dat zij een vrouw met een kind achterop op de rotonde zagen fietsen. Beide getuigen [getuigen] verklaarden zelfs dat zij voor rotonde moesten wachten voor deze fietsster, terwijl zij een afslag verder op de rotonde stonden dan verdachte. Verdachte verklaarde de fietsster echter niet te hebben gezien.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt daaruit reeds dat verdachte niet gedurende één moment van onoplettendheid, maar gedurende langere tijd in onvoldoende mate heeft gelet op de rotonde en onvoldoende heeft geanticipeerd op het zich op de rotonde bevindende verkeer en niet de snelheid van haar auto zodanig heeft geregeld om, mocht dat nodig zijn,
haar auto tot stilstand te kunnen brengen binnen de afstand waarover zij de rotonde kon overzien en deze vrij was. Verdachte heeft vervolgens ten onrechte geen voorrang verleend aan voor de bestuurder van links komende fietsster en het slachtoffer. Verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank niet de bijzondere zorgplicht in acht genomen die van een verkeersdeelnemer in deze situatie mag worden verwacht. Het gevaar om de fietsster en het slachtoffer aan te rijden, heeft zich vervolgens verwezenlijkt.
Het geheel aan gedragingen van de verdachte en de omstandigheden waaronder die gedragingen hebben plaatsgevonden overziende, acht de rechtbank bewezen dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen merkt de rechtbank het rijgedrag van verdachte, in de hiervoor geschetste feitelijke situatie, aan als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend.
De rechtbank acht voorts bewezen dat het aan de schuld van verdachte te wijten is dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden en dat het slachtoffer als gevolg daarvan is overleden.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 28 november 2018 te Rijssen in de gemeente Rijssen-Holten, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), gaande in de richting van de kruising (rotonde) van de wegen, de Nijverheidsstraat en de Nijverdalseweg, daarmede rijdende over de weg, de Nijverheidsstraat,
aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl verdachte goed bekend was met die verkeerssituatie en
terwijl het zicht op die rotonde voor verdachte niet werd beperkt of gehinderd
en
terwijl direct voor die kruising op het wegdek van die weg, de Nijverheidsstraat, haaientanden als bedoeld in artikel 80 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, inhoudende: "Bestuurders moeten voorrang verlenen aan de bestuurders op de kruisende weg", waren aangebracht en
voor die kruising, aan de rechter zijde van die weg (de Nijverheidsstraat) een in haar, verdachtes rijrichting gekeerd bord B6 van bijlage 1 van voormeld reglement, inhoudende: "Verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg", was geplaatst,
niet of in onvoldoende mate heeft gekeken of is blijven kijken of over die kruising (rotonde) verkeer naderde en
in strijd met het gestelde in artikel 19 van voormeld reglement niet de snelheid van dat door haar, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) zodanig heeft geregeld dat zij in staat was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover zij die weg (de Nijverheidsstraat) of die rotonde kon overzien of waarover deze vrij was en
die kruising (rotonde) is opgereden en
in strijd met voormeld bord B6 en het gestelde in artikel 80 van voormeld reglement geen voorrang heeft verleend aan een over die kruising (rotonde) rijdende, toen gezien haar, verdachtes rijrichting dicht van links genaderd zijnde bestuurster van een fiets en
is gebotst tegen, die op die kruising (rotonde) rijdende, toen gezien haar, verdachtes rijrichting dicht van links genaderd zijnde bestuurster van die fiets, het achterop die fiets zittende dochtertje van die bestuurster en die fiets, ten gevolge waarvan die bestuurster van die fiets en dat dochtertje ten val zijn gekomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood en
welk feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt, doordat zij, verdachte geen voorrang heeft verleend.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 175 WVW. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
primair
het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van een jaar. Daarbij heeft de officier van justitie rekening gehouden met tijdsverloop.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring van het primair of subsidiair ten laste gelegde komt, er rekening dient te worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte in die zin dat zij zich onder behandeling van een psycholoog heeft gesteld om de gebeurtenis te verwerken en zij sterk afhankelijk is van haar rijbewijs. Daarnaast is er sprake van tijdsverloop.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Bij deelname aan het verkeer kunnen verkeersfouten, ontstaan door kortdurende afleiding, onoplettendheid of een verkeerde inschatting, grote en soms fatale gevolgen hebben waardoor het leven van verkeersdeelnemers en hun naasten voor langere tijd of onomkeerbaar verandert. Verdachte heeft als verkeersdeelnemer een verkeersongeval veroorzaakt waarbij een 5-jarig kind is komen te overlijden. Daarmee is de nabestaanden onherstelbaar leed aangedaan. Ook al heeft verdachte deze gevolgen van haar handelen niet gewild, feit is dat door haar toedoen een ander het leven is ontnomen. Verdachte zal die last verder moeten dragen. Het leed bij de nabestaanden zal ook door strafoplegging niet ongedaan gemaakt kunnen worden. De vader van het slachtoffer heeft dit ter zitting indringend onder woorden gebracht in zijn slachtofferverklaring. De rechtbank realiseert zich dat geen enkele straf recht zal doen aan het gemis dat de ouders en de andere nabestaanden hun leven lang nog zullen ervaren.
De rechtbank heeft acht geslagen op de jurisprudentie ter zake van overtreding van artikel 6 WVW. Daarnaast heeft de rechtbank ook gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) met betrekking tot overtreding van artikel 6 WVW. Daarin is voor een geval waarin sprake is van aanmerkelijke schuld als oriëntatiepunt vermeld een taakstraf voor de duur van 240 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van een jaar.
De rechtbank houdt rekening met het blanco strafblad van verdachte. Ook houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte ter terechtzitting blijk heeft gegeven van een beperkt inlevingsvermogen ten opzichte van het slachtoffer en haar nabestaanden. Verdachte heeft ter zitting enkele keren benadrukt , vooral zelf erg geraakt te zijn door het gebeuren. Alhoewel verdachte zegt zich te realiseren hoe zwaar het verlies moet zijn voor de nabestaanden, legde zij de nadruk op de impact die het verkeersongeval op haar zelf heeft gehad. Ten slotte houdt de rechtbank rekening met het tijdsverloop, in die zin dat de redelijke termijn is geschonden. De rechtbank heeft daarom op de hieronder op te leggen straf 10 uren taakstraf in mindering gebracht.
Alles afwegende acht de rechtbank de geëiste straf van de officier van justitie, te weten een taakstraf voor de duur van 180 uren, bij niet naar behoren te verrichten te vervangen door 90 dagen hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van een jaar passend en geboden.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 178 en 179 WVW.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het primair bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
90 dagen;
- veroordeelt verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de tijd van
1 jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Rikken voorzitter, mr. M.A.H. Heijink en
mr. A.M. van Diggele, rechters, in tegenwoordigheid van H.J.A. Teerlink, griffier en is in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2021.
Buiten staat
Mr. Heijink is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie Oost-Nederland, district Twente met nummer PL0600-2018536999-1. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 8 januari 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Op 28 november 2018 reed ik in Rijssen op de rotonde van de Nijverheidsstraat en de Nijverdalseweg. Ik kwam uit de richting van de Nijverheidsstraat. Ik rijd deze weg meerdere keren per week en was bekend met de wegsituatie. Bij het naderen van de rotonde vanuit de Nijverheidsstraat keek ik naar links. Het was een overzichtelijke kruising en ik had vrij zicht op de rotonde. Het uitzicht door de voorruit of de zijruit van de auto werd nergens door belemmerd. Bij het naderen van de rotonde zag ik geen fietser op de rotonde. Bij de rotonde remde ik af en omdat ik geen fietser zag trok ik op om de rotonde op te rijden. Toen ik op de rotonde reed hoorde ik ineens een tik. In de buitenspiegel zag ik iets omhoog gaan. Ik ben onmiddellijk gestopt en uit de auto gestapt. Ik zag een vrouw op grond zitten en ik hoorde een kind huilen.
2.
Het proces-verbaal van verhoor betrokkene [moeder slachtoffer] , van 28 februari 2019, pagina’s 28 t/m 29, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van betrokkene:
Op 28 november 2018 fietste ik omstreeks 12:50 uur, met mijn dochter achter op de
fiets, op de Nijverdalseweg te Rijssen, gemeente Rijssen Holten. Mijn dochter was 5 jaar en zat in een goedgekeurd kinderstoeltje achter op de fiets. Toen ik op de rotonde fietste zag ik van rechts een auto komen. Ik had mijn linker hand omhoog toen ik de rotonde op fietste, ik wilde naar links, de Lichtenbergerdijk op. Ik fietste in ieder geval rechts op het fietspad, op het rode gedeelte. Ik fiets deze route vaker, ik fiets elke dag en veel. Ik had goed zicht en werd nergens door verblind, er was geen zon. Ik heb de auto die ons aangereden heeft, wel gezien, maar deze was toen nog op afstand. Ik heb mijn hand opgestoken en had gewoon voorrang. Ik denk dat de auto op 100 of 200 m afstand van mij was en ik ging er van uit dat hij ging stoppen zoals het hoort. Ik werd opeens door de auto aan mijn rechterzijde aangereden, we werden door de auto een paar meter meegesleept en we kwamen ten val.
3.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , van 15 december 2018, pagina’s 19 t/m 20, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige:
Op 28 november 2018, omstreeks 12:50 uur, reed ik met mijn bestelauto van de zaak
over de Nijverdalseweg in Rijssen, gemeente Rijssen-Holten. Ik reed in de richting van de Reggesingel en voor mij reed nog een auto toen ik de rotonde naderde met links de Nijverheidsstraat. Ik zag een grote grijze auto, soort SUV, voor mij vanaf links de rotonde naderen. Toen deze grijze auto op de rotonde reed, met een snelheid die ik schat op 20 a 30 kilometer per uur, zag ik dat deze auto in aanrijding kwam met een mevrouw op een fiets met een kind achterop de fiets in een Maxi Cosi (kinderstoel). Aan de manier van rijden zag ik dat de bestuurder van de grijze SUV bekend was met de rotonde, er werd vloeiend in een behoorlijk rechte lijn gereden, ook behoorlijk midden over de rotonde. Ik denk dat de fietser vanaf de Nijverdalseweg de rotonde op kwam fietsen, vanaf de Reggesingel, zij fietste namelijk ook behoorlijk midden over de rotonde. Ik zag dat de grijze SUV, op de rotonde, met de linker zijkant in aanrijding kwam met de fietser. Ik zag de mevrouw op de fiets vallen, behoorlijk midden op de rotonde.
4.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , van 15 december 2018, pagina’s 21 t/m 22, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige:
Ik liep op de Nijverdalseweg te Rijssen en liep richting de rotonde. Ik zag dat er een Mercedes met het kenteken [kenteken] uit de Nijverheidsstraat kwam rijden. Ik zag een vrouw met haar kind op de rotonde fietsen op de Nijverdalseweg. Ik zag dat ze fietste op het rode gedeelte alwaar de fietsers horen te fietsen. Ik zag dat ze aan de binnenkant van deze rode strook fietste, dus meer aan de zijde alwaar de auto's rijden. Ik zag dat de Mercedes geen voorrang verleende aan de fietsers. Ik schat de snelheid van de Mercedes op ongeveer 40 a 50 km/u. Ik zag de fietsers beiden werden geraakt. Ik zag dat ze beiden ten val kwamen.
5.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , van 9 maart 2019, pagina’s 24 t/m 25, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige:
Op woensdag 28 november 2018 reed ik met mijn auto op de Nijverdalseweg in Rijssen. Ik moest voor de rotonde wachten voor een fietser die op de rotonde fietste. Ik zag dat op de fiets een vrouw met achterop een kind zat. Ook zag ik van links, de Nijverheidsstraat, een auto de rotonde oprijden. Ik zag de auto stapvoets de rotonde oprijden. Ik zag dat de fietser niet volledig aan de rechter kant, het fietsstrookje, fietste, maar eigenlijk op de rijstrook bestemd voor het overige verkeer. Direct daarna zag ik dat de auto die voor mij van links kwam, de fietser aanreed. De auto kwam met de linker zijde, tegen de rechter zijde van de fiets en ik zag dat de fietser daarbij viel. Ik zag dat de auto een paar meter na de aanrijding tot stilstand kwam.
6.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , van 9 maart 2019, pagina’s 26 t/m 27, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige:
Op woensdag 28 november 2018, omstreeks 12:50 uur, zat ik rechts naast mijn broer in
zijn auto, hij was bestuurder. We reden op de Nijverdalseweg in Rijssen (gemeente Rijssen-Holten), in de richting van de Reggesingel. Op genoemd tijdstip moesten we wachten voor de rotonde op de Nijverdalseweg met de Nijverheidsstraat, omdat we een fietser op de rotonde zagen fietsen. Ik zag dat op de fiets een vrouw zat met een kind achterop in een fietsstoeltje. Ik zag dat de fietser ons recht tegemoet fietste en over het wegdeel reed waar
normaal het overige verkeer rijdt. Ze fietste in elk geval niet uiterst rechts over de rode suggestiestrook. Direct nadat ik de fietser gezien had, zag ik ook een grote donkere personenauto voor ons van links komen, vanuit de Nijverheidsstraat. Ik zag dat deze auto niet erg snel reed, ik schat 20 a 30 kilometer per uur. Ik zag daarna dat de auto met de linker zijkant, de fietser aanreed aan de achterzijde rechts van de fiets. Ik zag dat door de klap het kind uit het kinderstoeltje schoot, voorbij de vrouw die voorop zat. Ik zag dat het kind op het wegdek viel.
7.
Het proces-verbaal aanrijding misdrijf van verbalisant [verbalisant] , van 24 maart 2019, pagina’s 2 t/m 8, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisant:
Locatie ongeval
Datum: 28 november 2018
Omstreeks: 12:50 uur
Adres: Nijverdalseweg
Plaats: Rijssen
Gemeente: Rijssen-Holten
Op de kruising met: Nijverheidstraat
Bebouwde kom: binnen
8.
Het proces-verbaal verkeersongevalsanalyse, met foto’s, van verbalisanten [verbalisant] en
[verbalisant] , van 5 februari 2019 pagina’s 34 t/m 55 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van de verbalisanten:
1.2
Beknopte ongevalsbeschrijving
De Mercedesbestuurster had daarmee gereden over de Nijverheidsstraat te Rijssen, komende uit de richting van de Daltonstraat en gaande in de richting van de Nijverdalseweg. De fietsster had gereden over de rotonde van de Nijverdalseweg, komende uit de richting van de Reggesingel en gaande in de richting van de Ligtenbergerdijk. Achterop haar fiets zat, in een kinderzitje, haar 5 jarige dochter. De Mercedesbestuurster botste na het oprijden van de rotonde met haar auto tegen de rechterzijde van de fiets. Door deze botsing vielen de fietsster en haar dochter. De achterop de fiets zittende dochter raakte hierdoor gewond en tevens ontstond er materiele schade. In het ziekenhuis te Enschede is die middag de dochter aan haar verwondingen overleden. Bij dit ongeval waren de volgende voertuigen betrokken: Voertuig, merk Mercedes, kenteken [kenteken] .
1.4
Beantwoording / Conclusie
B. Alle voertuigen verkeerden, voor zover mogelijk kon worden nagegaan, in een
voldoende verkeerstechnische staat van onderhoud en vertoonden geen gebreken die
eventueel de oorzaak van, dan wel van invloed zouden kunnen zijn geweest op het
ontstaan van het ongeval.
2.2.3
Verkeersmaatregelen ter plaatse
Wij zagen het volgende;
• Voor motorvoertuigen, rijdend over de Nijverheidsstraat, bedroeg de ter plaatse
toegestane maximumsnelheid 50 km/h.
• Het verkeer dat vanaf de Nijverheidsstraat de rotonde op wil rijden dient voorrang te
verlenen aan de bestuurders rijdend over de rotonde. Hetgeen door middel van borden en haaientanden wordt kenbaar gemaakt.
• Bord B6 RVV
• Genoemde wegen waren voor het openbaar verkeer opengesteld.
• Er waren verder geen bijzondere verkeersmaatregelen van kracht.
2.2.5
Lichtgesteldheid
Op het moment van de aanrijding was de lichtgesteldheid,
Daglicht.
2.2.7
Weergesteldheid
Droog.
2.2.8
Wegdek
Droog
2.4.1
Bepaling botsposities
Aan de hand van de schades en de aangetroffen sporen werden de voertuigen zodanig tegen elkaar geplaatst zodat duidelijk werd hoe de voertuigen met elkaar in aanraking waren gekomen. Aan de linker voorzijde van de bumper van de Mercedes zat recente schade. Deze schade kwam overeen met zichtbare schade aan de rechterzijde van de voorvork van de Gazelle. Op de motorkap van de Mercedes was een recente veeg zichtbaar welke afkomstig was van het handvat van het stuur van de fiets.
4.2.1
Remproeven
Er zijn op de plaats van het ongeval geen remsporen aangetroffen. Indien de Mercedesbestuurster na de botsing geremd zou hebben met de minimale remvertraging van 7,3 m/s en een reactie tijd had van 1 s dan zou de maximum gereden snelheid ongeveer 39 km/h zijn geweest.
5.2
Oorzaak, toedracht en gevolg
Na onderzoek is vastgesteld dat:
betrokken voertuigen hebben gereden zoals in dit proces-verbaal is omschreven;
- de Mercedesbestuurster heeft geen voorrang verleend aan de fietsster welke op de
kruisende weg reed;
- na de botsing is de fietsster met de achterop zittende passagier gevallen en is die
passagier aan de gevolgen van die val overleden;
de Mercedesbestuurster heeft vermoedelijk de geldende maximumsnelheid ter
plaatse niet overschreden;
- de exacte botsplaats kon niet worden vastgesteld;
- de passagier op de fiets zat op een doelmatige, veilige zitplaats namelijk een
daarvoor bestemd kinderzitje;
- ter plaatse zijn door ons geen remsporen aangetroffen van de Mercedes;
- er zijn geen technische gebreken aangetroffen bij de betrokken voertuigen.
7.3
Schouw
Op 28 november 2018 om 15.40 uur, vond op de afdeling spoed eisende hulp van het
Medisch Spectrum Twente, de schouw plaats van het slachtoffer, dat bij het verkeersongeval
was overleden. Ik, verbalisant [verbalisant] , was hierbij aanwezig.
Het slachtoffer was genaamd:
Voornaam: [slachtoffer]
Achternaam: [slachtoffer]
Geboren op: [geboortedatum 2] -2013
Datum en tijdstip overlijden: 14:30 uur
Door de forensisch arts, B. v.d. Spaa, is de schouw verricht. Van deze schouw is door genoemde arts een verslag betreffende een niet natuurlijke dood opgemaakt. Als conclusie gaf de forensisch arts aan: Overleden aan de gevolgen van schedel en hersentrauma.