In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 1 juli 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een horecaondernemer en de burgemeester van Enschede. De ondernemer, eiser, had een bestuurlijke boete van € 1.020,- opgelegd gekregen omdat er op 14 december 2019 tijdens een controle door toezichthouders geen leidinggevende aanwezig was in zijn horecazaak, terwijl deze voor publiek geopend was. Eiser stelde dat hij slechts kort afwezig was om een kroket te halen en dat de andere leidinggevende op korte termijn zou arriveren. De rechtbank oordeelde dat de afwezigheid van de leidinggevende een overtreding van artikel 24, eerste lid, van de Drank- en Horecawet (DHW) vormde, en dat de burgemeester bevoegd was om de boete op te leggen. De rechtbank achtte de beleidsregels van de gemeente, die bepalen dat bij middelzware overtredingen direct een boete wordt opgelegd, niet onredelijk. Eiser had geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die aanleiding gaven om van deze regels af te wijken. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en bevestigde de boete, waarbij ook werd opgemerkt dat de hoogte van de boete in overeenstemming was met het Boetebesluit.