Op 22 januari 2021 heeft de Rechtbank Overijssel in Almelo uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het (mede)plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De tenlastelegging betrof ontuchtige handelingen, waaronder seksueel binnendringen, gepleegd op 3 maart 2019 in Hengelo. De rechtbank heeft het onderzoek op de openbare terechtzitting op 8 januari 2021 gevoerd, waarbij de officier van justitie, mr. E.J. Leunk, en de raadsman van de verdachte, mr. D.P. Poppe, aanwezig waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangifte van de vader van de minderjarige en de verklaring van de minderjarige zelf niet voldoende werden ondersteund door andere bewijsmiddelen. Hoewel er verschillende verklaringen in het strafdossier aanwezig waren die als belastend voor de verdachte konden worden geïnterpreteerd, leidde dit niet tot het vereiste wettige en overtuigende bewijs dat de verdachte de ontuchtige handelingen had gepleegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon worden veroordeeld op basis van de beschikbare bewijsmiddelen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit, omdat niet bewezen kon worden dat hij de ontuchtige handelingen had begaan. Dit vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter mr. M.A.H. Heijink en de rechters mr. A.M. Rikken en mr. V. Wolting, in aanwezigheid van griffier H.J.A. Teerlink.