ECLI:NL:RBOVE:2021:263

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 januari 2021
Publicatiedatum
22 januari 2021
Zaaknummer
08/952042-17 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van een vader in een zaak van vermeende kindermishandeling door schudden

Op 22 januari 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 40-jarige man uit Deventer, die werd verdacht van het mishandelen van zijn toen 2 maanden oude zoontje in 2016. De rechtbank heeft de man vrijgesproken van de beschuldigingen, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij het letsel had veroorzaakt. De zaak kwam aan het licht toen de baby in 2016 met spoed naar het ziekenhuis werd gebracht, waar werd vastgesteld dat hij hersenletsel had opgelopen. De officier van justitie stelde dat het letsel alleen kon zijn veroorzaakt door het schudden van de baby, maar de verdediging betoogde dat er geen bewijs was voor de toedracht van het letsel.

Tijdens de rechtszitting op 8 januari 2021 werd het onderzoek gevoerd, waarbij de rechtbank kennisnam van de vordering van de officier van justitie, mr. J.E.R. Osinga, en de verdediging door mr. T. der Bedrosian. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat de verdachte het letsel had veroorzaakt. De deskundige van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) kon niet met zekerheid vaststellen of het letsel het gevolg was van een accidenteel of niet-accidenteel trauma. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de verdachte en de moeder van de baby niet voldoende duidelijkheid boden over de omstandigheden waaronder het letsel was ontstaan.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte niet schuldig kon worden bevonden aan de tenlastelegging en sprak hem vrij van alle beschuldigingen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door de rechtbank en ondertekend door de rechters.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/952042-17 (P)
Datum vonnis: 22 januari 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] 1980 in [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
8 januari 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J.E.R. Osinga en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. T. der Bedrosian, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zijn toen ongeveer elf weken oude zoon zwaar heeft mishandeld, dan wel heeft geprobeerd hem zwaar te mishandelen, dan wel hem heeft mishandeld, door hem hardhandig heen en weer te schudden.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks de periode van 8 tot en met 9 november 2016 in de gemeente Deventer aan [baby] , geboren [geboortedatum 2] 2016 opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een bloeduitstorting tussen het harde hersenvlies en het spinnewebvlies van de hersenen over de rechterhersenhelft, heeft toegebracht door die twee maanden oude [baby] - al dan niet - hardhandig meermalen althans eenmaal heen en weer te schudden, althans heftig mechanish botsende geweld toe te passen op het hoofd van die [baby] ;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, terzake dat
hij op of omstreeks de periode van 8 tot en met 9 november 2016 in de gemeente Deventer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [baby] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen te weten een bloeduitstorting tussen het harde hersenvlies en het spinnewebvlies van de hersenen over de rechterhersenhelft, door die twee maanden oude [baby] - al dan niet - hardhandig meermalen, althans eenmaal heen en weer te schudden, althans heftig mechanish botsende geweld toe te passen op het hoofd van die
[baby] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, meer subsidiair, terzake dat
hij op of omstreeks de periode van 8 tot en met 9 november 2016 in de gemeente Deventer zijn kind [baby] , heeft mishandeld door die twee maanden oude [baby] - al dan niet - hardhandig meermalen, althans eenmaal heen en weer te schudden, althans heftig mechanish botsende geweld toe te passen op het hoofd van die [baby] .

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Uit het dossier blijkt dat verdachte de vader is van het vermeende slachtoffer [baby] , geboren op [geboortedatum 2] 2016 (hierna: [baby] ). Verdachte had (en heeft) een relatie met [moeder baby] , de moeder van [baby] .
Zij waren op 8 november 2016 samen in hun woning in Deventer, toen [baby] buiten bewustzijn raakte en zijn ademhaling stopte. Er ontstond bij beide ouders paniek. Een buurman heeft 112 gebeld, waarna [baby] naar het ziekenhuis is gebracht. Na medisch onderzoek is [baby] vervolgens dezelfde dag overgeplaatst naar het UMCG in Groningen en op 23 november 2016 weer teruggeplaatst naar het Deventer Ziekenhuis, waar hij nog een week heeft verbleven tot zijn ontslag uit het ziekenhuis op 30 november 2016. Bij vier controles in december 2016 en februari 2017 waren geen afwijkingen meer te zien. [baby] is thans vier jaren oud en gezond.
Tijdens het medisch onderzoek werd - onder meer - vastgesteld dat [baby] een subdurale bloeding in de hersenen had en netvliesbloedingen in het rechteroog. Omdat de combinatie van deze letsels kan duiden op 'abusive head trauma' (ook wel shaken-baby-syndroom genoemd) ontstond het vermoeden dat sprake zou kunnen zijn van toegebracht letsel. Deze bevindingen, in combinatie met wisselende verklaringen van verdachte over wat op 8 november 2016 zou zijn voorgevallen in de woning, hebben een medewerker van Veilig Thuis ertoe bewogen om aangifte te doen van kindermishandeling. In het daaropvolgende strafrechtelijk onderzoek zijn de medische gegevens opgevraagd en door een forensisch deskundige van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) beoordeeld. De bevindingen zijn neergelegd in een rapport. Daarnaast zijn verdachte en de moeder van [baby] door de politie gehoord.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld voor het primair ten laste gelegde. Daartoe heeft hij zich op het standpunt gesteld, zakelijk weergegeven, dat het bij [baby] geconstateerde letsel slechts kan worden verklaard door het schudden van [baby] door zijn vader, nu andere mogelijke oorzaken voor het letsel kunnen worden uitgesloten.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. Daartoe is, zakelijk weergegeven, betoogd dat niet kan worden vastgesteld op welke wijze en op welk moment het letsel van [baby] is ontstaan.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Het dossier bevat verslagen van drie gesprekken die verdachte heeft gevoerd met een medewerker van Veilig Thuis in bijzijn van een vertrouwensarts. In het eerste gesprek heeft verdachte verteld dat hij [baby] heeft geschud omdat [baby] niet ademde. Daarbij heeft hij voorgedaan op welke wijze hij [baby] heeft geschud, namelijk door beide armen vooruit te steken, alsof hij de romp van [baby] vastpakte, en te schudden. Deze verklaring van verdachte wordt in eerste instantie ook bevestigd door de moeder van [baby] . In latere verklaringen zijn zij daarover anders gaan verklaren. Dit lijkt te zijn ingegeven door een uitleg over het mogelijk beschadigen van de hersenen bij de manier van vastpakken en schudden zoals voorgedaan. De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid van de eerste verklaring van verdachte en de moeder van [baby] te twijfelen. De rechtbank merkt daarbij evenwel op dat over de kracht waarmee is geschud en over de duur van het schudden niets is opgetekend.
Uit het rapport van 19 februari 2018 van forensisch deskundige drs. R.A.C. Bilo, verbonden aan het NFI, komt kort en zakelijk weergegeven het volgende naar voren.
Bij [baby] zijn - onder meer - een subdurale bloeding (een bloeduitstorting tussen het harde hersenvlies en het spinnewebvlies van de hersenen over de rechterhersenhelft) en diepe netvliesbloedingen in het rechteroog vastgesteld. De deskundige acht het op grond van de medische gegevens uitgesloten dat deze klinische verschijnselen zijn ontstaan als gevolg van een medische aandoening. Daardoor blijft een trauma als mogelijke oorzaak van dit letsel over. De deskundige heeft vervolgens geconcludeerd dat het op basis van uitsluitend de klinische gegevens niet mogelijk is onderscheid te maken tussen een accidenteel of een
niet-accidenteel trauma, maar wel wordt het klinisch beeld veel waarschijnlijker geacht bij een ernstig trauma dan bij een triviaal trauma of een aandoening. De deskundige komt uiteindelijk in zijn rapport tot de conclusie dat het niet mogelijk is om vast te stellen of het
veroorzakende trauma een contacttrauma (zoals bij stoten en vallen), een repeterend acceleratie-deceleratietrauma (zoals bij schudden) of een combinatie daarvan was. Verder is het niet mogelijk om vast te stellen of sprake is geweest van een eenmalig incident, of van herhaalde incidenten met een mild beloop. Tot slot is het volgens de deskundige niet mogelijk om een indicatie te geven over het moment of de momenten waarop een trauma heeft plaatsgevonden.
De rechtbank stelt op grond van de hierboven vermelde bevindingen van de deskundige vast dat zowel over het moment van het ontstaan van het letsel bij [baby] als over de oorzaak ervan, in niet geringe mate onzekerheid is blijven bestaan. De rechtbank heeft hiervoor weliswaar vastgesteld dat verdachte [baby] heeft geschud, maar over de kracht waarmee dat is gebeurd en over de duur van het schudden is op grond van het dossier geen duidelijkheid verkregen.
De rechtbank komt zodoende tot het oordeel dat, ook indien de medische bevindingen in samenhang worden bezien met de verklaringen die verdachte en de moeder van [baby] hebben afgelegd over het schudden van [baby] , niet kan worden vastgesteld dat het bij [baby] geconstateerde letsel het gevolg is geweest van enig handelen van verdachte.
De rechtbank acht reeds daarom niet bewezen wat aan verdachte primair, subsidiair en meer subsidiair is ten laste gelegd en zal hem daarvan zal vrijspreken.

5.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mrs. S.H. Peper en M.W. Eshuis, rechters, in tegenwoordigheid van D.D. Drost, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2021.