ECLI:NL:RBOVE:2021:2621

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 april 2021
Publicatiedatum
30 juni 2021
Zaaknummer
263738 KG RK 21-162
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het wrakingsverzoek tegen rechter mr. W.J.B. Cornelissen in bestuursrechtelijke procedure

Op 30 april 2021 heeft de Rechtbank Overijssel het verzoek tot wraking van mr. W.J.B. Cornelissen afgewezen. Verzoekers, vertegenwoordigd door de heer M.H. Middelkamp, voerden aan dat mr. Cornelissen in strijd met de goede procesorde had gehandeld, wat zou leiden tot partijdigheid en de schijn van belangenverstrengeling. Het wrakingsverzoek volgde op een eerdere procedure waarin een omgevingsvergunning was verleend aan [bedrijf] B.V. en waarin verzoekers beroep hadden ingesteld. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek vond plaats via een Skype-verbinding op 28 april 2021, waarbij mr. Cornelissen niet aanwezig was.

De wrakingskamer oordeelde dat de beslissingen van mr. Cornelissen om het verweerschrift in de procedure te betrekken en het verzoek om uitstel af te wijzen, procedurele beslissingen waren. De wrakingskamer stelde vast dat er geen aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van mr. Cornelissen. De vrees voor partijdigheid was niet objectief gerechtvaardigd, en de wrakingskamer concludeerde dat de wrakingsgrond niet voldeed aan de vereisten voor toewijzing. Ook het verzoek om prejudiciële vragen te stellen aan het Europees Hof van Justitie werd afgewezen, evenals het verzoek om proceskostenvergoeding aan de verweerder.

De beslissing van de wrakingskamer werd openbaar uitgesproken, en tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 263738 KG RK 21-162
Beslissing van 30 april 2021
in de zaak van
[verzoeker 1] ,
wonende te [woonplaats] , en
de [verzoeker 2] ,
gevestigd te [woonplaats] ,
verzoekers tot wraking,
gemachtigde de heer M.H. Middelkamp, kantoorhoudende te Almelo

1.De procedure

1.1.
Op 23 maart 2021 hebben verzoekers het verzoek tot wraking gedaan van
mr. W.J.B. Cornelissen, rechter in deze rechtbank en in zijn hoedanigheid van voorzitter van de meervoudige kamer belast met de behandeling van de zaak die is geregistreerd onder zaaknummer Awb 19/2300 (hierna te noemen: de bodemprocedure).
1.2.
Mr. Cornelissen heeft niet berust in de wraking en heeft schriftelijk gereageerd waarbij hij heeft kenbaar gemaakt niet aanwezig te zijn bij de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek.
1.3.
In verband met overheidsmaatregelen die zijn uitgevaardigd als gevolg van de uitbraak van het coronavirus heeft de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op 28 april 2021 plaatsgevonden via een Skype-verbinding. Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
  • de heer M.H. Middelkamp;
  • mr. H.E. Davelaar, raadsman van de vergunninghouder in de bodemprocedure, en
  • de heer R. Orie, werkzaam bij de provincie Overijssel.
De heer F. Vollebergh, werkzaam bij de provincie Overijssel, zou bij de mondelinge behandeling aanwezig zijn, maar is wegens technische problemen niet verschenen.
Mr. Cornelissen is met bericht van afwezigheid niet bij de mondelinge behandeling verschenen.

2.De feiten

2.1.
Op 17 oktober 2019 is door de Gedeputeerde Staten van de provincie Overijssel een omgevingsvergunning verleend aan [bedrijf] B.V..
2.2.
Tegen deze vergunning heeft Middelkamp namens zijn cliënten op 3 december 2019 beroep ingesteld.
2.3.
De mondelinge behandeling van het beroep was bepaald op 25 maart 2021.

3.Het wrakingsverzoek

3.1.
Verzoekers hebben - kort samengevat - het volgende aan hun verzoek ten grondslag gelegd. Mr. Cornelissen heeft gehandeld in strijd met de goede procesorde waardoor verzoekers in hun procesbelang zijn geschaad. Hierdoor is er sprake van partijdigheid en de schijn van belangenverstrengeling aan de zijde van mr. Cornelissen. De terechtzitting in de bodemprocedure was bepaald op 25 maart 2021. Onder meer in verband met het (aanvankelijk) ontbreken van het verweerschrift van verweerder heeft Middelkamp namens verzoekers het verzoek ingediend de terechtzitting uit te stellen. Dit verzoek is door mr. Cornelissen afgewezen. Het verweerschrift van Gedeputeerde Staten is op 15 maart 2021 bij de rechtbank ontvangen. Verzoekers hebben hiervan op 16 maart 2021 van de rechtbank een afschrift ontvangen. Het verweerschrift is niet zoals artikel 8:58 lid 1 Algemene wet bestuursrecht voorschrijft elf dagen voorafgaand aan de zitting bij de rechtbank binnengekomen. Daarnaast is het verweerschrift per e-mailbericht aan de rechtbank verstuurd en niet per faxbericht of per gewone post. Nu het verweerschrift niet tijdig en niet op de juiste wijze is ingediend had het volgens Middelkamp teruggezonden moeten worden aan verweerder. Door het verweerschrift in het geding te betrekken en het verzoek om uitstel af te wijzen heeft de voorzitter verzoekers de kans ontnomen gedegen naar het verweerschrift te kijken. Voor verzoekers was er anders dan bij de mondelinge behandeling geen mogelijkheid inhoudelijk op het verweerschrift te reageren. Hierdoor is er sprake van een ongelijk krachtenspel en wordt verzoekers het recht op een eerlijk proces ontnomen. Dit is in strijd met het Verdrag van Aarhus. Door te handelen in strijd met de Algemene wet bestuursrecht en het Verdrag van Aarhus heeft mr. Cornelissen zich niet als een onpartijdig rechter opgesteld.
3.2.
Verzoekers hebben de wrakingskamer verzocht om ten aanzien van deze gang van zaken prejudiciële vragen te stellen aan het Europees Hof van Justitie.
3.3.
Verzoekers hebben de wrakingskamer verzocht verweerder te veroordelen voor de gemaakte proceskosten.

4.Het standpunt van mr. Cornelissen

4.1.
Mr. Cornelissen heeft niet berust in de wraking en voert daartoe het volgende aan. Namens de cliënten van de heer Middelkamp is twee keer een verzoek tot uitstel ingediend. Beide verzoeken zijn door mr. Cornelissen afgewezen. Naar het oordeel van mr. Cornelissen bevat het eerste verzoek om uitstel geen gewichtige reden. Het tweede verzoek om uitstel vindt geen steun in de feiten nu het verweerschrift tijdig is ingediend. Het verweerschrift is op (donderdag) 11 maart 2021 per post verzonden en logischerwijs op 12 (of 13) maart door de rechtbank ontvangen. Op 15 maart 2021 is het door de griffie van de rechtbank afgestempeld voor ontvangst en doorgezonden aan de andere partijen. Het verweerschrift is per post ingediend en niet zoals Middelkamp schrijft per e-mailbericht. In het geval het verweerschrift tien dagen of minder voor de zitting zou zijn ontvangen beslist de bestuursrechter of het stuk buiten beschouwing wordt gelaten. De beslissingen die mr. Cornelissen heeft genomen ten aanzien van de verzoeken om uitstel en het verweerschrift niet buiten beschouwing te laten zijn processuele beslissingen die als zodanig en in de gegeven omstandigheden geen grond vormen voor wraking.

5.De beoordeling

5.1.
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert.
De vrees dat dit het geval zal zijn, dient objectief gerechtvaardigd te zijn. Dat betekent dat sprake moet zijn van concrete feiten en omstandigheden waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid. Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien - geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak - de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn.
5.2.
Verzoekers zijn van mening dat mr. Cornelissen door het verweerschrift in de procedure te betrekken en niet tegemoet te komen aan hun verzoek de zitting te verplaatsen partijdig en met vooringenomenheid heeft gehandeld. De wrakingskamer stelt vast dat de beslissingen om de mondelinge behandeling niet te verplaatsen en het verweerschrift in de procedure te betrekken procedurele beslissingen zijn. Een als negatief ervaren procedurele beslissing is in het algemeen geen grond voor toewijzing van een verzoek tot wraking van de rechter die deze beslissing heeft genomen. Alleen indien een beslissing of de motivering daarvan zo onbegrijpelijk is dat deze een zwaarwegende aanwijzing oplevert dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij bestaande vrees voor partijdigheid van de rechter objectief gerechtvaardigd is, kan dit tot een ander oordeel leiden. In de door de rechter aan de procesbeslissingen ten grondslag gelegde motivering heeft de wrakingskamer geen enkele aanwijzing van vooringenomenheid gevonden. Daarom zal het verzoek tot wraking van mr. Cornelissen worden afgewezen.
5.3.
Ten aanzien van het verzoek aan de wrakingskamer om over deze gang van zaken prejudiciële vragen te stellen aan het Europees Hof van Justitie is de wrakingskamer van oordeel dat het in het kader van de beslissing op het wrakingsverzoek niet noodzakelijk is prejudiciële vragen te stellen. De wrakingskamer zal hiertoe dan ook niet overgaan.
5.4.
Omtrent het verzoek tot het veroordelen van verweerder in de gemaakte proceskosten is de wrakingskamer van oordeel dat er in het kader van deze wrakingsprocedure geen plaats is voor een proceskostenveroordeling om welke reden dit verzoek zal worden afgewezen.

6.De beslissing

De wrakingskamer:
6.1.
wijst het verzoek tot wraking af, en
6.2
wijst het verzoek tot veroordeling van verweerder in de proceskosten af.
Deze beslissing is gegeven door de mrs. U. van Houten, M.M. Verhoeven en H.T. Pos in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 30 april 2021.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.