Op 30 april 2021 heeft de Rechtbank Overijssel het verzoek tot wraking van mr. W.J.B. Cornelissen afgewezen. Verzoekers, vertegenwoordigd door de heer M.H. Middelkamp, voerden aan dat mr. Cornelissen in strijd met de goede procesorde had gehandeld, wat zou leiden tot partijdigheid en de schijn van belangenverstrengeling. Het wrakingsverzoek volgde op een eerdere procedure waarin een omgevingsvergunning was verleend aan [bedrijf] B.V. en waarin verzoekers beroep hadden ingesteld. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek vond plaats via een Skype-verbinding op 28 april 2021, waarbij mr. Cornelissen niet aanwezig was.
De wrakingskamer oordeelde dat de beslissingen van mr. Cornelissen om het verweerschrift in de procedure te betrekken en het verzoek om uitstel af te wijzen, procedurele beslissingen waren. De wrakingskamer stelde vast dat er geen aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van mr. Cornelissen. De vrees voor partijdigheid was niet objectief gerechtvaardigd, en de wrakingskamer concludeerde dat de wrakingsgrond niet voldeed aan de vereisten voor toewijzing. Ook het verzoek om prejudiciële vragen te stellen aan het Europees Hof van Justitie werd afgewezen, evenals het verzoek om proceskostenvergoeding aan de verweerder.
De beslissing van de wrakingskamer werd openbaar uitgesproken, en tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.