ECLI:NL:RBOVE:2021:2599

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 juni 2021
Publicatiedatum
29 juni 2021
Zaaknummer
08.259208.20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onvoorzichtig rijgedrag

Op 29 juni 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 36-jarige man die betrokken was bij een verkeersongeval op 6 mei 2020 in Dedemsvaart. De verdachte, als bestuurder van een personenauto, veroorzaakte een aanrijding waarbij een andere bestuurder, een vrouw, zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder een dwarslaesie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gereden, wat leidde tot het ongeval. De officier van justitie had een werkstraf van 120 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid geëist, maar de rechtbank legde een taakstraf van 80 uren op en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van één jaar, met een proeftijd van één jaar. De rechtbank overwoog dat de verdachte goed bekend was met de weg en dat hij zijn snelheid niet had aangepast aan de onoverzichtelijke situatie, wat resulteerde in de aanrijding. De rechtbank concludeerde dat de verdachte schuld had in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die zijn gedrag zouden rechtvaardigen. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van bestuurders om zich aan te passen aan de verkeerssituatie en de gevolgen van onoplettendheid in het verkeer.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.259208.20 (P)
Datum vonnis: 29 juni 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1985 in [geboorteplaats] ,
wonende in [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 juni 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.E.M. Doedens en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. H.J. Voors, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging van 15 juni 2021, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte schuldig is aan het veroorzaken van een verkeersongeval waardoor iemand zwaar lichamelijk letsel is toegebracht dan wel dat verdachte het verkeer in gevaar heeft gebracht.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 6 mei 2020 te Dedemsvaart in de gemeente Hardenberg, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting Dedemsvaart en/of gaande in de richting het Bergje, daarmee rijdende op de Noord Stegeren, zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, terwijl hij, verdachte ter plaatse goed bekend is en/of in of nabij een in die weg (Noord Stegeren) gelegen, gezien zijn, verdachtes
rijrichting naar rechts verlopende bocht, heeft hij, verdachte in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) niet zodanig geregeld dat hij, verdachte in staat was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte die weg (Noord Stegeren) kon overzien en waarover deze
vrij was en/of niet of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het direct voor hem, verdachte gelegen weggedeelte van die weg (Noord Stegeren), het verloop van die weg (Noord Stegeren) en/of het zich daarop bevindende verkeer en/of in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn, verdachtes verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of naar links heeft gestuurd en/of naar links is gegaan en/of geheel of gedeeltelijk rijdend op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (Noord Stegeren) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (Noord Stegeren) rijdend, toen dicht genaderd zijnd ander motorrijtuig (personenauto),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 mei 2020 te Dedemsvaart in de gemeente Hardenberg, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting Dedemsvaart en/of gaande in de richting het Bergje, daarmee heeft gereden op de Noord Stegeren en in of nabij een in die weg (Noord Stegeren) gelegen, gezien zijn, verdachtes rijrichting naar rechts verlopende bocht, heeft hij, verdachte in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) niet zodanig geregeld dat hij, verdachte in staat was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte die weg (Noord Stegeren) kon overzien en waarover deze vrij was en/of in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn, verdachtes verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of naar links heeft gestuurd en/of naar links is gegaan en/of geheel of gedeeltelijk rijdend op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (Noord Stegeren) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (Noord Stegeren) rijdend, toen dicht genaderd zijnd ander motorrijtuig (personenauto), door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Op grond van de bewijsmiddelen [1] wordt het volgende vastgesteld.
Verdachte reed op 6 mei 2020 als bestuurder van een personenauto, te weten een BMW, met kenteken [kenteken 1] , over de Noord Stegeren te Dedemsvaart. Hij kwam uit de richting van Dedemsvaart en reed in de richting van Drogteropslagen.
In een bocht naar rechts, ter hoogte van de inrit naar de percelen Noord Stegeren 14-16-18-34 reed verdachte onvoldoende rechts en is hij met zijn voertuig frontaal tegen de hem tegemoetkomende personenauto, een Toyota, met kenteken [kenteken 2] gebotst. [2]
De schade overlap aan de linker voorzijde van beide voertuigen bedroeg circa 0,30 a 0,35 meter. [3]
Door de aanrijding is de Toyota gezien de rijrichting circa 90 graden linksom gedraaid over de rechterzijde van de rijbaan en na de botsing teruggerold en in de rechter grasberm tot stilstand gekomen. [4] De bestuurster van de Toyota heeft ten gevolge van deze aanrijding zwaar lichamelijk letsel opgelopen. [5] [6] [7]
Verdachte heeft verklaard dat hij vaak over deze weg naar huis reed, dat hij direct voorafgaand aan het ongeval tussen de 60 en 70 kilometer per uur reed, dat hij goed zicht had en dat hij ineens, in een flits, een auto zag en hier tegenaan reed. [8]
Verder is gebleken dat het ten tijde van het ongeval droog en zonnig weer was en dat het wegdek droog was. [9] Verdachte heeft verklaard dat hij door de zon en de bomen wel zwarte schaduwvlekken op de weg zag. [10]
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegd requisitoir, op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Zij heeft daartoe betoogd dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig dan wel onoplettend heeft gereden waardoor het aan zijn schuld te wijten is dat het ongeval is ontstaan.
Verdachte reed over een bochtige smalle weg waarbij het zicht van beide kanten door een bomenrij en slagschaduw werd belemmerd. Hij heeft zijn snelheid en plaats op de weg niet aan deze onoverzichtelijke wegsituatie aangepast. Hij reed volgens zijn verklaring 60 á 70 kilometer per uur en dat is gelet op deze wegsituatie fors. Hierdoor is hij 70 centimeter over de denkbeeldige middenstreep op de linkerweghelft terecht gekomen en daar tegen de auto van het slachtoffer aangebotst, waardoor het slachtoffer [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Hierbij dient in aanmerking te worden genomen dat als beide voertuigen op de eigen weghelft waren gebleven zij elkaar zonder problemen hadden kunnen passeren. Verder was verdachte goed bekend met de weg en mag van hem als beroepsrijder net iets meer worden verwacht dan van een niet professionele weggebruiker.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegde pleitnota, op het standpunt gesteld dat verdachte van het primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, omdat geen sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna WVW 1994).
Hiertoe heeft hij aangevoerd dat de weg ter plekke zo smal is dat als twee auto’s die op het asfalt rijden elkaar naderen er tussen beide auto’s 40 á 50 centimeter zit en dat er dus weinig ruimte overblijft om elkaar te passeren. Als een auto iets uit de rand van het asfalt rijdt dan raken zij elkaar al.
Nu ter plekke nauwelijks marge is en een gering uitwijken naar links direct grote gevolgen heeft, is een klein moment van onoplettendheid al voldoende, zeker in de situatie waarin de tegenligger mogelijk door de scherpe slagschaduw niet wordt opgemerkt. Voor verdachte was de auto er opeens en toen was het te laat.
Verdachte reed niet harder dan ter plekke is toegestaan en veilig is. Er is ook geen aanwijsbaar verband tussen de door verdachte gereden snelheid en zijn plek op de weg. Uit het rapport van de verkeersongevallenanalyse blijkt niet dat verdachte als gevolg van zijn snelheid iets te veel naar links uitwaaierde.
Nu er geen ander aanwijsbare oorzaak voor het ongeval is dan een enkel kort moment van onoplettendheid en verdachte geen andere verwijten kunnen worden gemaakt die rechtstreeks bij hebben gedragen aan het ontstaan van het ongeval, is geen sprake van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde gevaarlijk rijgedrag heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994, moet in ieder geval sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid dan wel onoplettendheid. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en voorts naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Daarnaast geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994.
Uit de verkeersongevalsanalyse blijkt dat de Noord Stegeren een smalle weg buiten de bebouwde kom is met veel bochten. Van dergelijke wegen is algemeen bekend dat deze uit verkeerstechnisch oogpunt gevaarlijk kunnen zijn. Deze wegen vergen daarom in de regel bijzondere oplettendheid/ voorzichtigheid van de weggebruikers. Dit geldt ook ter plaatse van het ongeval, omdat de weg daar in de bocht ook smal is en er geen uitwijkmogelijkheden zijn. Bovendien is er nog een zijweg naar de percelen 14-16-18-34.
Dat de situatie op de plaats waar het ongeval heeft plaatsgevonden ook bijzondere oplettendheid/voorzichtigheid van een bestuurder vergt, blijkt uit het gegeven dat daar een 60 kilometer-regime geldt.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte in een flauwe bocht naar rechts niet zoveel mogelijk rechts gehouden heeft waardoor hij met zijn auto op de verkeerde weghelft terecht is gekomen. Uit de verkeersongevalsanalyse blijkt dat de weg ter plaatse slechts 4 meter breed was (exclusief een betonnen bermverharding van 0,6 meter op de weghelft van verdachte) en dat de linker voorband van de auto van verdachte zich circa 70 centimeter links van het midden van de weg bevond. [11]
Gelet hierop bevond de auto van verdachte zich in aanzienlijke mate op de verkeerde weghelft. Voor de auto van het slachtoffer was er daardoor geen enkele uitwijkmogelijkheid.
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij direct voorafgaand aan het ongeval ongeveer tussen de 60 á 70 kilometer per uur heeft gereden en dat hij, met uitzondering van zwarte schaduwvlekken op de weg, goed zicht had.
Dat verdachte goed zicht had wordt echter weersproken door de inhoud van de verkeersongevalsanalyse waaruit blijkt dat het uitzicht van zowel verdachte als het slachtoffer ter plaatse door een bomenrij werd belemmerd en dat het uitzicht van verdachte ook door de slagschaduw van de bomen op de weg werd gehinderd. [12]
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte niet tijdig zijn snelheid verminderd op het moment dat hij de flauwe bocht naderde en zijn zicht door voormelde omstandigheden werd belemmerd. Hierdoor kon hij de weg niet goed overzien en heeft hij niet tijdig naar rechts kunnen sturen. Dit terwijl hij daartoe wel is staat zou zijn geweest als hij zijn snelheid tijdig had geregeld, overeenkomstig hetgeen de verkeerssituatie daar vereiste.
Zodanig verkeersgedrag kan, mede gelet op rechtspraak van de Hoge Raad, de gevolgtrekking dragen dat de verdachte zich aanmerkelijk onoplettend heeft gedragen en dat het verkeersongeval aan de schuld van de verdachte als bedoeld in artikel 6 WVW 1994 te wijten is. Dat zou slechts anders kunnen zijn indien zich een uitzonderlijke omstandigheid heeft voorgedaan, bijvoorbeeld dat verdachte in verontschuldigbare onmacht verkeerde ten tijde van het ongeval. Hiervan is niet gebleken.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen, dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, wat betekent dat verdachte schuld heeft in de zin van artikel 6 WVW 1994.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 6 mei 2020 te Dedemsvaart in de gemeente Hardenberg, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting Dedemsvaart en gaande in de richting het Bergje, daarmee rijdende op de Noord Stegeren, aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, terwijl hij, verdachte ter plaatse goed bekend is, in een in die weg (Noord Stegeren) gelegen, gezien zijn, verdachtes rijrichting naar rechts verlopende bocht, in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) niet zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte in staat was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte die weg (Noord Stegeren) kon overzien en waarover deze vrij was en niet of in onvoldoende mate heeft gelet en is blijven letten op het direct voor hem, verdachte gelegen weggedeelte van die weg (Noord Stegeren), het verloop van die weg (Noord Stegeren) en het zich daarop bevindende verkeer en in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn, verdachtes verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en gedeeltelijk rijdend op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (Noord Stegeren) in aanrijding is gekomen met een op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (Noord Stegeren) rijdend, toen dicht genaderd zijnd ander motorrijtuig (personenauto), en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] )
zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 175 van de WVW 1994. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
Primair:
Het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het primair bewezen verklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van wat zij bewezen acht gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd:
- een werkstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis;
- een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de tijd van een jaar, met een proeftijd van een jaar.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om bij een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde te volstaan met de oplegging van een geldboete en een geheel voorwaardelijke rijontzegging. Bij een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman bepleit te volstaan met de oplegging van alleen een geldboete. De raadsman heeft daarbij gewezen op de omstandigheden dat het ongeval een grote impact op verdachte heeft gehad, dat verdachte contact met het slachtoffer heeft proberen te zoeken, dat verdachte een blanco strafblad heeft en dat verdachte voor zijn inkomen volledig van zijn rijbewijs afhankelijk is. Bovendien heeft de vrouw van verdachte zeer kort geleden een ongeval gehad waardoor verdachte nu alle zorg voor het gezin heeft.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
Verdachte heeft als bestuurder van een personenauto een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval veroorzaakt als gevolg waarvan de bestuurster van de door hem aangereden personenauto, [slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Het spreekt voor zich dat dit onherstelbaar leed en verdriet (heeft) veroorzaakt bij [slachtoffer] en haar familie. Blijkens de slachtofferverklaring heeft het ongeval zeer ingrijpende gevolgen voor haar gehad. Ze heeft een dwarslaesie opgelopen, heeft spasmen en is afhankelijk geworden van anderen. Haar kwaliteit van leven is hierdoor behoorlijk afgenomen.
Verdachte heeft er ter zitting blijk van gegeven dat hij zeer geraakt is door het gebeuren. Het ongeval heeft ook zijn leven op de kop gezet. Het houdt hem wakker. Wat dit betreft kent de onderhavige strafzaak alleen maar verliezers.
Een strafrechtelijke reactie in welke vorm dan ook zal het veroorzaakte leed nooit ongedaan kunnen maken.
In dit geval betreft de schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 de binnen de kaders van de geschonden norm, minst zware vorm van schuld. Dat komt tot uitdrukking in de strafmaat, waarbij de rechtbank in afwijking van de door het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht) geformuleerde oriëntatiepunten een werkstraf voor de duur van 80 dagen en een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid zal opleggen.
De rijontzegging zal voorwaardelijk zijn, mede omdat verdachte beroepschauffeur is en voor zijn inkomen afhankelijk is van zijn rijbewijs. De proeftijd zal daarbij op een jaar worden bepaald, nu er al een jaar is verstreken sinds het ongeval en niet is gebleken dat er in die periode verkeersincidenten hebben voorgedaan.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 91 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Primair:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezen verklaarde;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
80 (tachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
40 dagen;
-
ontzegt verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de tijd van één jaar;
- bepaalt dat deze ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders zal gelasten omdat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van een jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Peper, voorzitter, mr. C.A. Peterzon en mr. W.B. Bruins, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2021.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar processen-verbaal en andere stukken, betreft dit op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal dan wel andere bescheiden, die behoren tot het opsporingsonderzoek van de politie eenheid Oost-Nederland, district IJsselland, basisteam Vechtdal, registratienummer PL0600-2020202507.
2.Proces-verbaal verkeersongevalsanalyse, pagina 3
3.Proces-verbaal verkeersongevalsanalyse, pagina 9
4.Proces-verbaal verkeersongevalsanalyse, pagina 13
5.Letselrapportage van 18 juni 2020 opgesteld door S.J.Th. van Kuijk, forensisch arts, dossierpagina’s 30 en 31, waaruit blijkt dat bij [slachtoffer] de 4e en 6e halswervel zijn gebroken en dat de 7e rugwervel is gebroken. Verder was er beeld van verdrukking (dwarsleasie) van ruggenmerk ter hoogte van de 11e rugwervel waarvoor een spoedoperatie ter decompressie is uitgevoerd. Verder zijn de kop van het scheenbeen en het kuitbeen gebroken net onder de knie. Gezien de ernst van het letsel en de leeftijd zal waarschijnlijk geen volledig functioneel en/of restloos herstel optreden.
6.Proces-verbaal van bevindingen van 12 juni 2020 voor zover inhoudende de verklaring van [naam] , de dochter van [slachtoffer] : “
7.Proces-verbaal van verhoor slachtoffer [slachtoffer] van 19 juni 2020 voor zover inhoudende: “
8.De door de verdachte ter terechtzitting van 15 juni 2021 afgelegde verklaring.
9.Proces-verbaal verkeersongevalsanalyse, dossierpagina 3
10.De door de verdachte ter terechtzitting van 15 juni 2021 afgelegde verklaring.
11.Proces-verbaal verkeersongevalsanalyse, pagina 8 “
12.Proces-verbaal verkeersongevalsanalyse, pagina 15