ECLI:NL:RBOVE:2021:2556

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 juni 2021
Publicatiedatum
24 juni 2021
Zaaknummer
266633 KG RK 21-247
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van rechters in strafzaak

Op 24 juni 2021 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een verzoek tot wraking van drie rechters, mr. B.T.C. Jordaans, mr. S.H. Peper en mr. R. ter Haar, door verzoeker, die betrokken was in een strafzaak. Verzoeker had op 28 mei 2021 een wrakingsverzoek ingediend, maar de wrakingskamer oordeelde dat dit verzoek te laat was. De feiten en omstandigheden die aan het verzoek ten grondslag lagen, waren volgens de wrakingskamer al op 19 maart 2021 bekend, toen vonnissen in de zaken van medeverdachten werden uitgesproken. Verzoeker had pas meer dan twee maanden later, op 28 mei 2021, het verzoek ingediend, wat niet in overeenstemming was met de wettelijke vereisten voor tijdigheid van een wrakingsverzoek. De wrakingskamer oordeelde dat verzoeker niet-ontvankelijk was in zijn verzoek en dat er geen inhoudelijke beoordeling van het verzoek plaats kon vinden. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
zaaknummer: 266633 KG RK 21-247
Beslissing van 24 juni 2021
in de zaak van
[verzoeker] ,
geboren op [geboortedatum] 1959 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] ,
verzoeker tot wraking,
gemachtigde mr. P.M. Rombouts, advocaat te Amsterdam.

1.Het procesverloop

1.1.
Op 28 mei 2021 heeft verzoeker het verzoek tot wraking gedaan van mr. B.T.C. Jordaans, mr. S.H. Peper en mr. R. ter Haar, strafrechters in deze rechtbank en in die hoedanigheid als meervoudige kamer in de zittingsplaats Zwolle belast met de behandeling van de zaak waarin verzoeker verdachte is, die is geregistreerd onder parketnummer 08-963591-20.
Bij gelegenheid van de behandeling ter terechtzitting van 28 mei 2021 heeft de raadsman van verzoeker (namens verzoeker) een mondeling verzoek tot wraking van de meervoudige kamer gedaan, zoals blijkt uit het proces-verbaal van de terechtzitting.
1.3.
De mondelinge behandeling heeft op 17 juni 2021 plaatsgevonden via een Skype-verbinding. Bij de mondelinge behandeling is mr. P.M. Rombouts, de advocaat van verzoeker, aanwezig geweest. De advocaat heeft (via e-mail) pleitaantekeningen overgelegd.
De gewraakte rechters, die wel een schriftelijke reactie hadden ingestuurd, zijn met kennisgeving niet verschenen.

2.Het standpunt van verzoeker

Verzoeker heeft aan zijn verzoek tot wraking ten grondslag gelegd dat de gewraakte leden van de meervoudige strafkamer in de zaak tegen verzoeker niet meer onbevooroordeeld zijn, omdat zij in de vonnissen van de medeverdachten al een oordeel hebben gegeven over de door de verdediging te voeren verweren en de rol en betrokkenheid van verzoeker bij het ten laste gelegde. Pas in de week voorafgaand aan de zitting van 28 mei 2021 heeft verzoeker via de raadlieden van de medeverdachten kennisgenomen van de vonnissen die in de zaken van de medeverdachten waren gewezen. De omstandigheden die tot het verzoek tot wraking hebben geleid zijn dus pas kort voor de zitting op 28 mei 2021 bekend geworden.

3.Het standpunt van de meervoudige strafkamer

De meervoudige strafkamer heeft niet berust in de wraking en heeft gesteld dat het wrakingsverzoek te laat is ingediend omdat ter terechtzitting van 5 maart 2021 al bekend was dat de vonnissen in de zaken van de medeverdachten door dezelfde zittingscombinatie zouden worden gewezen. Voor het geval de wrakingskamer wel over zou gaan tot een inhoudelijke behandeling van het wrakingsverzoek heeft de meervoudige strafkamer verwezen naar jurisprudentie van de wrakingskamer over het wijzen van vonnissen in zaken van medeverdachten.

4.De beoordeling

4.1.
De eerste vraag die ter beantwoording voorligt, is of het wrakingsverzoek tijdig is gedaan.
4.2.
Volgens artikel 37 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering moet het wrakingsverzoek worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden die er aanleiding toe geven, aan de verzoeker bekend zijn geworden. Dit voorschrift strekt er mede toe te verzekeren dat de procedure direct nadat zich feiten of omstandigheden hebben voorgedaan waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, wordt geschorst, zodat de procedure door de indiening van het wrakingsverzoek – of dit nu gegrond is of niet – zo weinig mogelijk vertraagd wordt.
4.3.
Uit het proces-verbaal van de strafzitting van 5 maart 2021 volgt dat in aanwezigheid van verzoeker en zijn gemachtigde het volgende is meegedeeld: “
De voorzitter deelt verder mee dat op 19 maart 2021 uitspraak zal worden gedaan in de strafzaken tegen medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , en dat die vonnissen diezelfde dag ook op rechtspraak.nl zullen worden gepubliceerd. Op 19 maart 2021 kan de raadsman van die vonnissen kennis nemen. De vonnissen in de zaak van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zullen worden gewezen door dezelfde zittingscombinatie als in de zaak tegen de verdachte. Deze zaak zal dus op een nader te bepalen dat in dezelfde samenstelling worden voortgezet.
4.4.
Naar het oordeel van de wrakingskamer waren de aangevoerde feiten en omstandigheden voor de wraking verzoeker daarmee al op 19 maart 2021, de dag waarop de vonnissen in de zaken van de medeverdachten zijn uitgesproken en gepubliceerd, bekend Verzoeker heeft pas op 28 mei 2021 een wrakingsverzoek op grond van die feiten en omstandigheden ingediend en dat is te laat.
Desgevraagd heeft de gemachtigde van verzoeker verklaard dat hij zich niet direct de consequenties van de mededeling van de voorzitter op 5 maart 2021 heeft gerealiseerd, dat hij pas kort voor de zitting van 28 mei 2021 het proces-verbaal van 5 maart 2021 heeft gelezen en dat hij zodoende niet eerder is overgegaan tot indiening van het wrakingsverzoek. Deze omstandigheden komen voor risico van verzoeker en maken de te late indiening van het wrakingsverzoek niet verschoonbaar.
4.5.
De conclusie is dat verzoeker niet-ontvankelijk zal worden verklaard in zijn verzoek tot wraking. Aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek komt de wrakingskamer daarom niet toe.

5.De beslissing

De wrakingskamer:
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek.
Deze beslissing is gegeven door de mr. U. van Houten, mr. A.E. Zweers en mr. A. van Holten in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.J. de Vries en in openbaar uitgesproken op 24 juni 2021.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.