ECLI:NL:RBOVE:2021:2550

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 juni 2021
Publicatiedatum
24 juni 2021
Zaaknummer
9007444 / WM 21-17
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrondverklaring beroep en afwijzing verzoek proceskostenvergoeding in administratief beroep

Op 3 juni 2021 heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een administratief beroep. De zaak betreft een verzoek om toekenning van proceskostenvergoeding in het kader van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De kantonrechter verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af. De officier van justitie had eerder een beschikking met een CJIB-nummer vernietigd en een vergoeding van € 393,75 aangeboden voor 20 samenhangende zaken. De kantonrechter overweegt dat de proceskostenvergoeding in het administratieve beroep niet in strijd is met het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).

De kantonrechter stelt vast dat er sprake is van samenhangende zaken, waarbij de werkzaamheden van de gemachtigde, mr. M. Lagas van Appjection B.V., nagenoeg identiek zijn. De kantonrechter wijst erop dat de kostenvergoeding niet mag leiden tot onredelijke hoge vergoedingen en dat de wetgever de proceskostenvergoeding heeft bedoeld als een tegemoetkoming in de werkelijke kosten. De kantonrechter concludeert dat de door de officier van justitie toegekende proceskostenvergoeding meer is dan een tegemoetkoming in de werkelijke kosten, en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenvergoeding in deze zaak.

De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan. De griffier en de kantonrechter hebben de beschikking ondertekend en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

proces-verbaal/uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team strafrecht
Zittingsplaats Enschede
zaakgegevens 9007444 / WM 21-17
cjib-nr / registratienr [nummer]
zitting van 3 juni 2021
proces-verbaal/beslissing inzake Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van

[betrokkene] .,

gevestigd te [adres]
betrokkene
gemachtigde mr. M. Lagas, Appjection B.V.
tegen

de officier van justitie

De zaak is behandeld op de openbare zitting door de kantonrechter
mr. B.T.C. Jordaans, bijgestaan door H. Jansen als griffier.
Namens de officier van justitie is aanwezig, mr. J. Meerdink, medewerker van de Centrale Verwerkingseenheid Openbaar Ministerie als zittingsvertegenwoordiger, hierna te noemen de officier van justitie.
Gemachtigde is niet ter zitting verschenen.
De officier van justitie heeft de beschikking met bovenvermeld CJIB nummer vernietigd. Aan gemachtigde is door de officier van justitie in deze zaak een vergoeding, vanwege beroepsmatig verleende rechtsbijstand, voor 20 samenhangende zaken, aangeboden van
€ 393,75.
De officier van justitie verklaart – zakelijk weergegeven – het volgende:
Ik verzoek het beroep ongegrond te verklaren, er is sprake van samenhang.
De kantonrechter sluit de behandeling en doet uitspraak.

Gronden van de beslissing

De kantonrechter overweegt als volgt.
Op grond van artikel 1 aanhef en onder a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Bpb) kan een veroordeling in de kosten betrekking hebben op de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Het bedrag van deze kosten wordt op grond van artikel 2, aanhef en onder a, vastgesteld overeenkomstig het in de bijlage opgenomen tarief.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van het Bpb worden samenhangende zaken voor de toepassing van artikel 2, aanhef en onder a, als één zaak beschouwd. Op grond van het tweede lid zijn samenhangende zaken: door één of meer belanghebbenden gemaakte bezwaren of beroepen die door het bestuursorgaan of de bestuursrechter gelijktijdig of nagenoeg gelijktijdig zijn behandeld, waarin rechtsbijstand als bedoeld in artikel 1, onder a, is verleend door dezelfde persoon dan wel door één of meer personen die deel uitmaken van hetzelfde samenwerkingsverband en van wie de werkzaamheden in elk van de zaken nagenoeg identiek konden zijn.
Naar het oordeel van de kantonrechter is er sprake van samenhangende zaken. Niet ter discussie staat dat het gaat om door meerdere belanghebbenden gemaakte beroepen, die door het CVOM (nagenoeg) gelijktijdig zijn behandeld. Ook zijn de werkzaamheden uitgevoerd door één persoon of meerdere personen die deel uitmaken van een samenwerkingsverband, respectievelijk mr. Lagas en Appjection BV.
Het laatste vereiste om toepassing te geven aan artikel 3, eerste lid, van het Bpb, is dat de werkzaamheden in elk van de zaken nagenoeg identiek zijn. Uit de door de gemachtigde overgelegde administratieve beroepen volgt dat de opbouw telkens bestaat uit drie onderdelen:
1. Verklaring betrokkene
2. Gronden
3. Kostenvergoeding.
De kantonrechter stelt vast dat onderdeel 1 in alle gevallen de letterlijke tekst lijkt te zijn zoals door de betrokkene (digitaal) is aangeleverd. Gemachtigde heeft deze tekst niet eens taalkundig gefatsoeneerd, bijvoorbeeld door het toevoegen van leestekens. De werkzaamheden betreffen hier dus in alle gevallen “digitaal knip- en plakwerk”.
Onderdeel 2 betreft telkens een tekstblok dat weliswaar ziet op de gedraging, maar is slechts een algemene tekst en niet gericht op het specifieke geval dat in onderdeel 1 wordt genoemd. De kantonrechter overweegt dat hieruit volgt dat er kennelijk bij gemachtigde een bestand is met standaardverweren/standaardgronden die klakkeloos, maar in ieder geval zonder juridische afweging, in het administratieve beroep worden geplakt.
Onderdeel 3 is in alle zaken gelijkluidend.
De kantonrechter is van oordeel uit de hiervoor beschreven uiterlijke verschijningsvorm van de administratieve beroepen niet anders kan worden geconcludeerd dan dat het in alle administratieve beroepen gaat om nagenoeg identieke werkzaamheden.
In onderhavige zaak gaat het om 20 administratieve beroepen, die door de officier van justitie zijn aangemerkt als samenhangend. Dit roept de vraag op de proceskostenvergoeding in dat licht aanvaardbaar is. Immers, als het zou gaan om bijvoorbeeld duizend beroepen dan zou de proceskostenvergoeding per beroep mogelijk nog niet de verzendkosten dekken. Dat zou onaanvaardbaar zijn.
De kantonrechter overweegt dat uit de nota van toelichting (Staatsblad 2014, 411) volgt dat artikel 3, eerste lid, van het Bpb, voortkomt uit de door de wetgever ongewenste constatering dat voor de inwerkingtreding van dit artikel “de kostenvergoeding voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand die op basis van het Bpb wordt vastgesteld, onevenredig hoog is. Daarmee wordt afbreuk gedaan aan het karakter van de kostenvergoeding, zijn de een tegemoetkoming in de werkelijke kosten.”.
De kantonrechter overweegt dat het op “no cure no pay”-basis bijstand verlenen niet af doet aan het recht op proceskostenvergoeding. De kantonrechter overweegt dat uit hetgeen hiervoor is opgenomen uit de nota van toelichting volgt dat de wetgever onderstreept dat de proceskostenvergoeding er is om rechtsbescherming te bieden voor de burger tegen de overheid. In de toelichting is ook nadrukkelijk vermeld dat het besluit geen verandering aanbrengt in de rechtsbescherming. Het belang van de proceskostenvergoeding is dus niet het commerciële zakelijke belang dat gemachtigde heeft. Dat gemachtigde bij ongegronde administratieve beroepen geen kosten in rekening brengt bij zijn cliënt is een zakelijke -mogelijk zelfs commerciële- keuze, waarvan de kosten niet verhaald mogen worden op de overheid die in die gevallen geen onjuiste beslissing heeft genomen.
Voor zover de gemachtigde heeft willen betogen dat het moet gaan om nagenoeg identieke besluiten blijkt uit de nota van toelichting dat dit vereiste is geschrapt, omdat de wetgever van mening was dat dit vereiste leidde tot te hoge vergoedingen. De wetgever kwam tot deze schrapping door de uitspraken van de Hoge Raad in belastingzaken.
Dan rest de vraag of de door de officier van justitie toegekende proceskostenvergoeding een tegemoetkoming is in de werkelijke kosten. De kantonrechter overweegt dat de gemachtigde hier geen inzicht in heeft gegeven. Ervan uitgaande dat het opstellen van het administratieve beroep 10 tot 15 minuten zal bedragen tegen een uurtarief van € 50,00 a € 60,00 schat de kantonrechter de werkelijke kosten tussen de € 10,00 en € 15,00.
Het door de officier van justitie toegekende bedrag voor proceskosten van het administratieve beroep komen per zaak neer op bijna € 20,00 (€ 393,75/20) en zijn daarmee meer dan een tegemoetkoming in de werkelijke kosten.
Gelet op bovenstaande behoeft hetgeen is aangevoerd over de wegingsfactoren geen bespreking.
Nu de proceskostenvergoeding in het administratieve beroep niet in strijd is met het Bpb is het beroep ongegrond. Voor proceskostenvergoeding van dit beroep bij de kantonrechter is dan ook geen aanleiding.
Er zal daarom als volgt worden beslist.

Beslissing

De kantonrechter:
-verklaart het beroep ongegrond;
-wijst het verzoek om toekenning van proceskosten af.
Waarvan proces-verbaal,
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. B.T.C. Jordaans, en in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier, De kantonrechter,
Rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzending van een afschrift hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, doch alleen indien:
a. de bij deze beslissing opgelegde sanctie meer dan € 70,00 bedraagt, of
b. het beroepschrift niet-ontvankelijk is verklaard omdat de zekerheid niet (tijdig) is gesteld.
Het beroepschrift dient schriftelijk te worden ingediend bij de Rechtbank Overijssel, Team straf/kanton/Wahv, locatie Almelo, Postbus 323, 7600 AH Almelo en dient door degene die beroep heeft ingesteld, of door zijn gemachtigde te zijn ondertekend. Beroepschriften die per e-mail worden ingediend, kunnen gezien de wettelijke regeling niet in behandeling worden genomen.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij in het beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting wordt gevraagd waarbij u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Een afschrift van deze uitspraak is aan betrokkene en de officier van justitie verzonden op: