ECLI:NL:RBOVE:2021:2481

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 juni 2021
Publicatiedatum
17 juni 2021
Zaaknummer
267340 KG RK 21-273
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een verzoek tot verschoning van een rechter in een civiele procedure

Op 15 juni 2021 heeft de Verschoningskamer van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, een verzoek tot verschoning van mr. F. Koster toegewezen. Dit verzoek was ingediend op 12 juni 2021 en was gebaseerd op de betrokkenheid van de rechter bij mediation-opdrachten die voortvloeiden uit contacten met een lid van de Raad van Toezicht van de Stichting, die ook betrokken was bij de hoofdzaak. De Verschoningskamer oordeelde dat de rechter zich niet vrij voelde om de zaak te behandelen, gezien de eerdere benadering door de betrokken advocaat voor mediation. De beslissing om het verzoek tot verschoning toe te wijzen, was in lijn met artikel 40 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat de mogelijkheid biedt voor rechters om zich te verschonen op basis van feiten die de onpartijdigheid in gevaar kunnen brengen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OVERIJSSEL

Verschoningskamer
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer: 267340 KG RK 21-273
Beslissing van 15 juni 2021
in de zaak van
mr. F. Koster,
verzoeker tot verschoning,
(kanton)rechter in deze rechtbank,
belast met de behandeling van de hoofdzaak met kenmerk 9178889 EJ VERZ 21-168
van
[stichting],
gevestigd te Kampen,
hierna te noemen de Stichting,
advocaat: mr. F.B.A.M. van Oss te Harderwijk,
en
[naam],
wonende te [woonplaats] ,
hierna toe noemen [naam] ,
advocaat: mr. D. Warnink te Kampen.

1.De procedure

1.1.
Op 12 juni 2021 heeft mr. Koster per e-mailbericht een verzoek tot verschoning ingediend.
1.2.
Een verschoningsverzoek hoeft, anders dan een wrakingsverzoek, niet ter terechtzitting te worden behandeld. Dit verzoek is niet ter zitting behandeld.
1.3.
Op 12 juni 2021 heeft de verschoningskamer op het verschoningsverzoek beslist. Deze beslissing is op 14 juni 2021 telefonisch aan de advocaten van de Stichting en [naam] meegedeeld. Het onderstaande vormt een nadere schriftelijke uitwerking daarvan en is op
15 juni 2021 vastgesteld.

2.Het verschoningsverzoek

2.1.
Het verschoningsverzoek is - samengevat - gebaseerd op het feit dat de rechter, die naast zijn betrekking als rechter een mediationpraktijk voert, enkele keren door een lid van de Raad van Toezicht van de Stichting, in haar hoedanigheid van advocaat, is benaderd om als mediator in een bepaalde kwestie op te treden. Daaruit zijn enkele mediation-opdrachten voortgevloeid. Ook in de onderliggende hoofdzaak heeft het lid van de Raad van Toezicht van de Stichting hem benaderd om als mediator op te treden, maar uiteindelijk is het niet tot mediation gekomen.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 40 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen, kan verzoeken zich te mogen verschonen op grond van feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 36 Rv. Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan, dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De verschoningskamer zal het verschoningsverzoek aan de hand van deze maatstaven beoordelen.
3.3.
Gelet op hetgeen de rechter heeft aangevoerd, is het verschoningsverzoek terecht ingediend. De verschoningskamer kan zich goed voorstellen dat de rechter zich niet vrij voelt om een zaak te behandelen, waarbij een persoon betrokken is, via wie hij
mediation-opdrachten heeft gekregen. Bovendien is de rechter ook in de onderliggende hoofdzaak door haar benaderd om als mediator op te treden. Het verzoek zal dus worden toegewezen. Dit betekent dat de behandeling van de hoofdzaak door een andere rechter moet worden overgenomen. Zo wordt elke schijn van partijdigheid vermeden.

4.De beslissing

De verschoningskamer:
4.1.
wijst het verzoek tot verschoning toe;
4.2.
beveelt dat een afschrift van deze beslissing wordt toegezonden aan:
- de rechter;
- alle in de aanhef van deze uitspraak genoemde betrokken partijen.
Deze beslissing is gegeven door de mrs. U. van Houten, voorzitter, A.M.S. Kuipers en
C.A. Peterzon in tegenwoordigheid van de griffier mr. I.A.M. Booijink en in openbaar uitgesproken op 15 juni 2021.
wegens afwezigheid buiten staat mee
te ondertekenen
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.