ECLI:NL:RBOVE:2021:2447

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 juni 2021
Publicatiedatum
16 juni 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 1519
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen subsidiebesluit van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid inzake de Subsidieregeling ESF 2014-2020

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 16 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting [naam Stichting], eiseres, en de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verweerder, over de toekenning van een subsidie uit het Europees Sociaal Fonds (ESF) voor het project 'Duurzaam inzetbaar bij IJsselheem'. Eiseres had een subsidie aangevraagd om haar medewerkers te ondersteunen in hun duurzame inzetbaarheid. De staatssecretaris heeft echter de subsidie vastgesteld op € 0,-, omdat hij van mening was dat de door de adviseur verrichte werkzaamheden niet subsidiabel waren. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, stellende dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de kosten niet voor subsidiëring in aanmerking komen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris niet voldoende heeft onderbouwd dat eiseres niet heeft voldaan aan de voorwaarden van de subsidiebeschikking. De rechtbank oordeelt dat de betrokkenheid van de adviseur gericht was op de implementatie van een advies en dat de activiteiten van eiseres wel degelijk aansluiten bij de doelen van de Subsidieregeling. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen, waarbij hij goed gemotiveerd moet ingaan op de argumenten van eiseres. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres en moet het betaalde griffierecht vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/1519

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

Stichting [naam Stichting]gevestigd te [vestigingsplaats] , eiseres,
gemachtigde: [naam 1] ,
en

de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verweerder,

gemachtigde: mr. F.A. Gelauff.

Procesverloop

Bij besluit van 22 januari 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de hoogte van de aan eiseres verleende subsidie vastgesteld op € 0,-.
Bij besluit van 25 juni 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het hiertegen door eiseres gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen het bestreden besluit heeft eiseres beroep ingesteld.
Verweerder heeft verweer gevoerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 maart 2021. Namens eiseres is verschenen [naam 2] bijgestaan door de gemachtigde van eiseres. Ook is namens eiseres ter zitting verschenen [naam 3] , senior adviseur bij [naam vennootschap] B.V.. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

De aanvraag en subsidieverlening
1. Eiseres is zorgaanbieder voor ouderen in de gemeenten Kampen, Zwartewaterland en Zwolle. Zij wil structureel investeren in het terugdringen van het (ziekte)verzuim van haar medewerkers. In dit verband heeft eiseres op 28 juni 2018 bij verweerder subsidie aangevraagd uit het Europees Sociaal Fonds (ESF) voor het project ‘Duurzaam inzetbaar bij IJsselheem’. In de subsidieaanvraag heeft eiseres het volgende verklaard.
In 2017 heeft eiseres een behoeftepeiling gehouden om in beeld te krijgen op welke punten en met welke activiteiten haar medewerkers ondersteuning wensen in het kader van duurzame inzetbaarheid. Mede op basis van de uitkomst van deze behoeftepeiling heeft de ‘kerngroep’ in samenspraak met de ‘klankbordgroep’ een visiedocument en een plan voor duurzame inzetbaarheid opgesteld. Om invulling te geven aan duurzame inzetbaarheid wil eiseres een adviseur inzetten om haar te ondersteunen bij de volgende activiteiten:
- coaching en advies aan teams om met elkaar het gesprek aan te gaan over duurzame
inzetbaarheid. Dit houdt in dat medewerkers die affiniteit hebben met vitaliteit en duurzame inzetbaarheid worden geadviseerd en gecoacht in het hanteren van werkvormen waarmee teams zelf het gesprek kunnen voeren hierover;
- coaching en advies aan de teamcoaches om hun teams te ondersteunen bij het gesprek
over duurzame inzetbaarheid;
- het organiseren van themabijeenkomsten ‘Gezond en Veilig werken’. Op basis van de
behoeftepeiling wordt een jaarkalender opgesteld met bijeenkomsten waarop medewerkers zich kunnen inschrijven. Het betreffen maatwerkbijeenkomsten, waar medewerkers advies krijgen en gecoacht worden op thema’s die te maken hebben met gezond en veilig werken.
Deze activiteiten worden gepland in de periode november 2018 tot november 2019.
In de subsidieaanvraag heeft eiseres onder het kopje ‘Specificatie activiteit’ vermeld:
‘het verkrijgen van advies met een implementatieplan
het verkrijgen van begeleiding bij de implementatie van een advies’.
Verder heeft eiseres in de aanvraag vermeld dat minimaal 250 advies-uren bij [naam vennootschap] (de adviseur) worden ingekocht om de genoemde projectactiviteiten te realiseren.
De totale kosten van de projectactiviteiten heeft eiseres begroot op € 25.000,-. Zij heeft een subsidie aangevraagd van € 12.500,-.
2. Op basis van de subsidieaanvraag en op grond van de Subsidieregeling ESF 2014-2020 (hierna: de Subsidieregeling) heeft verweerder bij besluit van 25 september 2018 (hierna te noemen: de subsidiebeschikking) aan eiseres voor de periode van 22 september 2018 tot 22 september 2019 een subsidie verleend van maximaal € 12.500,-. In deze subsidiebeschikking zijn meerdere voorwaarden genoemd waaraan het project en de einddeclaratie moeten voldoen. Eén van deze voorwaarden schrijft voor dat het project wordt gerealiseerd zoals in de aanvraag staat aangegeven.
3. Op 14 oktober 2019 heeft eiseres de einddeclaratie van het project bij verweerder ingediend. Onderdeel van deze einddeclaratie is het Verslag ‘Duurzaam inzetbaar bij [naam 5] ’.
Vervolgens heeft de besluitvorming plaatsgevonden zoals vermeld onder ‘Procesverloop’.
De subsidievaststelling
4. Verweerder heeft de subsidie op € 0,- vastgesteld, omdat - volgens verweerder - de door de adviseur verrichte werkzaamheden betrekking hebben op niet-subsidiabele activiteiten. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het project waarvoor de subsidie is verleend (uiteindelijk) onvoldoende gericht is geweest op en onvoldoende heeft geresulteerd in het verkrijgen van een advies of het verkrijgen van begeleiding bij de implementatie van een advies als bedoeld in de artikelen B4 en B8 van de Subsidieregeling. Volgens verweerder blijkt uit de einddeclaratie van eiseres dat de adviseur zich met name heeft beziggehouden met de praktische uitvoering van wat in de behoeftepeiling uit 2017 naar voren is gekomen. Bij de door de adviseur uitgevoerde werkzaamheden en de georganiseerde bijeenkomsten/workshops was geen of onvoldoende sprake van maatwerk voor de individuele medewerkers van eiseres, maar meer van (reeds bestaande) scholing of training in algemene zin. Verder heeft verweerder zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat eiseres in bezwaar onvoldoende heeft onderbouwd dat de vaststelling van de subsidie op € 0,- in strijd is met een of meer algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
Juridisch kader
5. Artikel 12 van de Subsidieregeling bevat een opsomming van kostensoorten die voor subsidiëring in aanmerking komen bij de uitvoering van de subsidiabele activiteiten van het project, vermeld in bijlage 1 van de Subsidieregeling (hierna te noemen: de bijlage).
Op het onderhavige geschil zijn van toepassing de artikelen die in de bijlage zijn opgenomen onder Investeringsprioriteit B ‘Actief en gezond ouder worden’. Meer specifiek zijn van toepassing de artikelen uit het onder deze investeringsprioriteit vallende hoofdstuk V van de bijlage (Duurzame inzetbaarheid bedrijven/instellingen).
Hieronder staan de voor dit geschil meest relevante artikelen vermeld.
Artikel B4. Doel
1. Een project in het kader van dit hoofdstuk heeft tot doel de bevordering van duurzame
inzetbaarheid van werkenden door:
het verkrijgen van advies met een implementatieplan; of
het verkrijgen van begeleiding bij de implementatie van een advies, waaronder het in
dialoog met de werkenden aanpassen van de organisatie van het werk.
2. Een project als bedoeld in het eerste lid is gericht op:
a. het bevorderen van gezond en veilig werken, waaronder een gezondere levensstijl, het
terugdringen van werkstress en ongewenst gedrag in de werksfeer;
het bevorderen van een leercultuur voor werkenden, waaronder het erkennen van niet-
bedrijfsspecifieke kennis en vaardigheden;
het stimuleren van interne mobiliteit van werkenden, het anticiperen op individuele
ambities en ontwikkelmogelijkheden en het begeleiden van werknemers naar ondernemerschap; of
het bevorderen van een flexibele werkcultuur, waaronder het invoeren van flexibel
arbeidstijdenmanagement.
Artikel B8. Subsidiabele kosten
In afwijking van artikel 12 komen slechts voor subsidie in aanmerking de kosten van de door de adviseur investeringsprioriteit B werkelijk gerealiseerde uren voor ten minste een van onderstaande activiteiten, aantoonbaar gericht op een of meer thema’s of activiteiten uit artikel B4:
het opstellen van een advies met implementatieplan;
het begeleiden bij het implementeren van een advies.
Artikel B8a. Niet-subsidiabele kosten
Niet voor subsidiëring komen in aanmerking:
procesverbetering, met uitzondering van de activiteiten bedoeld in artikel B4, tweede lid;
scholing;
technische innovatie;
activiteiten die plaatsvinden in het kader van een wettelijke verplichting;
en advies of begeleiding bij de implementatie van een advies, niet zijnde door de adviseur duidelijk toegesneden op de aanvrager en de werkenden middels maatwerk.
Artikel B10. Einddeclaratie en subsidievaststelling
(…)
Het maximale subsidiepercentage, bedoeld in artikel 11, eerste lid, wordt vastgesteld op 0% indien bij het indienen, dan wel na het controleren van de einddeclaratie respectievelijk na overig onderzoek door daartoe bevoegde instanties, blijkt dat minder dan € 12.000,- aan subsidiabele kosten is gerealiseerd.
(…).
Beroepsgronden
6. Eiseres heeft allereerst gemotiveerd betoogd dat en waarom volgens haar de kosten van de door de adviseur verrichte werkzaamheden op grond van de artikelen B4 en B8 van de Subsidieregeling wel voor subsidiëring in aanmerking komen. Volgens eiseres heeft verweerder, kort samengevat, onvoldoende gemotiveerd waarom het project niet conform de gehonoreerde subsidieaanvraag van 28 juni 2018 zou zijn uitgevoerd en/of de uitwerking van het project niet zou aansluiten bij de doelen uit de Subsidieregeling en de daarin opgenomen criteria om voor subsidiëring in aanmerking te komen. Daarnaast heeft eiseres aangevoerd dat het bestreden besluit in strijd is met het gelijkheidsbeginsel en motiveringsbeginsel, omdat op de website www.uitvoeringvanbeleidszw.nl verschillende voorbeeldprojecten staan die qua inhoud veel gelijkenissen vertonen met de activiteiten die eiseres heeft georganiseerd en waarvoor kennelijk wel een ESF-subsidie is verstrekt. Tot slot heeft eiseres aangevoerd dat, zelfs indien moet worden geconcludeerd dat zij niet heeft voldaan aan de voorwaarden uit de subsidiebeschikking, het vaststellen van de subsidie op € 0,- in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. Volgens eiseres mogen de gevolgen van het eventueel niet voldoen aan deze voorwaarden niet geheel voor haar rekening komen, mede omdat het door haar uitgevoerde project wel heeft bijgedragen aan het in artikel B4 van de Subsidieregeling genoemde doel van bevordering van de duurzame inzetbaarheid van haar medewerkers.
Beoordeling van het beroep
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiseres niet heeft voldaan aan de voorwaarden uit de subsidiebeschikking en dat hij de subsidie in redelijkheid op € 0,- heeft kunnen vaststellen. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
8. Eiseres heeft betoogd dat de betrokkenheid van de adviseur volledig gericht is geweest op de implementatie van een advies, waarbij de uitkomsten van de in 2017 gehouden behoeftepeiling richtinggevend zijn geweest. Deze uitkomsten van de behoeftepeiling zijn vertaald naar een concreet aanbod met themabijeenkomsten. Medewerkers konden vervolgens zelf een keuze maken in de themabijeenkomsten die zij wilden volgen.
Verder heeft eiseres in beroep gemotiveerd uiteengezet dat en op welke wijze de themabijeenkomsten aansluiten bij de doelen uit de Subsidieregeling en waren toegesneden op eiseres en haar medewerkers. In beroep (en ook in bezwaar) is eiseres daarbij specifiek ingegaan op de themabijeenkomsten ‘Werken met migraine’, ‘Slapen en ontspannen’ en ‘Mindfulness’ en het onderdeel ‘Inzet stoelmassage’.
9. Met eiseres is de rechtbank van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom bij de werkzaamheden die de adviseur hierbij heeft uitgevoerd niet of onvoldoende sprake is van begeleiding bij de implementatie van een advies in de zin van de artikelen B4 en B8 van de Subsidieregeling. Verweerder heeft dit geconcludeerd, maar onvoldoende onderbouwd. Ook heeft verweerder in het bestreden besluit, in reactie op wat eiseres in bezwaar over de hiervoor genoemde themabijeenkomsten en activiteiten naar voren heeft gebracht, niet gemotiveerd waarom daarbij volgens verweerder geen sprake is geweest van maatwerk, maar van (algemene) scholing of training. Verweerder had dit des te meer goed moeten motiveren, omdat eiseres in bezwaar ook al heeft gewezen op de voorbeeldprojecten die op de onder rechtsoverweging 6 genoemde website staan (‘Voorbeeldcase duurzame inzetbaarheid Feenstra BV’, ‘Voorbeeldcase duurzame inzetbaarheid: Koninklijke Eeroma’ en ‘Voorbeeldcase duurzame inzetbaarheid Zeeuws Museum’). Uit die voorbeeldcases komt het beeld naar voren dat in die gevallen voor soortgelijke workshops en bijeenkomsten als de themabijeenkomsten die eiseres heeft georganiseerd wél ESF-subsidie is toegekend. Kennelijk heeft verweerder in die gevallen geconcludeerd dat bij deze soortgelijke workshops wel sprake was van maatwerk. Verweerder heeft in het geheel niet gemotiveerd waarom de onderhavige situatie dusdanig afwijkt van de genoemde voorbeeldcases dat de subsidie van eiseres op € 0,- kan worden vastgesteld. Dit betekent dat de rechtbank van oordeel is dat verweerder ook onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het beroep van eiseres op het gelijkheidsbeginsel niet kan slagen.
10. Voor zover verweerder van mening is dat het doel van het project van eiseres niet aansluit bij de doelen van de Subsidieregeling, had verweerder dit in de beslissing op de subsidieaanvraag moeten aangeven. Daarbij stelt de rechtbank vast dat verweerder niet heeft gesteld, laat staan gemotiveerd, op welke punten het project anders zou zijn gerealiseerd dan in de subsidieaanvraag van eiseres is aangegeven.
11. Voor zover verweerder ter zitting het standpunt heeft ingenomen dat alleen subsidie kan worden verstrekt voor de activiteit genoemd in artikel B8, aanhef en onder b, van de Subsidieregeling als óók subsidie is verstrekt voor de activiteit uit artikel B8, aanhef en onder a, volgt de rechtbank dit niet. De rechtbank leest dit niet terug in de Subsidieregeling en verweerder heeft deze stelling verder ook niet onderbouwd. Overigens heeft verweerder dit standpunt ook niet aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd.
Conclusie
12. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat de kosten die eiseres heeft gemaakt voor de door de adviseur uitgevoerde werkzaamheden niet zijn aan te merken als kosten die op grond van artikel B8 van de Subsidieregeling voor subsidie in aanmerking komen. Ook heeft verweerder ten onrechte niet gemotiveerd waarom het beroep van eiseres op het gelijkheidsbeginsel niet slaagt.
13. Het beroep is reeds daarom gegrond en de rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen. Aan een bespreking van wat eiseres voor het overige nog heeft aangevoerd, komt de rechtbank niet toe.
14. De rechtbank ziet, gelet op de aard van de geconstateerde gebreken, geen aanleiding de rechtsgevolgen in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Ook een bestuurlijke lus is naar het zich laat aanzien geen doelmatige oplossing. Verweerder dient een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank hecht er daarbij aan op te merken dat verweerder in een nieuw te nemen besluit op bezwaar kenbaar en goed gemotiveerd dient in te gaan op hetgeen eiseres zowel in bezwaar als beroep naar voren heeft gebracht. Daarbij wijst de rechtbank in het bijzonder op de in beroep door [naam 3] verklaring van 12 maart 2021, waarin hij heeft verwezen naar een gelijksoortig project dat Bewegen Werkt bij een andere zorginstelling heeft uitgevoerd en waarvoor wel subsidie voor de uitgevoerde activiteiten zou zijn ontvangen. Indien verweerder meer informatie nodig heeft over dit project om zich hierover een oordeel te kunnen vormen, dient verweerder zich tot eiseres te wenden om deze informatie te verkrijgen.
15. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
16. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten.
De hoogte van de vergoeding voor de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op
€ 1.068,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 1).
Van andere voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 354,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.068,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Hoekstra, rechter, in aanwezigheid van
mr. P.J.H. Bijleveld, griffier, op
De beslissing wordt op de eerstvolgende donderdag na deze datum openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.