In deze zaak heeft Anderzorg N.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij wegens achterstallige zorgpremies. De procedure begon met een dagvaarding op 30 september 2020, gevolgd door een conclusie van antwoord en een akte uitlating van Anderzorg. Tijdens de mondelinge behandeling is het geschil verder besproken. De feiten van de zaak zijn dat Anderzorg en de gedaagde een zorgverzekeringsovereenkomst hebben gesloten, waarbij de gedaagde maandelijks premies verschuldigd was. De gedaagde heeft echter een betalingsachterstand laten ontstaan van € 7.817,00. Anderzorg vordert nu, na vermindering van eis, dat de kantonrechter de gedaagde veroordeelt tot betaling van € 8.743,68, vermeerderd met wettelijke rente over het achterstallige bedrag vanaf 28 september 2020. Daarnaast vordert Anderzorg de kosten van de procedure, inclusief buitengerechtelijke incassokosten van € 926,68. De gedaagde heeft de hoogte van de vordering niet weersproken, maar heeft wel een aanbod gedaan om 30% van de vordering te betalen tegen finale kwijting, wat door Anderzorg niet is aanvaard. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vordering van Anderzorg voor toewijzing gereed ligt, gezien het verweer van de gedaagde. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag en de kosten van de procedure, die zijn begroot op € 1.226,09. Het vonnis is uitgesproken door mr. A. Smedes en openbaar gemaakt door mr. A.M.S. Kuipers op 8 juni 2021.