ECLI:NL:RBOVE:2021:2405

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 juni 2021
Publicatiedatum
15 juni 2021
Zaaknummer
08/910035-20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor betrokkenheid bij drugsnetwerk en brandstichting

Op 15 juni 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 37-jarige man, die betrokken was bij het drugsnetwerk Ali 24/7 in Zwolle. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 150 uur. De verdachte was beschuldigd van het handelen in cocaïne, MDMA en 3-MMC, en van brandstichting. Tijdens de zittingen op 26 mei en 1 juni 2021 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. A. van Veen, en de verdediging van de verdachte, mr. D.P. Poppe, gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een periode van vier maanden actief betrokken was bij de drugshandel, waarbij hij als koerier fungeerde. De verdachte heeft bekend dat hij in deze periode drugs heeft bezorgd, maar kon zich niet precies herinneren wanneer dit was. De rechtbank heeft op basis van de verzamelde bewijsmiddelen en de bekentenis van de verdachte geoordeeld dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van het handelen in verdovende middelen. Echter, de rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de brandstichting, omdat er onvoldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid daarbij. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte binnen het netwerk, en zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder zijn motivatie om niet opnieuw strafbare feiten te plegen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/910035-20 (P)
Datum vonnis: 15 juni 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1983 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 26 mei 2021 en 1 juni 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A. van Veen en van wat door verdachte en zijn raadsman, mr. D.P. Poppe, advocaat in Kampen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen:
feit 1:in cocaïne en/of MDMA heeft gehandeld dan wel dit aanwezig heeft gehad;
feit 2:opzettelijk brand heeft gesticht door een Renault Clio in brand te steken dan wel medeplichtig is geweest aan dat misdrijf.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
Onderzoek Košice
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 15 oktober
2019 tot en met 15 februari 2020, in de gemeente Zwolle en/of elders in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of
vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, een
hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of een hoeveelheid van een
materiaal bevattende MDMA (te weten een hoeveelheid XTC-pillen), zijnde
cocaïne en/of MDMA (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
van die wet;
Onderzoek Mexico
2 primair
hij in of omstreeks de nacht van 25 oktober 2019 op 26 oktober 2019 in de
gemeente Zwolle, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen,
opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met
benzine, althans met een brandbare stof (die over/tegen een personenauto was
gesprenkeld/gegoten/gegooid), ten gevolge waarvan die personenauto (merk
Renault, type Clio) (met inhoud) geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk
geval brand is ontstaan,
en daarvan gemeen gevaar voor die personenauto en/of een of meer goed(eren) in
die personenauto, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
2 subsidiair
[medeverdachte 1] en/of een of meer ander(en) in of omstreeks de nacht van 25
oktober 2019 op 26 oktober 2019 in de gemeente Zwolle,
opzettelijk brand heeft/hebben gesticht door open vuur in aanraking te brengen
met benzine, althans met een brandbare stof (die over/tegen een personenauto
was gesprenkeld/gegoten/gegooid), ten gevolge waarvan die personenauto (merk
Renault, type Clio) (met inhoud) geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk
geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor die personenauto en/of
een of meer goed(eren) in die personenauto, in elk geval gemeen gevaar voor
goederen, te duchten was,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest
door voornoemde benzine/brandbare stof (kort daarvoor) in de gemeente
Hoogeveen te tanken en/of (vervolgens) deze benzine/brandbare stof naar Zwolle
(Zuid) heeft gebracht en/of deze benzine/brandbare stof aldaar in een fietstas
heeft achter gelaten en/of voornoemde [medeverdachte 1] naar/van voornoemde
personenauto (merk Renault, type Clio) heeft vervoerd.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Leeswijzer
De rechtbank zal ten behoeve van de leesbaarheid van dit vonnis de bewijsoverweging als volgt indelen. Allereerst zal de rechtbank een samenvatting geven van de onderzoeken die aan verdachte zijn ten laste gelegd. De rechtbank bespreekt de onderzoeken in chronologische volgorde. Hierna zal de rechtbank per onderzoek oordelen of er al dan niet voldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen. Bij dit onderdeel komen tevens de standpunten van de officier van justitie en de verdediging aan de orde. In het geval van een bewezenverklaring, zijn de daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen opgenomen in de ‘bijlage bewijsmiddelen’.
4.2
Samenvatting van de onderzoeken
Het onderzoek
Košice, feit 1, draait om de handel in harddrugs in de periode van 15 oktober 2019 tot en met 15 februari 2020 in Zwolle en omgeving. Het dealernetwerk dat zich daarmee bezighield was voor afnemers bereikbaar via een zogenoemde ‘deallijn’, genaamd Ali 24/7. Via het telefoonnummer van die lijn konden bestellingen worden geplaatst en werd een locatie afgesproken voor de overdracht van de drugs.
Het onderzoek
Mexico, feit 2, ziet op een schietpartij waarbij [slachtoffer] op 26 oktober 2019 in Zwolle is beschoten in zijn voertuig, waarin zich op dat moment ook [naam 1] bevond. Als gevolg daarvan is [slachtoffer] gewond geraakt aan zijn schouder. Na afloop van dit feit is de auto, van waaruit is geschoten, in brand gestoken. Dit onderzoek ziet op deze pogingen tot moord en de brandstichting.
4.3
Overwegingen per onderzoek
Onderzoek Košice (feit 1)
Op 22 maart 2019 wordt [naam 2] aangehouden op verdenking van bezit van en handel in verdovende middelen. In zijn nektasje worden zeventien ponypacks met wit poeder, naar later blijkt cocaïne, en elf pillen, naar later blijkt xtc, aangetroffen. De telefoon van [naam 2] wordt in beslag genomen en onderzocht. Hierin worden onder meer chatgesprekken aangetroffen tussen [naam 2] en ene ‘ [naam 3] ’. Dit contact maakt gebruik van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] , dat te linken is aan de deallijn Ali 24/7. De appberichten zijn verstuurd in de periode van 23 februari 2019 tot en met 22 maart 2019. In de chats verstuurt [naam 3] een groot aantal adressen/locaties in Zwolle en omgeving, in totaal 174, naar [naam 2] . Hier moet hij langsgaan met SOS, SNOEP, KIP, 3MC en hasj. Uit nader onderzoek blijkt dat het codewoorden zijn voor cocaïne, xtc pillen en 3MMC. Ook wordt er gesproken over papier, wat volgens de politie papiergeld betekent.
Op 23 mei 2019 wordt [medeverdachte 4] in een voertuig, een Mercedes C 220, met het kenteken [kenteken 1] , staande gehouden in Zwolle. Zij appt naar ‘ [bijnaam] ’, van wie de rechtbank heeft vastgesteld dat het de bijnaam van [medeverdachte 2] betreft, dat zij is stopgezet door de politie en dat haar auto wordt doorzocht. Hierop vraagt [bijnaam] waar het papier is, waarop [medeverdachte 4] antwoordt dat het in de auto ligt, onder de stoel. Ze vraagt vervolgens aan [bijnaam] om hoeveel geld het precies gaat en krijgt als antwoord ‘23625’. De politie treft onder de bestuurdersstoel een plastic tas aan waarin een contact geldbedrag zit van € 23.625,-. Het dossier bevat meerdere getuigenverklaringen dat dit geld afkomstig is uit de drugshandel.
Op 22 september 2019 meldt [naam 5] zich op het politiebureau in Zwolle. Hij verklaart daar onder meer dat hij in april 2019 gedurende twee weken dagelijks drugs heeft rondgebracht voor [medeverdachte 2] . Het ging om cocaïne en xtc pillen. Het geld dat hij verdiende bracht hij naar [medeverdachte 2] of naar een meisje dat voor hen werkt, genaamd [medeverdachte 4] . Dit meisje rijdt in een Mercedes C klasse en op een bruine scooter. Zij was ook degene die hem bevoorraadde. [naam 5] was na die twee weken gestopt, omdat hij nog een gevangenisstraf moest uitzitten. Kort na zijn vrijlating, nam [medeverdachte 4] contact met hem op via de ‘Ali lijn’.
Op 13 oktober 2019 maakt een bewoner melding van een verdachte situatie in Blaricum. Dit leidt tot een politieachtervolging van het voertuig waarvan de verdachten gebruik maken, zijnde een Ford Ka, met het kenteken [kenteken 2] . Uiteindelijk worden twee van de drie verdachten aangehouden in Baarn, namelijk [medeverdachte 4] en [naam 6] . De derde verdachte weet te ontkomen aan de politie. In de kofferbak van de Ford Ka wordt onder meer een Apple iPhone 6S aangetroffen, met het IMEI-nummer [IMEI-nummer 1] . Uit onderzoek naar de telefoon blijkt dat het telefoonnummer [telefoonnummer 1] wordt gebruikt voor WhatsApp. Hiermee worden drugsgerelateerde chats gevoerd met klanten, in die zin dat er bestellingen worden geplaatst en een locatie wordt afgesproken voor de overdracht. Vervolgens worden er bezorgers aangestuurd om die drugs op de afgesproken plek af te leveren. Op de telefoon zijn useraccounts aangetroffen die de politie linkt aan [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] .
Op 28 oktober 2019 worden [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] in een voertuig, een Peugeot 307, met het kenteken [kenteken 4] , staande gehouden bij de BP in Zwolle. Zij hebben een hond bij zich. Een verbalisant ziet dat [medeverdachte 4] op dat moment een champagnekleurige iPhone in haar hand heeft. Tijdens de controle laat [medeverdachte 4] de hond uit rondom het tankstation. Nadat de controle is afgerond, controleren de verbalisanten de route die zij heeft gelopen in verband met het mogelijk verstoppen van bewijsmateriaal. Een verbalisant vindt onder een esdoornhaag twee geldrollen en een champagnekleurige iPhone, met het IMEI-nummer [IMEI-nummer 2] (hierna aangeduid als: ‘de moddertelefoon’), die deels in de ondergrond zijn weggedrukt. Uit onderzoek naar de telefoon blijkt dat het telefoonnummer [telefoonnummer 1] wordt gebruikt voor WhatsApp. Hiermee worden drugsgerelateerde chats gevoerd met klanten, in die zin dat er bestellingen worden geplaatst en een locatie wordt afgesproken voor de overdracht. Vervolgens worden er bezorgers aangestuurd om die drugs op de afgesproken plek af te leveren. Op de telefoon zijn useraccounts aangetroffen die de politie linkt aan [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] .
Bovenstaande gebeurtenissen leiden tot de start van het strafrechtelijk onderzoek Košice.
De vraag is of verdachte een strafbare rol heeft gespeeld in de drugshandel die daarin centraal wordt gesteld. Volgens de officier van justitie kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte zich in de ten laste gelegde periode heeft schuldig gemaakt aan het handelen in harddrugs.
Verdachte bekent zich bezig te hebben gehouden met de drugshandel, maar kan zich niet herinneren in welke periode dat is geweest. De verdediging bepleit dat de precieze pleegperiode niet duidelijk uit het dossier volgt en stelt dat verdachte een kortere periode betrokken is geweest dan ten laste is gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte ter terechtzitting van 26 mei 2021 heeft bekend dat hij in een periode van vier maanden in verdovende middelen heeft gehandeld. Hij heeft ook verklaard dat hij niet meer precies weet in welke periode dit heeft plaatsgevonden. Tijdens het politieverhoor heeft verdachte verklaard dat het koerierswerk plaatsvond voordat [medeverdachte 3] is beschoten. [1] Verdachte denkt dat het in september was. Hij is drie dagen drugskoerier geweest, maar is daarna gestopt. Daarna heeft hij ongeveer twee maanden voor zijn broer [medeverdachte 1] gereden, terwijl die in drugs handelde, en vervolgens ging hij gedurende ongeveer zes weekenden zelf weer als drugskoerier aan de slag. Zijn verklaring wordt ondersteund door gegevens uit de telefoon die na afloop van de achtervolging in Baarn in beslag is genomen. Hieruit blijkt dat verdachte in de periode van 17 oktober 2019 tot en met 20 oktober 2019 en op 26 oktober 2019 actief is geweest als bezorger van verdovende middelen. Hij heeft in deze periode meer dan 35 keer drugs afgeleverd aan klanten.
Op basis van bovenstaande stelt de rechtbank vast dat verdachte onderdeel uitmaakte van het Ali 24/7 netwerk waarmee een zeer groot aantal afnemers werd bediend, in die zin dat hij de drugs bezorgde. De rechtbank is van oordeel dat deze handelingen voldoende zijn om te kunnen spreken van een – voor medeplegen vereiste – nauwe en bewuste samenwerking. Voornoemde gedragingen van verdachte zijn van zodanige aard dat daarin ook het opzet op het verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van cocaïne en MDMA ligt besloten. Op basis van de bekentenis van verdachte en de in de telefoon aangetroffen informatie geldt dat voor de gehele ten laste gelegde periode.
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde.
Onderzoek Mexico (feit 2)
Op 26 oktober 2019 rond 02.15 uur ontvangt de politie een 112-melding van een schietincident aan de [adres 2] . In de woning bij de plaats delict treffen de verbalisanten [slachtoffer] aan, die vertelt dat hij is beschoten. De verbalisanten horen en zien dat hij een schaafwond heeft op zijn linkerschouder. Later die dag doet [slachtoffer] aangifte. Hij verklaart dat hij ten tijde van de schietpartij met een vriend, naar later blijkt [naam 1] , in zijn auto zat te chillen. Op enig moment reed er een rode Renault Clio langs met twee inzittenden. Datzelfde voertuig kwam drie tot vier minuten later nog een keer aanrijden. De auto stopte naast de zijne en enkele seconden later zag [slachtoffer] dat er opeens een wapen afging. Over de afstand tussen de auto’s verklaart [naam 1] dat de Renault Clio letterlijk naast het voertuig van [slachtoffer] ging staan, zo dicht dat de deur waarschijnlijk niet meer geopend kon worden. De ramen zaten naast elkaar, alsof je wat aan elkaar wil vragen. Vervolgens hoorde [naam 1] een harde knal en zag hij vuurvonkjes. Hij denkt dat het vuurwapen van de schutter is vastgelopen. Volgens [naam 1] zaten er twee personen in de Renault Clio. Hij zag namelijk twee handen aan het stuur toen er op hen werd geschoten. Later die dag, rond 06.00 uur, ziet een voorbijganger een uitgebrande auto staan op de IJsselcentraleweg in Zwolle. Het blijkt een rode Renault Clio te zijn, voorzien van valse kentekenplaten, namelijk [kenteken 3] .
De rechtbank stelt op grond van het dossier vast dat verdachte in opdracht van [medeverdachte 4] benzine heeft getankt in Steenwijk en heeft afgeleverd in de fietstas van de toenmalige vriendin van [medeverdachte 1] . Daarna is verdachte achter [medeverdachte 1] aangereden naar de IJsselcentraleweg, waar laatstgenoemde de (bij de aanslag gebruikte) Renault Clio in brand heeft gestoken met de door verdachte geleverde benzine. [medeverdachte 1] is vervolgens bij verdachte in de auto gestapt, die hem thuis heeft gebracht.
De vraag is of dit handelen van verdachte gekwalificeerd kan worden als medeplegen van of medeplichtigheid aan die brandstichting. Zowel de officier van justitie als de verdediging stelt zich op het standpunt dat het dossier daartoe onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat, omdat de wetenschap en daarmee het opzet op de brandstichting ontbreekt. De rechtbank onderschrijft dat standpunt en zal verdachte dan ook integraal vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde feit.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
Onderzoek Košice
1.
hij in de periode van 15 oktober 2019 tot en met 15 februari 2020, in de gemeente Zwolle en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt en vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (te weten een hoeveelheid XTC-pillen), zijnde cocaïne en MDMA een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende
lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en artikel 10 van de Opiumwet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte ter zake het onder 1 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met een proeftijd van twee jaren, waarbij de door de reclassering geadviseerde voorwaarden worden gesteld (met uitzondering van het medicijngebruik). Daarnaast vordert de officier van justitie de oplegging van een taakstraf van tweehonderd uren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt de rechtbank te volstaan met de oplegging van een taakstraf en eventueel een voorwaardelijke gevangenisstraf. Dit is volgens de raadsman passend omdat uit het reclasseringsadvies blijkt dat het recidiverisico laag is en dat er veel beschermende factoren zijn. De feiten die op het strafblad van verdachte staan, zijn oud, aldus de raadsman.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft onderdeel uitgemaakt van het zogenoemde Ali 24/7 netwerk. In dit verband hield hij zich op grote schaal bezig met de handel in cocaïne, xtc pillen en 3-MMC. Uit verklaringen van afnemers volgt dat er meerdere bezorgers in dienst waren bij de Ali 24/7 deallijn. Zij leverden dag en nacht op bestelling drugs af. De rechtbank acht verdachte daarmee medeverantwoordelijk voor de nadelige effecten die het gebruik van verdovende middelen bij gebruikers veroorzaakt. Dit zijn stoffen die sterk verslavend werken en schadelijk zijn voor de gezondheid. Ook gaat het dealen van drugs op straat veelal gepaard met overlast en gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Verdachte heeft zich om al deze gevolgen niet bekommerd en heeft kennelijk slechts gehandeld uit eigen winstbejag. De rechtbank rekent dit alles verdachte zwaar aan, maar zal rekening houden met het feit dat zijn werkzaamheden in de drugshandel zich voornamelijk beperkten tot de weekenden.
Bij het bepalen van de straf heeft rechtbank de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Voor het met enige regelmaat dealen van harddrugs op straat voor een periode van drie tot zes maanden geldt als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht maanden. De rechtbank houdt er rekening mee dat verdachte vier maanden in drugs heeft gehandeld en dat die pleegperiode relatief dicht bij de ondergrens ligt.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 augustus 2020. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor overtreding van de Opiumwet.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport van 26 oktober 2020. Toen verdachte in 2019 in een burn-out belandde, verloor hij de grip op zijn leven. Hoewel de directe aanleiding voor zijn delictgedrag onduidelijk is, wordt niet uitgesloten dat zijn emotionele instabiliteit een rol heeft gespeeld bij het besluit tot menging in de drugshandel. Verdachte is geneigd een teruggetrokken bestaan te leiden, om niet meer in risicovolle situaties te komen. Deze ‘vermijdende’ houding is op de lange termijn onvoldoende om recidive te voorkomen. De reclassering acht het van belang dat verdachte zijn (delict)gedrag onderzoekt en van daaruit vaardigheden aanleert én integreert om zo een delict vrij leven te kunnen leiden. De leerbaarheid van verdachte is een beschermende factor. In het verleden is gebleken dat hij ontvankelijk is voor gedragsbeïnvloeding middels een justitiële interventie. Ook het verantwoordelijkheidsgevoel dat hij als vader voelt en zijn intrinsieke motivatie om geen nieuwe delicten te plegen zijn beschermende factoren. Gelet hierop adviseert de reclassering bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf met een meldplicht en ambulante behandeling als bijzondere voorwaarden.
De rechtbank overweegt dat, gelet op de LOVS-oriëntatiepunten en de aard en ernst van het gepleegde feit, niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij het bepalen van de duur daarvan weegt de rechtbank mee dat de reclassering positief is over de leerbaarheid, motivatie en inzet van verdachte. De rechtbank houdt ook rekening met de proceshouding van verdachte en de verantwoordelijkheid die hij neemt voor zijn daden. Met name gelet op de positieve persoonlijke ontwikkelingen, acht de rechtbank het niet passend om verdachte terug te sturen naar de gevangenis, zodat zij een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte zal opleggen. De rechtbank wil verdachte hiermee een waarschuwing geven, zodat hij niet opnieuw strafbare feiten pleegt. Ook acht de rechtbank aanvullend, uit het oogpunt van vergelding, een taakstraf passend en geboden. Alles overwegende zal de rechtbank aan verdachte opleggen een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met een proeftijd van twee jaren, en een meldplicht en ambulante behandeling als bijzondere voorwaarden. Daarnaast legt de rechtbank aan verdachte op een taakstraf voor de duur van 150 uren, te vervangen door 75 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering is gesteld.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 1het misdrijf:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij de reclassering. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- zich ambulant laat behandelen door een nader door de reclassering te bepalen zorgverlener. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
150 (honderdvijftig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
75 (vijfenzeventig) dagen;
- beveelt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat twee uren per dag aftrek plaatsvindt.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. van Vuure, voorzitter, mr. B.T.C. Jordaans en
mr. N.J.C. Monincx, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.H. Doldersum en
mr. S. Jentzsch, griffiers, en is in het openbaar uitgesproken op 15 juni 2021.
Buiten staat
Mr. R.M. van Vuure en mr. B.T.C. Jordaans zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland genaamd Košice / ON1R019101 (ZD05). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 26 mei 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

(…) De voorzitter houdt mij voor dat ik gedurende vier maanden zou hebben gedeald in verdovende middelen en vraagt mij of dat klopt. Ja, in cocaïne, xtc en 3-MMC. (…) Ik heb begrepen dat er een inschatting is gemaakt van vier maanden. Dat kan wel kloppen. (…)

2. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] van 15 april 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 1555-1562):
(…) V: [verdachte] zou je op voorhand willen reageren op jouw rol in de drugshandel aangestuurd door [medeverdachte 4] dan wel [medeverdachte 3] dan wel [medeverdachte 2] met de Ali 24/7 en/of alizwolle lijn?
A: (…) Ik heb een rol in de drugshandel gehad als bezorger. Ik kreeg dan een bericht dat ik naar een adres moest. (…) Ik wist dat ze personeelstekort hadden. Ik wilde wel wat bijverdienen. Ik heb toen zelf [medeverdachte 4] benaderd.
V: Waarvoor hadden ze personeelstekort?
A: Koerierswerk.
V: Waar hielden ze zich dan bij bezig?
A: Drugshandel (…)
V: In welke periode heb jij koerierswerk gedaan?
A: (…) Het was voordat ze op [medeverdachte 3] hebben geschoten. Het was denk ik wel in september. (…) Ik ben 3 dagen drugskoerier geweest, daarna heb ik ongeveer 2 maanden als chauffeur voor mijn broer [medeverdachte 1] gereden en daarna weer ongeveer 6 weekenden zelf als drugskoerier. (…)
3. Het proces-verbaal van bevindingen onderzoek betrokkenheid [verdachte] bij de handel in verdovende middelen van 6 maart 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 1513-1522):

(…) Uit onderzoek is gebleken dat verdachte [verdachte] gebruik maakt/maakte van de onderstaande telefoonnummers / als volgt in de contactenlijst van de onderzochte telefoon opgeslagen stond:

- [telefoonnummer 3] Opa
- [telefoonnummer 2] Opa 
- [telefoonnummer 2] [verdachte]  (…)
- In de onderzochte mobiele telefoon zijn meerdere chats aangetroffen waaruit op te maken valt dat contact Opa  met telefoonnummer: [telefoonnummer 2] @s.whatsapp.net (verdachte [verdachte] ) ook actief faciliteert. Zo heeft hij in ieder geval 1 voertuig op zijn naam gehad, welke gebruikt worden voor het leveren van verdovende middelen. (…)
-het is gezien de aangetroffen chatgesprekken aannemelijk dat contact Opa  met telefoonnummer: [telefoonnummer 2] @s.whatsapp.net (verdachte [verdachte] ), in ieder geval actief betrokken is geweest bij de handel in verdovende middelen, over de periode:
17 oktober 2019 - 20 oktober en 26 oktober 2019
17 & 18 oktober 2019:(…) Uit de aangetroffen chats kan worden afgeleid dat door contact Opa  met telefoonnummer: [telefoonnummer 2] @s.whatsapp.net (verdachte [verdachte] ) binnen de voornoemde periode in ieder geval 8 klanten werden bediend. (…)
18 & 19 oktober 2019:(…) Uit de aangetroffen chats kan worden afgeleid dat door contact Opa  met telefoonnummer: [telefoonnummer 2] @s.whatsapp.net (verdachte [verdachte] ) binnen de voornoemde periode in ieder geval 13 klanten werden bediend. (…)
19 & 20 oktober 2019:(…) Uit de aangetroffen chats kan worden afgeleid dat door contact Opa  met telefoonnummer: [telefoonnummer 2] @s.whatsapp.net (verdachte [verdachte] ) binnen de voornoemde periode in ieder geval 16 klanten werden bediend. (…)
20 oktober 2019:(…) In dit chatgesprek vraagt de beheerd(er/ster) van de onderzochte mobiele telefoon aan contact Opa  met telefoonnummer: [telefoonnummer 2] @s.whatsapp.net (verdachte [verdachte] ) hoeveel papier en boodschappen hij heeft.
Contact Opa  met telefoonnummer: [telefoonnummer 2] @s.whatsapp.net (verdachte [verdachte] ) Zegt: 860 spullen en 557 papier, waarvan 50 benzine, 4 snoep niet meegerekend, 120 spullen in de zak plus 27 wissel geld. (…)
25 oktober 2019:(…) In de onderzochte mobiele telefoon is onderstaande chatgesprek aangetroffen van contact Opa  met telefoonnummer: [telefoonnummer 2] @s.whatsapp.net (verdachte [verdachte] ) van onder andere betrokkenheid bij de drugshandel, over de periode 25 oktober 2019 tussen 00:04 uur - 26 oktober 2019 te 02:38 uur. In deze periode werd door contact Opa  met telefoonnummer: [telefoonnummer 2] @s.whatsapp.net (verdachte [verdachte] ) vermoedelijk vanuit een auto gedeald. (…)

Voetnoten

1.De schietpartij op [medeverdachte 3] vond plaats op 22 september 2019.