ECLI:NL:RBOVE:2021:2404

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 juni 2021
Publicatiedatum
15 juni 2021
Zaaknummer
08/952676-19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in schietpartij wegens gebrek aan bewijs

Op 15 juni 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 25-jarige man, die werd verdacht van betrokkenheid bij een schietpartij op 9 april 2016 in Zwolle. De verdachte zou een auto hebben bestuurd van waaruit op twee personen werd geschoten. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De officier van justitie had de verdachte primair aangeklaagd voor poging tot moord, subsidiair voor medeplichtigheid en meer subsidiair voor voorbereiding van het misdrijf. Tijdens de zitting op 1 juni 2021 heeft de officier van justitie betoogd dat de verdachte de bestuurder was van het voertuig van waaruit de schoten werden gelost, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaring van de getuige onvoldoende steun vond in ander bewijsmateriaal. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte niet bewezen kon worden dat hij het ten laste gelegde had begaan en heeft hem integraal vrijgesproken. De uitspraak is openbaar gedaan en de rechtbank heeft de betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen in twijfel getrokken, wat heeft geleid tot de vrijspraak van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/952676-19 (P)
Datum vonnis: 15 juni 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1995 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
1 juni 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A. van Veen en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. R. Schreudering, advocaat in Utrecht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een poging tot moord op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Dit is primair ten laste gelegd als medeplegen, subsidiair als medeplichtigheid en meer subsidiair als voorbereiding.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
primair
hij op of omstreeks 09 april 2016 in de gemeente Zwolle, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2]
en/of [slachtoffer 1] opzettelijk, al dan niet met voorbedachten rade, van het leven
te beroven,
die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] op de openbare weg met een (automatisch)
vuurwapen heeft beschoten, tengevolge waarvan die [slachtoffer 2] en of die [slachtoffer 1]
werden geraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 09 april 2016 in de gemeente
Zwolle, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1]
opzettelijk, al dan niet met voorbedachten rade, van het leven te beroven,
die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] op de openbare weg met een (automatisch)
vuurwapen heeft/hebben beschoten, tengevolge waarvan die [slachtoffer 2] en of die
[slachtoffer 1] werden geraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam
is geweest door de auto, van waaruit voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1]
werd(en) beschoten, te besturen en/of aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2]
een auto heeft verschaft;
meer subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 01 maart 2016 tot en met 9 april 2016 in de
gemeente Zwolle en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of
meer anderen, althans alleen,
ter voorbereiding van het misdrijf (poging) moord, in elk geval van een
misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht
jaren of meer is gesteld, opzettelijk een plaatsbepalend baken en/of
apparatuur om een plaatsbepalend baken mee te kunnen volgen en/of een
(personen)auto (merk BMW), bestemd tot het in vereniging begaan van dat
misdrijf, in voornoemde periode heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd,
doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Op 9 april 2016 rond 01.47 uur ontvangt de politie een melding dat op de Wijheseweg in Zwolle twee personen zijn beschoten. De inzittenden van het beschoten voertuig, een Mercedes met het kenteken [kenteken] , blijken [slachtoffer 1] (chauffeur), [slachtoffer 2] (bijzitter) en [naam 1] (zich bevindende in de laadruimte) te zijn. Zij reden vanuit Zutphen naar Zwolle en werden op de Wijheseweg ingehaald door een auto, die vervolgens naast hun voertuig bleef rijden. Vanuit dit voertuig werden door de bijrijder schoten gelost, waardoor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gewond zijn geraakt. Volgens de geneeskundige verklaringen is het bij hen toegebrachte letsel als potentieel dodelijk aan te merken.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Uit de verklaring van [naam 2] volgt dat verdachte de auto heeft bestuurd van waaruit [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn beschoten. Zijn verklaring vindt voldoende steun in ander bewijsmateriaal, met name op het punt van de bij het delict gebruikte BMW, die te linken is aan verdachte. Tot slot heeft verdachte verklaard dat hij omging met [medeverdachte 1] en ook wel in zijn auto’s reed. Deze [medeverdachte 1] was volgens de officier van justitie de schutter.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit integrale vrijspraak van het ten laste gelegde. Zij voert daartoe aan dat de belastende verklaring van [naam 2] onbetrouwbaar is en geen steun vindt in ander bewijsmateriaal. Er is onderzoek gedaan naar het bij het delict gebruikte voertuig, maar feitelijk is niets gevonden dat in de richting van verdachte wijst. Als het al de auto betrof die eerder bij verdachte in gebruik zou zijn geweest, volgt daaruit niet zonder meer dat hij deze ten tijde van de schietpartij heeft bestuurd. Ook het gebruikte baken en de daaraan gekoppelde telefoon(s) leveren onvoldoende aanwijzingen op dat verdachte betrokken zou zijn geweest bij het ten laste gelegde.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte ontkent het ten laste gelegde te hebben begaan. De vermeende betrokkenheid van verdachte bij de schietpartij is voornamelijk gebaseerd op de verklaring van [naam 2] . Deze houdt kort en zakelijk weergegeven in dat verdachte op 9 april 2016 het voertuig heeft bestuurd van waaruit [medeverdachte 1] heeft geschoten op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Dit voertuig betrof een gestolen BMW met een vals kenteken. Als reden van wetenschap noemt [naam 2] dat hij dit heeft gehoord van zowel verdachte (die dit betwist), als van [medeverdachte 1] , als ook van [medeverdachte 2] .
De rechtbank overweegt dat de verklaring van [naam 2] over het daderschap van verdachte geen steun vindt in ander bewijsmateriaal. De rechtbank is van oordeel dat alleen de verklaring van [naam 2] inhoudt dat verdachte
ten tijde van de schietpartijde bestuurder is geweest van de auto van waaruit is geschoten. Anders dan de officier van justitie, hecht de rechtbank bewijsrechtelijk geen waarde aan het feit dat verdachte een week voorafgaand aan de schietpartij in
eenBMW met een vals kenteken heeft gereden, die mogelijk bij de schietpartij is gebruikt. Naar het oordeel van de rechtbank kan hieruit niet worden afgeleid dat verdachte
ten tijde van de schietpartijde bij het delict gebruikte auto heeft bestuurd. Die conclusie kan ook niet worden gerechtvaardigd op basis van telefoon- en bakengegevens. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het ten laste gelegde. Om die reden zal zij het door de raadsman gevoerde betrouwbaarheidsverweer onbesproken laten.

5.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart niet bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan integraal vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. van Vuure, voorzitter, mr. B.T.C. Jordaans en
mr. N.J.C. Monincx, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.H. Doldersum en
mr. S. Jentzsch, griffiers, en is in het openbaar uitgesproken op 15 juni 2021.
Buiten staat
Mr. R.M. van Vuure en mr. B.T.C. Jordaans zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.