ECLI:NL:RBOVE:2021:2379

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 juni 2021
Publicatiedatum
14 juni 2021
Zaaknummer
84-028671-21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het opslaan van professioneel vuurwerk zonder vergunning

De rechtbank Overijssel heeft op 14 juni 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 32-jarige man die werd beschuldigd van het opslaan en voorhanden hebben van een aanzienlijke hoeveelheid professioneel vuurwerk zonder de vereiste vergunning. De verdachte had op 29 november 2018 in Hengelo (O) een grote hoeveelheid vuurwerk opgeslagen, waaronder bangers en mortierbommen, wat in strijd is met de wetgeving omtrent vuurwerk. Tijdens de zitting op 31 mei 2021 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. M.H.E. Groeneboer, en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. C.J.J. Visser, gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte heeft de feiten bekend, en de rechtbank heeft op basis van de beschikbare bewijsmiddelen, waaronder proces-verbaal van verhoor en inbeslaggenomen vuurwerk, de verdachte schuldig bevonden aan het primair ten laste gelegde feit. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is en heeft een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden opgelegd, met een proeftijd van drie jaar, en een onvoorwaardelijke taakstraf van 215 uur. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, het tijdsverloop in de zaak en de risico's die het opslaan van professioneel vuurwerk met zich meebrengt voor de veiligheid van de omgeving. Tevens is er een teruggave van een in beslag genomen geldbedrag van € 5.700,00 gelast, omdat dit bedrag niet vatbaar was voor verbeurdverklaring.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige economische kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 84-028671-21 (P)
Datum vonnis: 14 juni 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1988 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 31 mei 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.H.E. Groeneboer en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. C.J.J. Visser, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte professioneel vuurwerk heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
primair
hij op of omstreeks 29 november 2018 te Hengelo (O), althans in Nederland, al dan niet opzettelijk, als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, professioneel vuurwerk, te weten
- 3
stuks (zie p. 41 proces-verbaal), althans één of meer stuks, bangers (Super Cobra 6), en/of
- 574 stuks (zie p. 43 proces-verbaal), althans één of meer stuks, bangers (Super esplosione), en/of
- 35 stuks (zie p. 45 proces-verbaal), althans één of meer stuks, mortierbommen (Ti Salute), en/of
- 2 stuks (zie p. 47 proces-verbaal), althans één of meer stuks, flowerbeds (Kometa P7918), en/of
- 1 (zie p. 49 proces-verbaal) flowerbed (Lunar Strain), en/of
- 1 (zie p. 51 proces-verbaal) banger (Super Cobra 6), en/of
- 1 (zie p. 53 proces-verbaal) banger, en/of
- 3 stuks (zie p. 55 proces-verbaal), althans één of meer stuks, mortierbommen (Kulova Puma), en/of
- 5 stuks (zie p. 57 proces-verbaal), althans één of meer stuks, mortierbommen (Bomba Pirotechniczna), en/of
- 17 stuks (zie p. 59 proces-verbaal), althans één of meer stuks, mortierbommen (Bomba), en/of
- 32 stuks (zie p. 61 proces-verbaal), althans één of meer stuks, mortierbommen (3 Inch), en/of
- 2 stuks (zie p. 63 proces-verbaal), althans één of meer stuks, flowerbeds (Kometa P7916),
heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
subsidiair
hij op of omstreeks 29 november 2018 te Hengelo (O), althans in Nederland, al dan niet opzettelijk, professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten
- 3
stuks (zie p. 41 proces-verbaal), althans één of meer stuks, bangers (Super Cobra 6), en/of
- 574 stuks (zie p. 43 proces-verbaal), althans één of meer stuks, bangers (Super esplosione), en/of
- 35 stuks (zie p. 45 proces-verbaal), althans één of meer stuks, mortierbommen (Ti Salute), en/of
- 2 stuks (zie p. 47 proces-verbaal), althans één of meer stuks, flowerbeds (Kometa P7918), en/of
- 1 (zie p. 49 proces-verbaal) flowerbed (Lunar Strain), en/of
- 1 (zie p. 51 proces-verbaal) banger (Super Cobra 6), en/of
- 1 (zie p. 53 proces-verbaal) banger, en/of
- 3 stuks (zie p. 55 proces-verbaal), althans één of meer stuks, mortierbommen (Kulova Puma), en/of
- 5 stuks (zie p. 57 proces-verbaal), althans één of meer stuks, mortierbommen (Bomba Pirotechniczna), en/of
- 17 stuks (zie p. 59 proces-verbaal), althans één of meer stuks, mortierbommen (Bomba), en/of
- 32 stuks (zie p. 61 proces-verbaal), althans één of meer stuks, mortierbommen (3 Inch), en/of
- 2 stuks (zie p. 63 proces-verbaal), althans één of meer stuks, flowerbeds (Kometa P7916),
heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich overeenkomstig het door haar overgelegde schriftelijke requisitoir op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich overeenkomstig de door hem overlegde pleitnota gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
1. de bekennende verklaring van verdachte, zoals die is opgenomen in het proces-verbaal van verhoor verdachte van 24 februari 2020, pagina 32 en het proces-verbaal van de terechtzitting van 31 mei 2021;
2. het proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk van 8 april 2019, met bijlagen, pagina’s 38 tot en met 64.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 29 november 2018 te Hengelo (O), opzettelijk, als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, professioneel vuurwerk, te weten
- 3 bangers (Super Cobra 6), en
- 574 bangers (Super esplosione), en
- 35 mortierbommen (Ti Salute), en
- 2 flowerbeds (Kometa P7918), en
- 1 flowerbed (Lunar Strain), en
- 1 banger (Super Cobra 6), en
- 1 banger, en
- 3 mortierbommen (Kulova Puma), en
- 5 mortierbommen (Bomba Pirotechniczna), en
- 17 mortierbommen (Bomba), en
- 32 mortierbommen (3 Inch), en
- 2 flowerbeds (Kometa P7916),
heeft opgeslagen en voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 1.2.2 lid 3 van het Vuurwerkbesluit, artikel 9.2.2.1 van de Wet Milieubeheer en de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet economische delicten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
het misdrijf: overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, juncto artikel 1.2.2 lid 3 van het Vuurwerkbesluit, opzettelijk begaan.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van drie jaren en een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis. De officier van justitie houdt daarbij rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het tijdsverloop in deze zaak.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat bij de strafoplegging rekening moet worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, het tijdsverloop in deze zaak en zijn blanco strafblad. Vanwege deze omstandigheden dient aan verdachte geen (on)voorwaardelijke gevangenisstraf te worden opgelegd. Een oplegging van een (on)voorwaardelijke gevangenisstraf zou consequenties kunnen hebben voor het behoud van zijn baan en het verkrijgen van een Verklaring Omtrent het Gedrag.
7.3
De gronden voor een straf
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich op 29 november 2018 schuldig gemaakt aan het opslaan en voorhanden hebben van een aanzienlijke hoeveelheid zwaar, professioneel vuurwerk. Blijkens het procesdossier had het aangetroffen lijst III-vuurwerk een bruto massa van circa 283 kilogram. Het vuurwerk lag opgeslagen in de kelder van de woning van verdachte en onder de overkapping naast de woning, zijnde ruimtes die daarvoor niet waren ingericht en daarvoor ongeschikt waren, terwijl verdachte bovendien niet over de daarvoor vereiste vergunning en gespecialiseerde kennis beschikte.
Het is algemeen bekend dat vuurwerk gevaar kan opleveren. Dat geldt zeker voor professioneel vuurwerk, dat een substantieel zwaardere of explosievere lading bevat dan het vuurwerk dat in Nederland aan consumenten verkocht mag worden. Ontploffing van dit professionele vuurwerk had dan ook, temeer gelet op de aanzienlijke hoeveelheid, enorme gevolgen kunnen hebben voor de omgeving. Ten aanzien van de risico’s valt te denken aan (mogelijk blijvende) gehoorbeschadiging, oogletsel(s), verminking van ledematen of erger. Het voorhanden hebben van voornoemde hoeveelheid professioneel vuurwerk levert dus gevaren op voor mens en dier en veroorzaakt maatschappelijk onacceptabele risico’s.
Met het opslaan van professioneel vuurwerk in een woonwijk heeft verdachte in het bijzonder onverantwoorde risico’s genomen en de algemene veiligheid van omwonenden en opstallen in de directe omgeving ernstig in gevaar gebracht. Voor de opslag van dergelijk vuurwerk gelden niet voor niets zeer strenge regels.
Verdachte heeft door zijn hiervoor weergegeven handelwijze er blijk van gegeven de risico’s van het vuurwerk op de koop toe te hebben genomen en zich van het gevaarzettende karakter van zijn handelen geen enkele rekenschap gegeven. Dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Volgens de recent aangescherpte OM-richtlijn voor de strafvervolging in vuurwerkzaken is bij een feit als het onderhavige de vordering van onder meer een vrijheidsbenemende straf voor de duur van twaalf maanden passend en geboden.
Gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde feit, is de rechtbank van oordeel dat deze in beginsel de oplegging van een forse onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf zouden kunnen rechtvaardigen. De rechtbank zal die in dit geval niet opleggen en is zij van oordeel dat thans nog kan worden volstaan met een forse onvoorwaardelijke taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf van aanmerkelijke duur, zoals ook door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank neemt daarbij het volgende in aanmerking.
Uit een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 februari 2021 blijkt dat hij niet eerder met de politie en justitie in aanraking is gekomen. Daarnaast blijkt uit de op 27 april 2021 door B.J.M. Eijssink, reclasseringswerker, opgemaakte rapportage dat er geen sprake is van problematiek en er stabiliteit is op de verschillende leefgebieden. Daarnaast wordt het recidiverisico door de reclassering als laag ingeschat.
In dit verband hecht de rechtbank eraan op te merken dat de keuze voor een andere strafmodaliteit dan een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf in deze zaak voornamelijk is ingegeven door de ouderdom van de zaak. Indien het Openbaar Ministerie handhaving volgens een strenge richtlijn voorstaat, mag bij de vervolging dan ook de nodige voortvarendheid worden verwacht. De officier van justitie heeft dit overigens in haar eis ter terechtzitting ook aangegeven.
Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met het tijdsverloop in deze zaak in het kader van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank neemt als uitgangspunt dat de behandeling van een zaak ter terechtzitting in eerste aanleg binnen twee jaren dient te zijn afgerond. De onderhavige procedure heeft, vanaf het moment waarop vanwege de Nederlandse Staat jegens verdachte een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zou worden ingesteld, langer dan twee jaren geduurd, namelijk twee jaren en ruim zes maanden, hetgeen de verdediging niet kan worden verweten.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van overschrijding van de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM. De rechtbank zal deze overschrijding verdisconteren in de strafmaat door de (duur van de) taakstraf te verminderen met 25 uren.
Om recht te doen aan de ernst en de omvang van het bewezenverklaarde, maar ook en vooral om verdachte ervan te weerhouden opnieuw dergelijke gevaarzettende strafbare feiten te plegen, is de rechtbank van oordeel dat een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, met een proeftijd van drie jaren, en een onvoorwaardelijke taakstraf van 240 uren, passend en geboden is. Wegens termijnoverschrijding zal de rechtbank een strafvermindering van 25 uren toepassen.
Het voorgaande brengt de rechtbank resumerend tot het oordeel dat de oplegging van geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, met een proeftijd van drie jaren, en een onvoorwaardelijke taakstraf van 215 uren subsidiair 107 dagen vervangende hechtenis, passend en geboden is.
7.4
Het inbeslaggenomen voorwerp
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van het onder hem in beslag genomen geldbedrag van € 5.700,00, omdat dit geldbedrag niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet. Er kan op basis van het voorliggende dossier niet worden vastgesteld dat het bewezenverklaarde is begaan met dit geld, dat het bij de voorbereiding of uitvoering is gebruikt, of dat het geheel of grotendeels door middel van of uit baten van dit feit is verkregen.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 91 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf: overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, juncto artikel 1.2.2 lid 3 van het Vuurwerkbesluit, opzettelijk begaan.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
215 (tweehonderdvijftien) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
107 (honderdzeven) dagen;
het inbeslaggenomen voorwerp
- gelast de teruggave van het geldbedrag van € 5.700,00 aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Melaard, voorzitter, mr. J. Wentink en mr. M. van Berlo, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Izgi, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2021.
Mr. M. Melaard, mr. J. Wentink en mr. J. Izgi zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland, basisteam Twente Midden, met dossiernummer PL0600-2018539310, gesloten op 27 maart 2020. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.