ECLI:NL:RBOVE:2021:2363

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 juni 2021
Publicatiedatum
11 juni 2021
Zaaknummer
08/952278-20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag door moeder op pasgeboren zoon met verwurging en niet afgebonden navelstreng

Op 11 april 2020 beviel een 31-jarige vrouw in Haaksbergen van haar pasgeboren zoon, die kort na de geboorte overleed. De rechtbank Overijssel oordeelde dat de vrouw haar kind opzettelijk van het leven heeft beroofd door hem te verwurgen en de navelstreng door te knippen zonder deze af te binden, wat leidde tot bloedverlies. De vrouw werd op 11 juni 2021 veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar en tbs met dwangverpleging. De rechtbank concludeerde dat de vrouw niet handelde uit vrees voor ontdekking van haar bevalling, en dat er geen bewijs was voor voorbedachte rade. De rechtbank oordeelde dat de vrouw, ondanks haar gebrekkige geestelijke ontwikkeling, volledig verantwoordelijk was voor haar daden. De zaak werd behandeld in Almelo, en de uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/952278-20 (P)
Datum vonnis: 11 juni 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1990 in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] ,
nu verblijvende in PI Utrecht, locatie Nieuwersluis,
Zandpad 3 in Nieuwersluis.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 3 augustus 2020 (pro forma), 19 oktober 2020 (regie), 11 januari 2021 (pro forma), 30 maart 2021 (pro forma), 21 en 28 mei 2021 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. K.J.L. de Valk en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw, mr. M.G. Pekkeriet, advocaat te Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Op de terechtzitting van 19 oktober 2020 is de vordering nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) toegewezen. Op de terechtzitting van 28 mei 2021 is de tenlastelegging gewijzigd.
De verdenking komt er op neer dat verdachte op 11 april 2020 haar pasgeboren zoon [baby] heeft vermoord
(primair)dan wel gedood
(subsidiair)dan wel uit vrees voor de ontdekking van haar bevalling [baby] bij of kort na de geboorte heeft vermoord of gedood
(meer subsidiair).
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
Primair
zij op of omstreeks 11 april 2020 te Haaksbergen, in ieder geval in Nederland, haar pasgeboren zoon [baby] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door
- [baby] rond de hals/nek manueel en/of met een of meer omsnoerende structuur/structuren te stranguleren en/of
- de ademhaling van [baby] te beletten (smoren) door gelijktijdig zijn neus en mond af te dekken en/of af te drukken en afgedekt/afgedrukt te houden en/of
- ( een) verwonding(en) aan/nabij de navel van [baby] toe te brengen (door de niet eerst afgebonden navelstreng door te knippen), waardoor bij [baby] bloedverlies teweeg is gebracht;
Subsidiair
zij op of omstreeks 11 april 2020 te Haaksbergen, in ieder geval in Nederland, haar pasgeboren zoon [baby] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door
- [baby] rond de hals/nek manueel en/of met een of meer omsnoerende structuur/structuren te stranguleren en/of
- de ademhaling van [baby] te beletten (smoren) door gelijktijdig zijn neus en mond af te dekken en/of af te drukken en afgedekt/afgedrukt te houden en/of
- ( een) verwonding(en) aan/nabij de navel van [baby] toe te brengen (door de niet eerst afgebonden navelstreng door te knippen), waardoor bij [baby] bloedverlies teweeg is gebracht;
Meer subsidiair
zij op of omstreeks 11 april 2020 te Haaksbergen, in ieder geval in Nederland,
als moeder, ter uitvoering van een onder de werking van vrees voor de
ontdekking van haar aanstaande bevalling genomen besluit, althans onder de
werking van vrees voor de ontdekking van haar bevalling,
haar kind bij of kort na de geboorte opzettelijk van het leven heeft beroofd door:
- hem ( [baby] ) rond de hals/nek manueel en/of met een of meer omsnoerende structuur/structuren te stranguleren en/of
- de ademhaling van hem ( [baby] ) te beletten (smoren) door gelijktijdig zijn neus en mond af te dekken en/of af te drukken en afgedekt/afgedrukt te houden en/of
- ( een) verwonding(en) aan/nabij de navel van hem ( [baby] ) toe te brengen (door de niet eerst afgebonden navelstreng door te knippen), waardoor bij [baby] bloedverlies teweeg is gebracht,
ten gevolge waarvan dat kind is overleden.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Op zaterdagmiddag 11 april 2020 is [baby] (hierna [baby] ) in Haaksbergen ter wereld gekomen. Dezelfde middag is [baby] overleden. In de avond van 11 april 2020 hebben zijn ouders, zijnde verdachte en haar partner [partner verdachte] , de huisartsenpost gebeld.
De dienstdoende huisarts is vervolgens bij hen thuis gekomen en heeft verdachte met het stoffelijk overschot van [baby] naar het ziekenhuis gestuurd omdat hij vermoedde dat de placenta mogelijk nog niet volledig geboren was. Bij aankomst in het ziekenhuis is [baby] onderzocht. [baby] was ongeveer 50 centimeter lang en 3334 gram zwaar.
Na een melding van het personeel van de afdeling verloskunde heeft de GGD-arts zijn twijfels geuit over de doodsoorzaak van [baby] en heeft men geen verklaring ‘natuurlijke dood’ kunnen afgeven. De GGD-arts heeft contact opgenomen met de politie, waarna de recherche een grootschalig onderzoek, genaamd TGO Oeganda, naar de dood van [baby] is gestart. Verdachte is aangehouden op verdenking van betrokkenheid bij het overlijden van [baby] en op 21 april 2020 in verzekering gesteld.
Eerder is verdachte op 23 januari 2017 in de behandelkamer van haar huisarts bevallen van een voldragen doodgeboren kindje: een jongetje genaamd [baby 2] . Verdachte was toen niet bekend met de zwangerschap.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting vrijspraak gevorderd van het primair ten laste gelegde nu hij zich op het standpunt stelt dat het bestanddeel “met voorbedachten rade” niet bewezen kan worden. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde, het opzettelijk om het leven brengen van [baby] .
4.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het ten laste gelegde integraal moet worden vrijgesproken.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
4.4.1.
Is [baby] levend geboren?
Verdachte heeft wisselend verklaard over de vraag of [baby] dood of levend is geboren. Gelet op de tenlastelegging dient de rechtbank allereerst de vraag te beantwoorden of [baby] levend is geboren.
Op 12 april 2020 heeft dr. J. Fronczek, arts en partholoog bij het Nederlands Forensisch Instituut (NFI), sectie verricht op het lichaam van [baby] . De resultaten van dit onderzoek naar de oorzaak van de dood zijn vastgelegd in een deskundigenrapport van 1 oktober 2020. De dag voorafgaand aan de sectie werd het lichaam postmortaal radiologisch onderzocht in het Groene Hart Ziekenhuis te Gouda. Bij dit onderzoek werd lucht in de longen en het maag-darmkanaal gezien. Bevindingen bij de sectie duiden eveneens op gas/lucht in de longen. Dit past volgens de patholoog bij inademing van lucht. Ook de overige bevindingen van de patholoog passen bij het bij leven toebrengen van letsel.
Ter zitting van 21 mei 2021 is dr. D.J. Rijken, eveneens patholoog bij het NFI, als deskundige ondervraagd over het moment van overlijden van [baby] . Rijken heeft daarbij verklaard dat hij de bevindingen van zijn collega Fronczek zoals weergegeven in het rapport van 1 oktober 2020 deelt. Gezien de bevindingen van prof. dr. R.R. van Rijn, kinderradioloog, heeft [baby] na zijn geboorte minstens een paar minuten tot circa een half uur geleefd. Hij heeft zich daarbij gebaseerd op het gegeven dat er zowel lucht in de longen, hetgeen betekent dat deze ontplooid moeten zijn geweest, als in de twaalfvingerige darm aanwezig was.
De rechtbank stelt op grond van bovenstaande bevindingen vast dat [baby] levend is geboren en kort na de geboorte is overleden.
4.4.2
De grondslag van de tenlastelegging
Om recht te doen aan de zaak zal de rechtbank - in afwijking van de tenlastelegging (een primair/subsidiaire/meer subsidiaire tenlastelegging en aldus geen alternatieve variant), maar in lijn met hetgeen de officier van justitie ter zitting bij zijn vordering tot wijziging van de tenlastelegging heeft aangevoerd én met de bedoeling van de wetgever een bijzondere, privilegiërende strafbepaling voorrang te geven boven een algemene strafbepaling - allereerst beoordelen of sprake is van voldoende wettig en overtuigend bewijs voor de meer subsidiair aan verdachte ten laste gelegde gedraging. Indien deze vraag ontkennend wordt beantwoord, zal de rechtbank beoordelen of sprake is van wettig en overtuigend bewijs voor de primair ten laste gelegde moord dan wel de subsidiair ten laste gelegde doodslag.
Ten aanzien van de toepasbaarheid van de artikelen 291 en 290 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), te weten kindermoord respectievelijk kinderdoodslag, overweegt de rechtbank het volgende.
Genoemde artikelen worden volgens literatuur en jurisprudentie toegepast in alle gevallen waarin een vrouw vrees voor de ontdekking van haar bevalling koestert en onder de werking van die vrees heeft gehandeld. Het is onverschillig waardoor deze vrees is opgewekt. Kindermoord/kinderdoodslag kent, indien aan deze voorwaarde wordt voldaan, een lager strafmaximum dan moord/doodslag. De rechtsgrond hiervoor is - ook volgens de Memorie van Toelichting - gelegen in de bijzondere gemoedstoestand waarin de moeder voor het ontdekken van haar bevalling verkeerde.
Was sprake van vrees voor de ontdekking van de bevalling?
Uit het dossier blijkt niet dat verdachte vrees heeft gehad voor de ontdekking van haar bevalling. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Verdachte heeft ten overstaan van de politie en ter terechtzitting steeds verklaard dat zij tot de bevalling niet wist dat zij zwanger was en dat zij zich schaamde voor het feit dat het haar opnieuw was overkomen dat zij zwanger was zonder het zelf te weten. Verdachte schaamde zich niet voor de bevalling zelf, noch voor het feit dat zij een kind had gekregen. Zowel bij de politie als ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat zij zich na de bevalling in eerste instantie blij voelde. Dat zij tijdens de bevalling geen hulp heeft ingeroepen, verklaart verdachte louter vanuit haar paniek over de situatie en de vrees dat haar partner een ongeluk zou krijgen als zij hem op dat moment zou bellen. Na zijn thuiskomst die middag heeft zij haar partner op de hoogte gebracht van de geboorte. Verdachte heeft bovendien verklaard dat zij in 2019 en 2020 geen kinderwens had, maar dat zij in toekomst wel kinderen wilde en dat het geen ramp zou zijn als zij op kortere termijn zwanger zou worden. Zij wilde wel een kind, maar ‘niet op deze manier’. Ter zitting heeft zij verklaard dat zij daarmee bedoelde dat ze een ‘gewone’ (bekende) zwangerschap wilde, zoals te doen gebruikelijk is.
In het dossier en het besprokene ter zitting zijn daarmee in het geheel geen aanknopingspunten te vinden voor de aanname dat verdachte bang zou zijn geweest dat haar bevalling ontdekt zou worden. Het voorgaande leidt dan ook tot de conclusie dat verdachte niet heeft gehandeld onder de werking van vrees voor ontdekking van de (aanstaande) bevalling. Het gepleegde feit valt daarmee niet onder de bijzondere strafbepalingen betreffende kindermoord respectievelijk kinderdoodslag.
4.4.3
De primair en subsidiair ten laste gelegde varianten
Voor de beoordeling van het primair en het subsidiair ten laste gelegde dient de rechtbank de volgende vragen te beantwoorden:
1. Als gevolg waarvan is [baby] overleden?
2. Wanneer en door wie is letsel aan [baby] toegebracht?
3. Levert dit een strafbaar feit op, en zo, welk strafbaar feit?
Ad 1. Als gevolg waarvan is [baby] overleden?
Het letsel
In het hiervoor genoemde sectierapport staat beschreven dat bij [baby] sprake was van puntvormige en iets grotere bloeduitstortingen in de bindvliezen van de oogleden links en rechts. Er waren aan de hals en nek links en rechts roodpaarse bloeduitstortingen in een gebied van circa 14 x 4,5 cm. Hierbij waren er vele kras/streepvormige en
onregelmatige oppervlakkige huidbeschadigingen links en rechts aan de hals en nek.
De oppervlakkige huidbeschadigingen toonden onderhuidse bloeduitstorting en indroging en breidden zich uit tot aan de bovenzijde van de borst. Inwendig waren er enkele oppervlakkige en dieper-gelegen bloeduitstortingen in de halsspieren en op de schildklier. [1]
Er waren letsels aan het gelaat links en rechts, waarbij links meer dan rechts, met name aan de wangen, gebieden van vage rode huidverkleuring en plaatselijk mogelijk zeer oppervlakkige huidbeschadigingen. Onder het linkeroog en aan de linker neusvleugel waren zeer oppervlakkige huidbeschadigingen. Onder de kin en aan de linker kaakrand waren vage onderhuidse bloeduitstortingen met plaatselijk mogelijk zeer oppervlakkige huidbeschadigingen.
Zij- en achterwaarts aan de binnenzijde van de schedelhuid en op het botvlies van het schedeldak waren er vlekkige bloeduitstortingen in een gebied van circa 19 x 13 cm. Er was een lijnvormige breuk van het schedeldak rechts zijwaarts (parietaal) van circa acht centimeter met roodheid van het schedeldak. Er waren geen bloeduitstortingen tussen de hersenvliezen. [2] Het aanvullend neuropathologisch onderzoek toonde tekenen van uitgebreid, recent (vlak voor overlijden) doorgemaakt zuurstofgebrek van de hersenen (acute hypoxische encefalopatie) en beperkte tekenen van traumatische beschadiging van de uitlopers van zenuwcellen (traumatische axonale schade).
Er waren aan de armen, de linkerhand, de buik en hoog aan de rug deels streepvormige en deels onregelmatige oppervlakkige huidbeschadigingen. Er was een bloeduitstorting rechts voorwaarts in de tong. Er was enige roodheid van de voorhuid met bij insnijden in de huid gelegen roodheid. De anus toonde een paarse verkleuring op de overgang van de binnen- naar de buitenzijde (linea dentata). Bij insnijden was er onderhuidse bloeduitstorting. [3]
Volgens verkregen informatie zou de navelstreng zijn afgeknipt, maar niet zijn afgebonden.
Verdachte heeft verklaard dat zij na geboorte van [baby] de navelstreng met een schaar heeft doorgeknipt. De navelstreng heeft zij niet afgebonden.
Het ontstaan van de letsels
Volgens de patholoog zijn voornoemde letsels bij leven ontstaan. De vastgestelde uitwendige en inwendige letsels aan de hals zijn ontstaan door samendrukkend geweld op de hals. Met samendrukkend geweld wordt bedoeld manuele strangulatie (manuele verwurging), ligatuurstrangulatie (door een of meerdere omsnoerende structuren rond de hals/nek), of een combinatie daarvan. Samendrukkend geweld op de hals kan leiden tot belemmering van de bloedtoevoer naar het hoofd, met zuurstofgebrek van de hersenen (cerebrale hypoxie) tot gevolg, waarmee het overlijden kan worden verklaard.
Het is mogelijk dat een deel van de letsels door krassend/puntig geweld is ontstaan, zoals het krassen met nagels. [4] De puntvormige bloeduitstortingen in de bindvliezen van de oogleden passen goed bij stuwing in het kader van doorgemaakt samendrukkend geweld op de hals.
De vastgestelde uitwendige en inwendige letsels aan het hoofd (de bloeduitstortingen van/in de schedelhuid, de (zeer) oppervlakkige huidbeschadigingen en de schedelbreuk) zijn bij leven ontstaan door stomp botsend geweld op het hoofd, zoals slaan of vallen op het hoofd. [5] Volgens de patholoog moet dat stomp botsend geweld meermaals hebben plaatsgevonden en vanwege de schedelbreuk moet het geweld (deels) hevig zijn geweest. [6] De geweldsinwerking op het hoofd heeft geleid tot beperkte schade van uitlopers van zenuwcellen in de hersenen, hetgeen geen rol heeft gespeeld bij het overlijden. [7] De tekenen van uitgebreid, recent doorgemaakt zuurstofgebrek van de hersenen kunnen goed worden verklaard door het doorgemaakte samendrukkende geweld op de hals.
Bij het gelijktijdig afdrukken van de neus en mond (smoren) hoeven er bij jonge kinderen geen objectiveerbare verschijnselen van uitwendige geweldsinwerking te worden waargenomen. Smoren als oorzaak van of bijdrage aan het overlijden kan dus niet worden uitgesloten. De letsels aan het gelaat en de bloeduitstorting aan de tong zouden (deels) bij smoren kunnen passen, maar zijn hier geenszins bewijzend voor. De bloeduitstorting in de tong is bij leven ontstaan door stomp botsend of drukkend geweld, zoals (met structuren) drukken op de tong of knijpen in de tong. [8]
De afgeknipte, maar niet afgebonden, navelstreng kan hebben geleid tot bloedverlies, maar het is de verwachting dat een dergelijke bloeding na verloop van tijd spontaan stelpt. In strikte zin kan een bijdrage van bloedverlies aan het overlijden echter niet geheel worden uitgesloten.
De letsels aan de armen, de linkerhand, de buik en hoog aan de rug zijn bij leven ontstaan door uitwendig mechanisch stomp botsend of krassend geweld, zoals stoten, geslagen worden of met ruwe/puntige structuren in aanraking komen. De letsels hebben geen rol gespeeld bij het overlijden. De paarse verkleuring van de anus betrof een letsel en is bij leven ontstaan door stomp botsend of drukkend geweld met structuren.
De doodsoorzaak
De patholoog heeft beschreven dat het overlijden van [baby] wordt verklaard door samendrukkend geweld op de hals, al dan niet in combinatie met smoren en/of bloedverlies.
De conclusie van de rechtbank
Op basis van de bevindingen van de patholoog is de rechtbank van oordeel dat de letsels die na het overlijden bij [baby] zijn vastgesteld kunnen worden verklaard doordat op hem bij leven geweld is toegepast. Naar het oordeel van de rechtbank heeft een deel van het geweld dat op [baby] is toegepast geleid tot zijn dood. Dat geweld bestond uit samendrukkend geweld op de hals/nek van [baby] , zijnde manuele strangulatie (manuele verwurging), ligatuurstrangulatie (verwurging door een of meer omsnoerende structuren rond de hals/nek) of een combinatie daarvan, en dit heeft geleid tot belemmering van de bloedtoevoer naar [baby] ’s hoofd met zuurstofgebrek van de hersenen tot gevolg. Ook acht de rechtbank bewezen dat verdachte bij [baby] de niet eerst afgebonden navelstreng heeft doorgeknipt met bloedverlies als gevolg.
De rechtbank acht op grond van de bevindingen en de gegeven conclusie niet bewezen dat het overlijden van [baby] mede wordt verklaard door smoren. Hoewel smoren als oorzaak van of bijdrage aan het overlijden niet kan worden uitgesloten omdat er bij jonge kinderen geen objectiveerbare verschijnselen van uitwendige geweldsinwerking hoeven te worden waargenomen, acht de rechtbank dit onvoldoende om tot een bewezenverklaring van het smoren te komen.
Ad 2. Wanneer en door wie is het letsel aan [baby] toegebracht?
Zoals hiervoor reeds door de rechtbank is vastgesteld is [baby] levend geboren en heeft hij maximaal een half uur geleefd. [9] Op basis van deze vaststelling in combinatie met het feit dat de patholoog concludeert dat de letsels bij leven zijn toegebracht, concludeert de rechtbank dat het (dodelijke) letsel moet zijn toegebracht tot circa een half uur na de geboorte van [baby] .
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of het verdachte is geweest die het fatale letsel heeft toegebracht. De rechtbank stelt daarbij vast dat het dossier noch het besprokene ter terechtzitting ook maar de geringste aanwijzing biedt dat het letsel door een derde of derden aan [baby] is toegebracht. Verdachte heeft verklaard dat zij op 11 april 2020 op het moment van de bevalling en de periode daarna alleen in de woning was. Ook de bevindingen van de politie leiden niet tot een andere conclusie. Haar partner is tegen half vijf, ruim na de bevalling, thuisgekomen.
De conclusie van de rechtbank
De rechtbank concludeert dat het verdachte is geweest die het geweld op [baby] heeft uitgeoefend.
Ad 3. Levert dit een strafbaar feit op, en zo ja, welk strafbaar feit?
Aan verdachte is primair moord en subsidiair doodslag ten laste gelegd.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte in paniek was en dat zij geen herinnering heeft aan de gebeurtenissen die tot de dood van [baby] hebben geleid. Het geheugenverlies van verdachte is authentiek en daardoor kan niet worden vastgesteld dat verdachte zich bewust is geweest van het feit dat zij [baby] om het leven bracht door te handelen als zij heeft gedaan, zodat niet tot een bewezenverklaring kan worden gekomen van het primair en subsidiair ten laste gelegde.
Opzet op de dood
Voor een bewezenverklaring van de variant moord of doodslag is in ieder geval vereist dat verdachte opzet had op de dood van [baby] . De vraag die daarbij voorligt is of verdachte heeft gehandeld met vol of voorwaardelijk opzet.
Bij de beoordeling van die vraag staat voorop dat het de rechtbank niet duidelijk is geworden wat zich kort na de geboorte van [baby] heeft afgespeeld. Wel staat vast dat de letsels aan [baby] ’s hals zijn ontstaan door samendrukkend geweld op de hals. Hiermee wordt verwurging met de handen, met een of meer omsnoerende structuren of een combinatie daarvan bedoeld. Rijken heeft in dat verband verklaard dat zijn collega Fronczek had gezegd nog nimmer zulk ernstig letsel aan het hoofdje van een pasgeborene te hebben gezien.
De uitwendige en inwendige letsels aan het hoofdje van [baby] , namelijk de bloeduitstortingen van én in de schedelhuid, zijn ontstaan door meermaals stomp botsend geweld op het hoofd. Hierbij moet gedacht worden aan slaan of vallen op het hoofd. Vanwege de schedelbreuk van acht centimeter in de schedel moet dat geweld (deels) hevig zijn geweest.
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank dan ook vast dat sprake is geweest van zeer ernstige gewelddadige handelingen door verdachte. De voor de geconstateerde letsels aan de hals en het hoofdje van [baby] benodigde handelingen zijn naar het oordeel van de rechtbank daarmee zo gericht geweest op de dood van [baby] dat het opzet op zijn dood een gegeven is. De rechtbank acht daarmee vol opzet aanwezig. Gelet op dit oordeel behoeft hetgeen de verdediging heeft gesteld over het voorwaardelijk opzet, geen nadere bespreking.
Moord of doodslag?
Voor een bewezenverklaring van de ten laste gelegde moord moet het bestanddeel ‘voorbedachten rade’ bewezen worden. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat er sprake is van voorbedachte rade. De rechtbank zal verdachte dan ook van het primair ten laste gelegde vrijspreken.
Het geclaimde geheugenverlies
Verdachte heeft bij herhaling verklaard geen herinneringen te hebben aan gebeurtenissen die de dood van [baby] kunnen verklaren. Over hetgeen zich rondom de bevalling heeft afgespeeld heeft zij wel uit eigen wetenschap verklaard. Zo heeft zij verklaard dat haar partner om 13:00 uur de woning heeft verlaten en dat zij sindsdien alleen in de woning was. Zij was ook alleen toen zij van [baby] is bevallen en in de periode daarna. Haar partner is tegen half vijf thuisgekomen. Verdachte heeft verklaard dat het een snelle bevalling was en dat zij hevig bloedde. Na de geboorte van [baby] is zij in paniek met hem naar de badkamer gelopen waar zij de navelstreng met een schaar heeft doorgeknipt. De navelstreng heeft zij niet afgebonden. Omdat [baby] niet huilde, heeft ze hem voorzichtig op de kop gehouden door hem aan zijn beentjes vast te houden. Daarna is zij met hem onder de douche gegaan waar ze hem en zichzelf heeft schoongespoeld en zijn haartjes heeft gekamd. Op dat moment dacht zij dat hij niet meer leefde. Zij heeft [baby] in een handdoek gewikkeld en hem in de wasbak gelegd. Zij zag dat zijn lippen donker waren. In een andere slaapkamer heeft verdachte handdoeken gepakt en zij is vervolgens de slaapkamer, de overloop en de badkamer gaan schoonmaken omdat overal bloed lag. Terwijl zij met [baby] onder de douche was heeft zij geappt met haar partner en na diens thuiskomst met haar zus en een vriendin. In de appgesprekken heeft zij niets verteld over de onverwachte geboorte van [baby] die middag.
Bij de reconstructie op 2 juni 2020 heeft verdachte verklaard dat zij, toen zij onder de douche stond, [baby] op de thermostaatkraan heeft gelegd, omdat zij een schaar wilde pakken om bij haarzelf nog een stukje van de navelstreng af te knippen. Zij heeft voorgedaan hoe zij onder de douche appte met [baby] op haar arm. Ook heeft zij details genoemd over artikelen die zich op de middag van de bevalling al dan niet in bepaalde vertrekken, zoals de badkamer, bevonden en welke handdoeken voor welk doel gebruikt zijn.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat zij degene moet zijn geweest die de geweldshandelingen heeft verricht en dat er daardoor iemand door haar schuld dood is. Herinneringen aan de geweldshandelingen en aan het moment waarop [baby] de dood heeft gevonden, heeft zij niet. Op vragen hoe het kan dat zij zich de gebeurtenissen van die middag, zoals de bevalling, een aantal handelingen met betrekking tot [baby] , het douchen, schoonmaken en de thuiskomst van haar partner wel herinnert, maar andere gebeurtenissen niet, en dan met name specifiek die handelingen waardoor letsel bij [baby] is ontstaan, heeft verdachte verklaard dat zij dat niet weet.
De rapportages van de deskundigen
In het kader van deze strafzaak zijn deskundigen benoemd, van wie H.A. de Jonge,
GZ-psycholoog, G.J.A.M. Bakkeren, psychiater en M. Jelicic, hoogleraar neuropsychologie en recht, aan de rechtbank hebben gerapporteerd en zijn ondervraagd met name over het gestelde geheugenverlies.
De psycholoog
De Jonge heeft in haar rapport van 27 november 2020 geschreven dat de meest waarschijnlijke hypothese is dat het feit vanuit een toestand van paniek en ontreddering door de plotselinge bevalling, het kind dat daar ineens lag en wat haar zeer heftige gevoelens van schuld en schaamte bezorgde, gepleegd is.
Het feit dat verdachte bij de reconstructie heeft verteld dat zij [baby] over de thermostaatkraan heeft gehangen, past volgens de psycholoog bovendien moeilijk in het beeld van een opportunistische, leugenachtige verdachte die uit is op procestechnisch voordeel. Gelet hierop kan verdachtes claim van lacunes in haar geheugen als authentiek beoordeeld worden, maar niet duidelijk is of deze als oorzaak of als gevolg van het ten laste gelegde gezien moet worden, aldus de psycholoog.
De psychiater
Bakkeren heeft in zijn rapport van 2 december 2020 geschreven dat verdachte zich herinnert bevangen te zijn geraakt door paniek, schrik en schaamte. Voor haar zijn er daarna flarden weggevallen en is de herinnering niet volledig. Volgens Bakkeren was bij verdachte sprake van een paniekreactie veroorzaakt door de volstrekt onverwachte geboorte van [baby] , in het kader van een posttraumatisch stresssyndroom, ontstaan door en na de onverwerkte doodgeboorte van [baby 2] in 2017.
Volgens Bakkeren is mogelijk sprake van geheugenverlies bij verdachte. Zij kan door de heftige genoemde emoties, de confrontatie en door retraumatisering 'buiten zichzelf' zijn geweest/geraakt waarbij het bewustzijn is vernauwd en haar herinnering voor die momenten is kwijtgeraakt. Dat het geheugenverlies niet volledig is, kan worden verklaard uit het gegeven dat verdachte voor een deel wel heeft meegekregen wat er gebeurde en wat ze heeft gedaan maar dat de gruwelijkste beelden, hoe zij haar zoontje heeft omgebracht en verwond, diep zijn verdrongen, daar ze in een toestand van vernauwd bewustzijn zijn waargenomen.
Authentiek geheugenverlies is daarbij volgens de psychiater aannemelijker dan dat verdachte moedwillig verzwijgt dat zij, en hoe zij, [baby] van het leven heeft beroofd.
Ter terechtzitting van 21 mei 2021 heeft de psychiater daaraan toegevoegd dat hij uitgaat van de juistheid van hetgeen een verdachte hem verklaart en dat hij niet doet aan waarheidsvinding. Gelet op hetgeen hij tijdens de behandeling ter zitting heeft gehoord is hij minder stellig geworden ten aanzien van de authenticiteit van het gestelde geheugenverlies. Desgevraagd acht hij de mogelijkheid daartoe, op een schaal van een tot tien rond de vijf.
De neuropsycholoog
Jelicic heeft in zijn rapport van 16 april 2021 geschreven over het door verdachte geclaimde geheugenverlies. In zijn rapport en ter terechtzitting van 21 mei 2021 heeft hij gesteld dat het door verdachte geclaimde geheugenverlies niet authentiek is.
Hij heeft toegelicht dat bij het vastleggen van ervaringen in het geheugen de hippocampus in de hersenen een cruciale rol speelt. Als dit hersendeel permanent of tijdelijk is ontregeld, bijvoorbeeld door de ziekte van Alzheimer of bepaalde vormen van epilepsie, worden gebeurtenissen niet goed in het geheugen opgeslagen. Ook consumptie van grote hoeveelheden alcohol of gebruik van drugs kunnen een tijdelijke storing van de hippocampus teweegbrengen. In deze gevallen is de kans aanwezig dat mensen die een delict plegen zij zich het delict naderhand niet kunnen herinneren.
Traumatische gebeurtenissen ondermijnen echter de opslag van informatie in het geheugen niet. Sterker nog, zij bevorderen het vastleggen van ervaringen in het geheugen. Bij stressvolle ervaringen komt het stresshormoon adrenaline in verhoogde mate vrij in de bloedbaan en daardoor wordt de amygdala, een hersenstructuur betrokken bij de verwerking van emoties, flink aan het werk gezet. Deze structuur stimuleert op haar beurt weer de hippocampus. Door de hyperactiviteit van de hippocampus worden traumatische gebeurtenissen extra goed in het geheugen opgeslagen. Om die reden zullen personen die tijdens het plegen van een strafbaar feit erg geëmotioneerd zijn sterke herinneringen aan dit feit hebben, aldus Jelicic. De tijdens een bevalling in de bloedbaan van de kraamvrouw vrijkomende hormonen lijken het geheugen van een kraamvrouw niet te ondermijnen. Het vrijkomende hormoon adrenaline zorgt juist voor een zeer goede opslag van ervaringen in het geheugen.
Vast staat dat op het moment van de bevalling verdachte niet leed aan een hersenaandoening. Evenmin had zij alcohol of drugs gebruikt. Haar geheugenverlies voor het toebrengen van de fatale verwondingen aan haar zoontje kan daarom niet worden verklaard door een ontregelde hippocampus, aldus Jelicic. Daarnaast lijken de hormonen die gedurende de bevalling vrijkwamen in haar bloedbaan de opslag van ervaringen in haar geheugen niet te hebben ondermijnd. Daarom zijn er sterke aanwijzingen dat het geheugenverlies van verdachte niet authentiek is.
De conclusie van de rechtbank
Bij de beantwoording van de vraag of het door verdachte geclaimde geheugenverlies authentiek is, baseert de rechtbank zich op voornoemde bevindingen en conclusies van de deskundigen. De rechtbank betrekt daarbij ook de ter terechtzitting afbrokkelende conclusies van (met name) de psychiater en de psycholoog aangaande hun waarnemingen in de gesprekken die zij met verdachte hebben gehad en hun conclusies, naar aanleiding van de verklaringen van verdachte ter terechtzitting. Verder betrekt de rechtbank daarbij hetgeen uit de processen-verbaal van de verhoren van verdachte bij de politie en de reconstructie naar voren komt, als ook de bevindingen van de rechtbank ter terechtzitting. Op grond daarvan stelt de rechtbank in de eerste plaats vast dat verdachte wel herinneringen heeft aan de bevalling en aan hetgeen daarna is gebeurd, maar dat zij reeds bij aanvang van de verhoren enkel heeft verklaard over die gebeurtenissen en handelingen op die dag, die niet belastend voor haar zijn. Dat verdachte in de verhoren mogelijk handelingen niet steeds in de juiste volgorde heeft geplaatst, acht de rechtbank daarbij niet van doorslaggevend belang, nu al die handelingen niet de oorzaken van de bij [baby] vastgestelde letsels verklaren.
De rechtbank acht zowel het rapport als de ter terechtzitting gegeven toelichting van Jelicic van doorslaggevend belang voor de vraag of het geclaimde geheugenverlies authentiek is. De rechtbank is wat dat betreft van oordeel dat, hoewel de psychiater en de psycholoog uitvoerig met verdachte hebben gesproken, hun rapportages op dit onderdeel onvoldoende onderbouwd zijn.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat het geheugenverlies van verdachte met betrekking tot de gewelddadige handelingen niet authentiek is en daardoor niet geloofwaardig. De rechtbank verwerpt dan ook reeds hierom het verweer van de verdediging in zoverre dit inhoudt dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte zich bewust is geweest van het feit dat zij [baby] om het leven bracht door te handelen als zij heeft gedaan.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 11 april 2020 te Haaksbergen haar pasgeboren zoon [baby] opzettelijk van het leven heeft beroofd door [baby] rond de hals/nek manueel en/of met omsnoerende structuur/structuren te stranguleren en een verwonding aan de navel van [baby] toe te brengen door de niet eerst afgebonden navelstreng door te knippen, waardoor bij [baby] bloedverlies teweeg is gebracht.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het subsidiair bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 287 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
doodslag.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, en met oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij een op te leggen straf rekening te houden met het door de psychiater en psycholoog gegeven behandeladvies. Behandeling is noodzakelijk en wenst verdachte ook. In de in het reclasseringsrapport van 12 februari 2021 geadviseerde voorwaarden in het kader van een maatregel van terbeschikkingstelling kan zij zich vinden. Ten aanzien van de duur van een op te leggen gevangenisstraf verzoekt de verdediging mee te wegen hetgeen de deskundigen hebben verklaard over het risico van een langere detentieduur op de uitwerking van een behandeltraject.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting vooral de volgende omstandigheden in aanmerking genomen en vindt daarin de redenen die tot de keuze van de na te melden vrijheidsstraf en maatregel leiden.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich op 11 april 2020 schuldig gemaakt aan doodslag op haar pasgeboren zoon [baby] . Verdachte heeft hem om het leven gebracht door verwurging. Ook heeft zij de navelstreng bij [baby] doorgeknipt zonder deze eerst afgebonden te hebben met bloedverlies tot gevolg, hetgeen kan hebben bijgedragen aan zijn dood. [baby] is in een tijdsbestek van enkele minuten tot dertig minuten na zijn geboorte gedood.
Het gaat hier om een gruwelijk feit waarbij een volstrekt weerloze baby is gewurgd. [baby] had vele verwondingen. Aan zijn hals/nek, maar ook aan én in zijn hoofd en op andere plekken van zijn lichaam. Niet al het letsel was ernstig en niet ieder ernstig letsel was dodelijk, maar het geheel duidt op een schokkende hoeveelheid aan gevarieerd geweld. Met name het door de patholoog aangetroffen letsel in de hals/nek is door hem omschreven als zeer hevig.
Over de bewezenverklaarde handelingen heeft verdachte geen verklaring gegeven. Wel heeft zij verklaard dat zij door de onverwachte bevalling in paniek raakte. Ook schaamde zij zich, in het bijzonder voor haar moeder, omdat zij opnieuw een zwangerschap had gemist. Wat daadwerkelijk de reden is geweest om [baby] te doden, wiens geboorte verdachte naar eigen zeggen aanvankelijk blij stemde, blijft door het beweerdelijk geheugenverlies echter in nevelen gehuld.
Een dergelijk feit schokt de rechtsorde in ernstige mate en brengt gevoelens van afschuw en onbegrip mee. De berichtgeving in de media, niet alleen regionaal, maar ook landelijk, toont aan dat ook de samenleving in wijder verband door dit misdrijf ernstig is geschokt.
De persoon van verdachte
In veel van de in de jurisprudentie bekende gevallen van neonaticide is sprake van een stoornis bij de moeder. Ook over verdachte is uitgebreid gerapporteerd. Als deskundigen zijn niet alleen benoemd de eerder genoemde de Jonge, GZ-psycholoog en Bakkeren, psychiater, maar ook A.J. Verheugt, klinisch psycholoog en deskundige op het gebied van neonaticide en J.J. Duvekot, gynaecoloog-perinatoloog.
Bakkeren en De Jonge hebben verdachte onderzocht. Volgens beiden is bij verdachte sprake van een posttraumatische stressstoornis (PTSS) als gevolg van de eerdere bevalling in 2017, bestaande uit klassieke bij een PTSS horende verschijnselen. Volgens de psychiater is er bij verdachte verder sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een zeer sterke afweer van emotionele en fysieke pijn en van autistiforme kenmerken in de persoonlijkheid. Het gaat hier niet om beelden die te classificeren zijn in de DSM 5 als een ASS (autisme spectrum stoornis), maar enkel zoals gezegd om kenmerken van deze stoornis (ASS). Volgens de psycholoog zijn in de persoonlijkheid van verdachte sterk vermijdende tendensen aanwezig en komt zij naar voren als iemand die gevoelens niet of nauwelijks in haar ervaringswereld laat binnenkomen. Weliswaar heeft verdachte trekken van een autismespectrumstoornis, maar de diagnose stelt de psycholoog niet. Ook ten tijde van het plegen van het feit was sprake van de voornoemde stoornis en gebrekkige ontwikkeling en wat betreft de toerekening hebben beiden geadviseerd het feit niet volledig aan verdachte toe te rekenen. De exacte mate van toerekening is volgens hen evenwel moeilijk te bepalen.
Verheugt heeft in zijn rapport van 11 maart 2021 gerapporteerd over het verschijnsel neonaticide. Hij heeft geschreven dat in zijn algemeenheid gezegd kan worden dat neonaticideverdachten gekenmerkt worden door een gemankeerde beleving van de zwangerschap en een gemankeerde beleving van het (on)geboren kind door de verdachte. Deze gemankeerde zwangerschapsbeleving laat zich onderverdelen in vijf categorieën, te weten:
1) het in geen enkel opzicht waarnemen van de zwangerschap,
2) het loochenen van de zwangerschap,
3) het negeren van de zwangerschap,
4) het geheimhouden van de zwangerschap en
5) het wel volledig bewust zijn van de zwangerschap.
Om te kunnen bepalen of er bij verdachte sprake was van een vorm van zwangerschapsmiskenning en zo ja, van welke vorm sprake was, wordt gekeken naar de verklaring van de verdachte ten aanzien van wat ze gemerkt heeft aan veranderingen in haar lichaam tijdens de zwangerschap en tijdens de bevalling, haar gedachten daarover en gevoelens daarbij en haar gedragingen ten tijde van de zwangerschap en bevalling.
Volgens Verheugt is er, gelet op de bevindingen in het dossier, al met al reden om te veronderstellen dat verdachte het besef van zwangerschap volkomen uit haar bewustzijn gelaten heeft. Daarmee wordt niet bedoeld dat ze het stiekem verzwegen heeft, maar de gedachte aan zwangerschap eenvoudig niet in haar bewustzijn toegelaten heeft. Er waren volgens Verheugt aanwijzingen dat verdachte op momenten het bestaan van een eventuele zwangerschap mogelijk heeft ‘overwogen’ maar dit bestaan vervolgens als onmogelijk
of dermate ongewenst weer uit haar bewustzijn heeft verbannen. Die redenering volgend zou hij de gedragingen en verklaringen van verdachte kunnen interpreteren als vallend in de categorie ‘loochenen van de zwangerschap’.
Neonaticideverdachten kenmerken zich verder in het algemeen vooral doordat zij te weinig voeling hebben met hun lichaam, hun gevoelsleven en met de (ernst van de) realiteit van de zwangerschap en de aanstaande geboorte van hun kind. Tijdens de zwangerschap komt er geen ontwikkeling van de relatie met het kind op gang. Het (ongeboren) kind lijkt in de binnenwereld van de moeder niet tot leven te komen, noch tijdens de zwangerschap, noch bij de geboorte, en ook na de dood van het kind gaat de moeder, naar het zich laat aanzien onaangedaan, over tot de orde van de dag.
De rechtbank is van oordeel dat hetgeen de rapporteurs hebben geconcludeerd en de wijze waarop zij hebben vastgesteld dat er bij verdachte sprake is van PTSS onvoldoende is om deze conclusie over te nemen. Wél volgt de rechtbank de conclusie dat sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, zoals beschreven door psychiater Bakkeren. Deze conclusie vindt steun in de bevindingen van psycholoog De Jonge en komt overeen met het algemene beeld van verdachten van neonaticide zoals beschreven door Verheugt. De rechtbank maakt deze conclusie dan ook tot de hare. De rechtbank is van oordeel dat op basis van die gebrekkige ontwikkeling het feit niet volledig aan verdachte is toe te rekenen.
De oplegging van straf en maatregel
De wetgever heeft voor doodslag als strafmaximum een gevangenisstraf voor de duur van ten hoogste vijftien jaren gesteld. Voor dergelijke feiten worden binnen de rechtspraak geen landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting als uitgangspunt van denken gehanteerd. De rechtbank neemt als uitgangspunt dat voor een voltooide doodslag doorgaans een gevangenisstraf voor de duur van negen tot elf jaren wordt opgelegd. De rechtbank heeft bij het bepalen van de aan verdachte op te leggen straf gekeken naar straffen die zijn opgelegd ter zake van soortgelijke misdrijven en heeft geconstateerd dat dergelijke zaken uniek zijn en zich niet tot nauwelijks laten vergelijken met andere zaken. Iedere doodslag draagt een aantal specifieke elementen in zich.
Daar waar evenwel in zaken van neonaticide - vanzelfsprekend de zaken vallende onder het bereik van de artikelen 290 en 291 Sr buiten beschouwing latende - doorgaans straffen van kortere duur worden opgelegd dan in zaken betreffende de doodslag van (jong)volwassenen, is de rechtbank van oordeel dat dat in de onderhavige zaak geen recht doet aan het slachtoffer.
Het bewezenverklaarde betreft een zeer ernstig feit. Het beëindigen van een mensenleven is onomkeerbaar. Daarbij komt dat het hier een mensenleven betreft in de meest kwetsbare vorm, een pasgeboren baby die voor zijn overleven volledig afhankelijk is van anderen, in het bijzonder van zijn moeder. Zijn moeder op wie hij zou moeten kunnen vertrouwen voor verzorging en voedingen, die hem koste wat koste zou moeten beschermen tegen gevaren. En juist die moeder is degene die [baby] direct na zijn geboorte heeft gedood en hem hiermee geen enkele kans heeft gegeven op het leven. Daarnaast heeft verdachte, met de wetenschap dat [baby] bij zijn geboorte leefde, hem bij de Burgerlijke Stand laten inschrijven als een kind dat levenloos geboren is. Hem is daarmee meer dan alleen het leven ontnomen; zijn bestaan is miskend.
Eveneens weegt de rechtbank mee dat verdachte [baby] op zeer gewelddadige wijze van het leven heeft beroofd. Ondanks het feit dat er geen aanwijzingen zijn dat verdachte bang was voor de ontdekking van haar bevalling, heeft zij toch [baby] op brute wijze verwond en gewurgd. Door haar handelen heeft een onschuldig en weerloos kind de dood gevonden.
Verder weegt de rechtbank in strafverzwarende zin mee dat verdachte geen openheid van zaken heeft gegeven over wat zich na de geboorte van [baby] heeft afgespeeld en wat haar ertoe heeft gebracht [baby] van het leven te beroven en hoe zij dat gedaan heeft. Door deze houding van verdachte zullen vele vragen voor de nabestaanden onbeantwoord blijven.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat, rekende houdende met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden is. Met het opleggen van een lagere straf wordt naar het oordeel van de rechtbank het onrecht dat [baby] is aangedaan, miskend.
De maatregel van terbeschikkingstelling
De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of de door de officier van justitie gevorderde maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege opgelegd moet worden.
Zoals hiervoor reeds is vastgesteld, bestond bij verdachte ten tijde van het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Er is voorts sprake van een geweldsdelict dat een misdrijf betreft waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Ook is sprake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De kans op herhaling
De psycholoog en de psychiater achten het risico op herhaling relatief laag, maar wijzen beiden wel op het gevaar voor de veiligheid van een volgend kind, een gevaar dat gereduceerd kan worden door middel van (klinische) behandeling en toezicht. De klinisch-psycholoog heeft over de kans op herhaling geschreven dat bij de helft van de verdachten het risico op een hernieuwde neonaticide als afwezig tot laag werd ingeschat. Bij ongeveer een derde werd het risico als matig ingeschat en bij de overige (ongeveer 8%) gevallen werd het risico ingeschat als hoog. De gynaecoloog heeft, zich baserend op literatuurstudies, geschreven dat over het algemeen neonaticide wordt gepleegd door vrouwen die hun zwangerschap ‘verborgen’ hebben gehouden ofwel door de zwangerschap te ontkennen ofwel door het verhullen van de zwangerschap. Hoewel geen goede berekening kan worden gemaakt, lijkt er een gerede kans te bestaan op recidive.
De conclusie van de rechtbank
De rechtbank acht, gelet op de beschreven problematiek van verdachte en de beschreven kans op recidive, het niet verantwoord dat verdachte na een langdurige gevangenisstraf zonder de noodzakelijke behandeling terugkeert in de maatschappij. Behandeling is noodzakelijk. Hoewel zowel de psychiater, de psycholoog als ook de reclassering hebben geadviseerd behandeling in het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen, staat de gevangenisstraf voor de duur van acht jaar hieraan in de weg. De maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden kan enkel naast een gevangenisstraf voor de duur van maximaal vijf jaren worden opgelegd. Nu die termijn vanwege de eerder beschreven gronden wordt overschreden resteert de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
De rechtbank merkt in dit verband nog op dat zij bij het bepalen van de op te leggen straf acht heeft geslagen op hetgeen de psycholoog en de psychiater hebben geschreven en ter zitting hebben toegelicht over de verminderde effectiviteit van de behandeling als detentie lang(er) zal duren. Samengevat weergegeven komt dit er op neer dat een langere detentie verdachte geen goed zal doen in het opvolgende traject van behandeling. De rechtbank heeft zich hier rekenschap van gegeven, maar ziet hierin geen grond om een gevangenisstraf van kortere duur op te leggen, eenvoudigweg omdat de omstandigheden, zoals tevoren toegelicht, deze niet rechtvaardigen.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 37b en 38d Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
doodslag
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het subsidiair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) jaren;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
maatregel
  • gelast dat verdachte
  • beveelt dat de ter beschikking gestelde
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Venekatte, voorzitter, mr. S.K. Huisman en
mr. M.W. Eshuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.J. van der Leest en F. Dussel MSc, griffiers, en is in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2021.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, TGO/Districtsrecherche Twente, met nummer 2020160369/Onderzoek Oeganda. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 21 mei 2021, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Op 11 april 2020 was ik thuis in Haaksbergen. Ik was alleen in de woning. Ik ben op bed bevallen van [baby] . Ik ben met hem naar de badkamer gelopen en ik heb met een schaar de navelstreng doorgeknipt. Ik heb de navelstreng niet afgebonden.
2.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 4° Sv, te weten een NFI-rapport “Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood” van
dr. J. Fronczek, arts en patholoog, van 1 oktober 2020 (p. 1168 e.v. van het dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Bij sectie op het lichaam van [baby] , geboren 11 april 2020, is het navolgende gebleken:
B. Sectie
7. Er waren puntvormige en iets grotere bloeduitstortingen in de bindvliezen van de
oogleden links en rechts.
8.
Letsels hals/nek
Er waren aan de hals en nek links en rechts roodpaarse bloeduitstortingen in een gebied van circa 14 x 4,5 cm (E). Hierbij waren er vele kras/streepvormige en onregelmatige oppervlakkige huidbeschadigingen links en rechts aan de hals en nek, van minimaal circa 0,1 x 0,1 cm en maximaal (nek links) circa 3,5 x 1,5 cm. Centraal aan de nek was er een uitsparing in een gebied van circa 4 x 2 cm. De oppervlakkige huidbeschadigingen toonden onderhuidse bloeduitstorting en indroging en breidden zich uit tot aan de bovenzijde van de borst. Inwendig waren er enkele oppervlakkige en dieper-gelegen bloeduitstortingen in de
halsspieren en op de schildklier.
9.
Letsel hoofd
Het aanvullend neuropathologisch onderzoek toonde tekenen van uitgebreid, recent (vlak voor overlijden) doorgemaakt zuurstofgebrek van de hersenen (acute hypoxische encefalopatie) en beperkte tekenen van traumatische beschadiging van de uitlopers van zenuwcellen (traumatische axonale schade).
Interpretatie van de resultaten
De sectie betrof het lichaam van een neonaat van het mannelijk geslacht.
Zwangerschapstermijn
De combinatie van de radiologische- en sectiebevindingen wijzen erop dat hier sprake is van een voldragen zwangerschap (circa 38 +/- 4 weken) ('a term') en het dus een levensvatbare baby betreft.
Levenstekenen
De radiologische bevindingen en de sectiebevindingen wijzen erop dat deze neonaat levend is geboren en na de geboorte is overleden.
Doodsoorzaak
- Er werden uitwendig en inwendig letsels aan de hals vastgesteld. Deze letsels zijn bij leven ontstaan door samendrukkend geweld op de hals. Met samendrukkend geweld wordt bedoeld manuele strangulatie (manuele verwurging), ligatuurstrangulatie (door een of meerdere omsnoerende structuren rond de hals/nek), of een combinatie daarvan. Samendrukkend geweld op de hals kan leiden tot belemmering van de bloedtoevoer naar het hoofd, met zuurstofgebrek van de hersenen (cerebrale hypoxie) tot gevolg, waarmee het overlijden kan worden verklaard.
De puntvormige bloeduitstortingen in de bindvliezen van de oogleden passen goed bij stuwing in het kader van doorgemaakt samendrukkend geweld op de hals.
- Er werden letsels uitwendig en inwendig aan het hoofd vastgesteld.
De tekenen van uitgebreid, recent doorgemaakt zuurstofgebrek van de hersenen kunnen goed
worden verklaard door het doorgemaakte samendrukkende geweld op de hals.
- Volgens de verkregen informatie zou de navelstreng zijn afgeknipt, maar niet zijn afgebonden. In strikte zin kan een bijdrage van bloedverlies aan het overlijden echter niet geheel worden uitgesloten.
Conclusie
Bij [baby] , een levend geboren voldragen neonaat, wordt het overlijden verklaard door samendrukkend geweld op de hals, al dan niet in combinatie met bloedverlies.
3.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 4° Sv, te weten een rapport Neuropathologisch onderzoek van dr. J.C. Beckervordersandforth van 28 september 2020 (p. 1200 van het dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De grote hersenen worden van frontaal naar occipitaal gelamelleerd in 12 lamellen. Er wordt een normale anatomie gezien. Opvallend is alleen een geringe stuwing van vaten.
Conclusie
Het neuropathologisch van de hersenen toont het beeld van een uitgebreide, recente (acute)
hypoxische encefalopathie.
4.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 4° Sv, te weten een brief van prof. dr. R.R. van Rijn, kinderradioloog, van 13 april 2020 (p. 664 van het dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Luchthoudende longen, met postmortale diffuse sluiering, en lucht in tractus digestivus. Dit bewijst dat het jongetje na de geboorte heeft geleefd.

Voetnoten

1.p. 1168
2.p. 1169
3.p. 1169
4.p. 1170
5.p. 1170
6.Het proces-verbaal ter terechtzitting van 21 mei 2021
7.p. 1170
8.p. 1170 en 1171
9.het proces-verbaal ter terechtzitting van 21 mei 2021