4.4.3De primair en subsidiair ten laste gelegde varianten
Voor de beoordeling van het primair en het subsidiair ten laste gelegde dient de rechtbank de volgende vragen te beantwoorden:
1. Als gevolg waarvan is [baby] overleden?
2. Wanneer en door wie is letsel aan [baby] toegebracht?
3. Levert dit een strafbaar feit op, en zo, welk strafbaar feit?
Ad 1. Als gevolg waarvan is [baby] overleden?
In het hiervoor genoemde sectierapport staat beschreven dat bij [baby] sprake was van puntvormige en iets grotere bloeduitstortingen in de bindvliezen van de oogleden links en rechts. Er waren aan de hals en nek links en rechts roodpaarse bloeduitstortingen in een gebied van circa 14 x 4,5 cm. Hierbij waren er vele kras/streepvormige en
onregelmatige oppervlakkige huidbeschadigingen links en rechts aan de hals en nek.
De oppervlakkige huidbeschadigingen toonden onderhuidse bloeduitstorting en indroging en breidden zich uit tot aan de bovenzijde van de borst. Inwendig waren er enkele oppervlakkige en dieper-gelegen bloeduitstortingen in de halsspieren en op de schildklier.
Er waren letsels aan het gelaat links en rechts, waarbij links meer dan rechts, met name aan de wangen, gebieden van vage rode huidverkleuring en plaatselijk mogelijk zeer oppervlakkige huidbeschadigingen. Onder het linkeroog en aan de linker neusvleugel waren zeer oppervlakkige huidbeschadigingen. Onder de kin en aan de linker kaakrand waren vage onderhuidse bloeduitstortingen met plaatselijk mogelijk zeer oppervlakkige huidbeschadigingen.
Zij- en achterwaarts aan de binnenzijde van de schedelhuid en op het botvlies van het schedeldak waren er vlekkige bloeduitstortingen in een gebied van circa 19 x 13 cm. Er was een lijnvormige breuk van het schedeldak rechts zijwaarts (parietaal) van circa acht centimeter met roodheid van het schedeldak. Er waren geen bloeduitstortingen tussen de hersenvliezen.Het aanvullend neuropathologisch onderzoek toonde tekenen van uitgebreid, recent (vlak voor overlijden) doorgemaakt zuurstofgebrek van de hersenen (acute hypoxische encefalopatie) en beperkte tekenen van traumatische beschadiging van de uitlopers van zenuwcellen (traumatische axonale schade).
Er waren aan de armen, de linkerhand, de buik en hoog aan de rug deels streepvormige en deels onregelmatige oppervlakkige huidbeschadigingen. Er was een bloeduitstorting rechts voorwaarts in de tong. Er was enige roodheid van de voorhuid met bij insnijden in de huid gelegen roodheid. De anus toonde een paarse verkleuring op de overgang van de binnen- naar de buitenzijde (linea dentata). Bij insnijden was er onderhuidse bloeduitstorting.
Volgens verkregen informatie zou de navelstreng zijn afgeknipt, maar niet zijn afgebonden.
Verdachte heeft verklaard dat zij na geboorte van [baby] de navelstreng met een schaar heeft doorgeknipt. De navelstreng heeft zij niet afgebonden.
Het ontstaan van de letsels
Volgens de patholoog zijn voornoemde letsels bij leven ontstaan. De vastgestelde uitwendige en inwendige letsels aan de hals zijn ontstaan door samendrukkend geweld op de hals. Met samendrukkend geweld wordt bedoeld manuele strangulatie (manuele verwurging), ligatuurstrangulatie (door een of meerdere omsnoerende structuren rond de hals/nek), of een combinatie daarvan. Samendrukkend geweld op de hals kan leiden tot belemmering van de bloedtoevoer naar het hoofd, met zuurstofgebrek van de hersenen (cerebrale hypoxie) tot gevolg, waarmee het overlijden kan worden verklaard.
Het is mogelijk dat een deel van de letsels door krassend/puntig geweld is ontstaan, zoals het krassen met nagels.De puntvormige bloeduitstortingen in de bindvliezen van de oogleden passen goed bij stuwing in het kader van doorgemaakt samendrukkend geweld op de hals.
De vastgestelde uitwendige en inwendige letsels aan het hoofd (de bloeduitstortingen van/in de schedelhuid, de (zeer) oppervlakkige huidbeschadigingen en de schedelbreuk) zijn bij leven ontstaan door stomp botsend geweld op het hoofd, zoals slaan of vallen op het hoofd.Volgens de patholoog moet dat stomp botsend geweld meermaals hebben plaatsgevonden en vanwege de schedelbreuk moet het geweld (deels) hevig zijn geweest.De geweldsinwerking op het hoofd heeft geleid tot beperkte schade van uitlopers van zenuwcellen in de hersenen, hetgeen geen rol heeft gespeeld bij het overlijden.De tekenen van uitgebreid, recent doorgemaakt zuurstofgebrek van de hersenen kunnen goed worden verklaard door het doorgemaakte samendrukkende geweld op de hals.
Bij het gelijktijdig afdrukken van de neus en mond (smoren) hoeven er bij jonge kinderen geen objectiveerbare verschijnselen van uitwendige geweldsinwerking te worden waargenomen. Smoren als oorzaak van of bijdrage aan het overlijden kan dus niet worden uitgesloten. De letsels aan het gelaat en de bloeduitstorting aan de tong zouden (deels) bij smoren kunnen passen, maar zijn hier geenszins bewijzend voor. De bloeduitstorting in de tong is bij leven ontstaan door stomp botsend of drukkend geweld, zoals (met structuren) drukken op de tong of knijpen in de tong.
De afgeknipte, maar niet afgebonden, navelstreng kan hebben geleid tot bloedverlies, maar het is de verwachting dat een dergelijke bloeding na verloop van tijd spontaan stelpt. In strikte zin kan een bijdrage van bloedverlies aan het overlijden echter niet geheel worden uitgesloten.
De letsels aan de armen, de linkerhand, de buik en hoog aan de rug zijn bij leven ontstaan door uitwendig mechanisch stomp botsend of krassend geweld, zoals stoten, geslagen worden of met ruwe/puntige structuren in aanraking komen. De letsels hebben geen rol gespeeld bij het overlijden. De paarse verkleuring van de anus betrof een letsel en is bij leven ontstaan door stomp botsend of drukkend geweld met structuren.
De patholoog heeft beschreven dat het overlijden van [baby] wordt verklaard door samendrukkend geweld op de hals, al dan niet in combinatie met smoren en/of bloedverlies.
De conclusie van de rechtbank
Op basis van de bevindingen van de patholoog is de rechtbank van oordeel dat de letsels die na het overlijden bij [baby] zijn vastgesteld kunnen worden verklaard doordat op hem bij leven geweld is toegepast. Naar het oordeel van de rechtbank heeft een deel van het geweld dat op [baby] is toegepast geleid tot zijn dood. Dat geweld bestond uit samendrukkend geweld op de hals/nek van [baby] , zijnde manuele strangulatie (manuele verwurging), ligatuurstrangulatie (verwurging door een of meer omsnoerende structuren rond de hals/nek) of een combinatie daarvan, en dit heeft geleid tot belemmering van de bloedtoevoer naar [baby] ’s hoofd met zuurstofgebrek van de hersenen tot gevolg. Ook acht de rechtbank bewezen dat verdachte bij [baby] de niet eerst afgebonden navelstreng heeft doorgeknipt met bloedverlies als gevolg.
De rechtbank acht op grond van de bevindingen en de gegeven conclusie niet bewezen dat het overlijden van [baby] mede wordt verklaard door smoren. Hoewel smoren als oorzaak van of bijdrage aan het overlijden niet kan worden uitgesloten omdat er bij jonge kinderen geen objectiveerbare verschijnselen van uitwendige geweldsinwerking hoeven te worden waargenomen, acht de rechtbank dit onvoldoende om tot een bewezenverklaring van het smoren te komen.
Ad 2. Wanneer en door wie is het letsel aan [baby] toegebracht?
Zoals hiervoor reeds door de rechtbank is vastgesteld is [baby] levend geboren en heeft hij maximaal een half uur geleefd.Op basis van deze vaststelling in combinatie met het feit dat de patholoog concludeert dat de letsels bij leven zijn toegebracht, concludeert de rechtbank dat het (dodelijke) letsel moet zijn toegebracht tot circa een half uur na de geboorte van [baby] .
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of het verdachte is geweest die het fatale letsel heeft toegebracht. De rechtbank stelt daarbij vast dat het dossier noch het besprokene ter terechtzitting ook maar de geringste aanwijzing biedt dat het letsel door een derde of derden aan [baby] is toegebracht. Verdachte heeft verklaard dat zij op 11 april 2020 op het moment van de bevalling en de periode daarna alleen in de woning was. Ook de bevindingen van de politie leiden niet tot een andere conclusie. Haar partner is tegen half vijf, ruim na de bevalling, thuisgekomen.
De conclusie van de rechtbank
De rechtbank concludeert dat het verdachte is geweest die het geweld op [baby] heeft uitgeoefend.
Ad 3. Levert dit een strafbaar feit op, en zo ja, welk strafbaar feit?
Aan verdachte is primair moord en subsidiair doodslag ten laste gelegd.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte in paniek was en dat zij geen herinnering heeft aan de gebeurtenissen die tot de dood van [baby] hebben geleid. Het geheugenverlies van verdachte is authentiek en daardoor kan niet worden vastgesteld dat verdachte zich bewust is geweest van het feit dat zij [baby] om het leven bracht door te handelen als zij heeft gedaan, zodat niet tot een bewezenverklaring kan worden gekomen van het primair en subsidiair ten laste gelegde.
Voor een bewezenverklaring van de variant moord of doodslag is in ieder geval vereist dat verdachte opzet had op de dood van [baby] . De vraag die daarbij voorligt is of verdachte heeft gehandeld met vol of voorwaardelijk opzet.
Bij de beoordeling van die vraag staat voorop dat het de rechtbank niet duidelijk is geworden wat zich kort na de geboorte van [baby] heeft afgespeeld. Wel staat vast dat de letsels aan [baby] ’s hals zijn ontstaan door samendrukkend geweld op de hals. Hiermee wordt verwurging met de handen, met een of meer omsnoerende structuren of een combinatie daarvan bedoeld. Rijken heeft in dat verband verklaard dat zijn collega Fronczek had gezegd nog nimmer zulk ernstig letsel aan het hoofdje van een pasgeborene te hebben gezien.
De uitwendige en inwendige letsels aan het hoofdje van [baby] , namelijk de bloeduitstortingen van én in de schedelhuid, zijn ontstaan door meermaals stomp botsend geweld op het hoofd. Hierbij moet gedacht worden aan slaan of vallen op het hoofd. Vanwege de schedelbreuk van acht centimeter in de schedel moet dat geweld (deels) hevig zijn geweest.
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank dan ook vast dat sprake is geweest van zeer ernstige gewelddadige handelingen door verdachte. De voor de geconstateerde letsels aan de hals en het hoofdje van [baby] benodigde handelingen zijn naar het oordeel van de rechtbank daarmee zo gericht geweest op de dood van [baby] dat het opzet op zijn dood een gegeven is. De rechtbank acht daarmee vol opzet aanwezig. Gelet op dit oordeel behoeft hetgeen de verdediging heeft gesteld over het voorwaardelijk opzet, geen nadere bespreking.
Voor een bewezenverklaring van de ten laste gelegde moord moet het bestanddeel ‘voorbedachten rade’ bewezen worden. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat er sprake is van voorbedachte rade. De rechtbank zal verdachte dan ook van het primair ten laste gelegde vrijspreken.
Het geclaimde geheugenverlies
Verdachte heeft bij herhaling verklaard geen herinneringen te hebben aan gebeurtenissen die de dood van [baby] kunnen verklaren. Over hetgeen zich rondom de bevalling heeft afgespeeld heeft zij wel uit eigen wetenschap verklaard. Zo heeft zij verklaard dat haar partner om 13:00 uur de woning heeft verlaten en dat zij sindsdien alleen in de woning was. Zij was ook alleen toen zij van [baby] is bevallen en in de periode daarna. Haar partner is tegen half vijf thuisgekomen. Verdachte heeft verklaard dat het een snelle bevalling was en dat zij hevig bloedde. Na de geboorte van [baby] is zij in paniek met hem naar de badkamer gelopen waar zij de navelstreng met een schaar heeft doorgeknipt. De navelstreng heeft zij niet afgebonden. Omdat [baby] niet huilde, heeft ze hem voorzichtig op de kop gehouden door hem aan zijn beentjes vast te houden. Daarna is zij met hem onder de douche gegaan waar ze hem en zichzelf heeft schoongespoeld en zijn haartjes heeft gekamd. Op dat moment dacht zij dat hij niet meer leefde. Zij heeft [baby] in een handdoek gewikkeld en hem in de wasbak gelegd. Zij zag dat zijn lippen donker waren. In een andere slaapkamer heeft verdachte handdoeken gepakt en zij is vervolgens de slaapkamer, de overloop en de badkamer gaan schoonmaken omdat overal bloed lag. Terwijl zij met [baby] onder de douche was heeft zij geappt met haar partner en na diens thuiskomst met haar zus en een vriendin. In de appgesprekken heeft zij niets verteld over de onverwachte geboorte van [baby] die middag.
Bij de reconstructie op 2 juni 2020 heeft verdachte verklaard dat zij, toen zij onder de douche stond, [baby] op de thermostaatkraan heeft gelegd, omdat zij een schaar wilde pakken om bij haarzelf nog een stukje van de navelstreng af te knippen. Zij heeft voorgedaan hoe zij onder de douche appte met [baby] op haar arm. Ook heeft zij details genoemd over artikelen die zich op de middag van de bevalling al dan niet in bepaalde vertrekken, zoals de badkamer, bevonden en welke handdoeken voor welk doel gebruikt zijn.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat zij degene moet zijn geweest die de geweldshandelingen heeft verricht en dat er daardoor iemand door haar schuld dood is. Herinneringen aan de geweldshandelingen en aan het moment waarop [baby] de dood heeft gevonden, heeft zij niet. Op vragen hoe het kan dat zij zich de gebeurtenissen van die middag, zoals de bevalling, een aantal handelingen met betrekking tot [baby] , het douchen, schoonmaken en de thuiskomst van haar partner wel herinnert, maar andere gebeurtenissen niet, en dan met name specifiek die handelingen waardoor letsel bij [baby] is ontstaan, heeft verdachte verklaard dat zij dat niet weet.
De rapportages van de deskundigen
In het kader van deze strafzaak zijn deskundigen benoemd, van wie H.A. de Jonge,
GZ-psycholoog, G.J.A.M. Bakkeren, psychiater en M. Jelicic, hoogleraar neuropsychologie en recht, aan de rechtbank hebben gerapporteerd en zijn ondervraagd met name over het gestelde geheugenverlies.
De Jonge heeft in haar rapport van 27 november 2020 geschreven dat de meest waarschijnlijke hypothese is dat het feit vanuit een toestand van paniek en ontreddering door de plotselinge bevalling, het kind dat daar ineens lag en wat haar zeer heftige gevoelens van schuld en schaamte bezorgde, gepleegd is.
Het feit dat verdachte bij de reconstructie heeft verteld dat zij [baby] over de thermostaatkraan heeft gehangen, past volgens de psycholoog bovendien moeilijk in het beeld van een opportunistische, leugenachtige verdachte die uit is op procestechnisch voordeel. Gelet hierop kan verdachtes claim van lacunes in haar geheugen als authentiek beoordeeld worden, maar niet duidelijk is of deze als oorzaak of als gevolg van het ten laste gelegde gezien moet worden, aldus de psycholoog.
Bakkeren heeft in zijn rapport van 2 december 2020 geschreven dat verdachte zich herinnert bevangen te zijn geraakt door paniek, schrik en schaamte. Voor haar zijn er daarna flarden weggevallen en is de herinnering niet volledig. Volgens Bakkeren was bij verdachte sprake van een paniekreactie veroorzaakt door de volstrekt onverwachte geboorte van [baby] , in het kader van een posttraumatisch stresssyndroom, ontstaan door en na de onverwerkte doodgeboorte van [baby 2] in 2017.
Volgens Bakkeren is mogelijk sprake van geheugenverlies bij verdachte. Zij kan door de heftige genoemde emoties, de confrontatie en door retraumatisering 'buiten zichzelf' zijn geweest/geraakt waarbij het bewustzijn is vernauwd en haar herinnering voor die momenten is kwijtgeraakt. Dat het geheugenverlies niet volledig is, kan worden verklaard uit het gegeven dat verdachte voor een deel wel heeft meegekregen wat er gebeurde en wat ze heeft gedaan maar dat de gruwelijkste beelden, hoe zij haar zoontje heeft omgebracht en verwond, diep zijn verdrongen, daar ze in een toestand van vernauwd bewustzijn zijn waargenomen.
Authentiek geheugenverlies is daarbij volgens de psychiater aannemelijker dan dat verdachte moedwillig verzwijgt dat zij, en hoe zij, [baby] van het leven heeft beroofd.
Ter terechtzitting van 21 mei 2021 heeft de psychiater daaraan toegevoegd dat hij uitgaat van de juistheid van hetgeen een verdachte hem verklaart en dat hij niet doet aan waarheidsvinding. Gelet op hetgeen hij tijdens de behandeling ter zitting heeft gehoord is hij minder stellig geworden ten aanzien van de authenticiteit van het gestelde geheugenverlies. Desgevraagd acht hij de mogelijkheid daartoe, op een schaal van een tot tien rond de vijf.
Jelicic heeft in zijn rapport van 16 april 2021 geschreven over het door verdachte geclaimde geheugenverlies. In zijn rapport en ter terechtzitting van 21 mei 2021 heeft hij gesteld dat het door verdachte geclaimde geheugenverlies niet authentiek is.
Hij heeft toegelicht dat bij het vastleggen van ervaringen in het geheugen de hippocampus in de hersenen een cruciale rol speelt. Als dit hersendeel permanent of tijdelijk is ontregeld, bijvoorbeeld door de ziekte van Alzheimer of bepaalde vormen van epilepsie, worden gebeurtenissen niet goed in het geheugen opgeslagen. Ook consumptie van grote hoeveelheden alcohol of gebruik van drugs kunnen een tijdelijke storing van de hippocampus teweegbrengen. In deze gevallen is de kans aanwezig dat mensen die een delict plegen zij zich het delict naderhand niet kunnen herinneren.
Traumatische gebeurtenissen ondermijnen echter de opslag van informatie in het geheugen niet. Sterker nog, zij bevorderen het vastleggen van ervaringen in het geheugen. Bij stressvolle ervaringen komt het stresshormoon adrenaline in verhoogde mate vrij in de bloedbaan en daardoor wordt de amygdala, een hersenstructuur betrokken bij de verwerking van emoties, flink aan het werk gezet. Deze structuur stimuleert op haar beurt weer de hippocampus. Door de hyperactiviteit van de hippocampus worden traumatische gebeurtenissen extra goed in het geheugen opgeslagen. Om die reden zullen personen die tijdens het plegen van een strafbaar feit erg geëmotioneerd zijn sterke herinneringen aan dit feit hebben, aldus Jelicic. De tijdens een bevalling in de bloedbaan van de kraamvrouw vrijkomende hormonen lijken het geheugen van een kraamvrouw niet te ondermijnen. Het vrijkomende hormoon adrenaline zorgt juist voor een zeer goede opslag van ervaringen in het geheugen.
Vast staat dat op het moment van de bevalling verdachte niet leed aan een hersenaandoening. Evenmin had zij alcohol of drugs gebruikt. Haar geheugenverlies voor het toebrengen van de fatale verwondingen aan haar zoontje kan daarom niet worden verklaard door een ontregelde hippocampus, aldus Jelicic. Daarnaast lijken de hormonen die gedurende de bevalling vrijkwamen in haar bloedbaan de opslag van ervaringen in haar geheugen niet te hebben ondermijnd. Daarom zijn er sterke aanwijzingen dat het geheugenverlies van verdachte niet authentiek is.
De conclusie van de rechtbank
Bij de beantwoording van de vraag of het door verdachte geclaimde geheugenverlies authentiek is, baseert de rechtbank zich op voornoemde bevindingen en conclusies van de deskundigen. De rechtbank betrekt daarbij ook de ter terechtzitting afbrokkelende conclusies van (met name) de psychiater en de psycholoog aangaande hun waarnemingen in de gesprekken die zij met verdachte hebben gehad en hun conclusies, naar aanleiding van de verklaringen van verdachte ter terechtzitting. Verder betrekt de rechtbank daarbij hetgeen uit de processen-verbaal van de verhoren van verdachte bij de politie en de reconstructie naar voren komt, als ook de bevindingen van de rechtbank ter terechtzitting. Op grond daarvan stelt de rechtbank in de eerste plaats vast dat verdachte wel herinneringen heeft aan de bevalling en aan hetgeen daarna is gebeurd, maar dat zij reeds bij aanvang van de verhoren enkel heeft verklaard over die gebeurtenissen en handelingen op die dag, die niet belastend voor haar zijn. Dat verdachte in de verhoren mogelijk handelingen niet steeds in de juiste volgorde heeft geplaatst, acht de rechtbank daarbij niet van doorslaggevend belang, nu al die handelingen niet de oorzaken van de bij [baby] vastgestelde letsels verklaren.
De rechtbank acht zowel het rapport als de ter terechtzitting gegeven toelichting van Jelicic van doorslaggevend belang voor de vraag of het geclaimde geheugenverlies authentiek is. De rechtbank is wat dat betreft van oordeel dat, hoewel de psychiater en de psycholoog uitvoerig met verdachte hebben gesproken, hun rapportages op dit onderdeel onvoldoende onderbouwd zijn.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat het geheugenverlies van verdachte met betrekking tot de gewelddadige handelingen niet authentiek is en daardoor niet geloofwaardig. De rechtbank verwerpt dan ook reeds hierom het verweer van de verdediging in zoverre dit inhoudt dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte zich bewust is geweest van het feit dat zij [baby] om het leven bracht door te handelen als zij heeft gedaan.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.