Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het onderzoek op de terechtzitting
2.De tenlastelegging
1
2
dat hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Kloosterhaar in de gemeente Hardenberg op/aan de Dorpsstraat (N341), op of omstreeks 25 augustus 2019 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl daardoor, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, een ander (te weten [slachtoffer] ), aan wie bij dat ongeval letsel en/of schade was toegebracht, in hulpeloze toestand werd achtergelaten;
hij op of 25 augustus 2019 te Kloosterhaar in de gemeente Hardenberg, als bestuurder van een voertuig (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 455 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
3.De voorvragen
4.De bewijsoverwegingen
Verder is verdachte weggelopen van de plaats van het ongeval. Hij is door de politie vervolgens in de woning aldaar aangetroffen. Verdachte had op de plaats van het ongeval moeten blijven om zijn gegevens kenbaar te maken en eventueel hulp te verlenen.
- het proces verbaal ter terechtzitting van 27 mei 2021, inhoudende de waarneming van de voorzitter van de getoonde camerabeelden;
- een geschrift, te weten een letselrapportage van 27 september 2019, opgemaakt door S.J.Th van Kuijk, forensisch arts, p. 101-102;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , p. 85-91;
- een geschrift, te weten een afdruk van het ademanalyseapparaat horende bij het proces-verbaal rijden onder invloed, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] , p. 18.
5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
6.De strafbaarheid van verdachte
7.De op te leggen straf of maatregel
8.De toegepaste wettelijke voorschriften
9.De beslissing
taakstraf van 30 (dertig) uren;
15 (vijftien) dagenhechtenis;
taakstraf van 70 (zeventig) uren;
35 (vijfendertig) dagenhechtenis;
ontzegtverdachte de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
bepaaltdat de ontzegging voor een gedeelte
van 6 (zes) maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
mr. M. van Bruggen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Bakker, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 juni 2021.