ECLI:NL:RBOVE:2021:2295

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 juni 2021
Publicatiedatum
8 juni 2021
Zaaknummer
07/005817-90
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling van een man met een complexe behandelings- en resocialisatievraag

Op 8 juni 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling van een 50-jarige man, die sinds 21 mei 1998 onder deze maatregel valt na een veroordeling voor drie verkrachtingen en een moord. De rechtbank heeft de vordering van het Openbaar Ministerie tot verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaren toegewezen. De man verblijft momenteel in de Van der Hoeven Kliniek en heeft in de afgelopen jaren stappen gezet in zijn behandeling, maar er is nog steeds een hoog recidiverisico aanwezig. De rechtbank heeft de adviezen van deskundigen in overweging genomen, die hebben aangegeven dat de man nog steeds een persoonlijkheidsstoornis heeft en dat er een complex behandelings- en resocialisatieproces nodig is. De rechtbank benadrukt het belang van extern risicomanagement en het zorgvuldig vormgeven van het vervolgtraject, waarbij de man stapsgewijs meer vrijheden kan krijgen. De rechtbank concludeert dat de veiligheid van anderen eist dat de terbeschikkingstelling wordt verlengd, en dat de man de motivatie heeft getoond om zijn behandeling voort te zetten. De beslissing om de terbeschikkingstelling met twee jaren te verlengen is genomen in het belang van de veiligheid van de maatschappij.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 07/005817-90
Datum uitspraak: 8 juni 2021
Beslissingop de vordering van het Openbaar Ministerie tot verlenging van de terbeschikkingstelling van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1970 te [geboorteplaats] ,
thans verblijvende in F.P.C. Dr. Henri van der Hoeven, Willem Dreeslaan 2 te Utrecht,
hierna te noemen: betrokkene.

1.De aanleiding

Betrokkene is bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 3 januari 1991 ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege, na bewezenverklaring ter zake drie verkrachtingen en een moord.
De terbeschikkingstelling is ingegaan op 21 mei 1998. Deze terbeschikkingstelling is laatstelijk verlengd bij beslissing van deze rechtbank van 18 juni 2019 en eindigt, behoudens nadere voorziening, op 21 mei 2021.

2.De stukken

De rechtbank heeft kennis genomen van de op grond van artikel 6:6:12 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) overgelegde stukken, te weten:
  • het verlengingsadvies van de Van Der Hoeven Kliniek van 30 maart 2021, opgemaakt en ondertekend door drs. I. de Boer, GZ-psycholoog, tevens plaatsvervangend hoofd van de inrichting, drs. A.R.A.M. Geraerts, GZ-psycholoog en drs. P. Booltink, psychiater;
  • de wettelijke aantekeningen van de Van der Hoeven Kliniek over de periode van 25 september 2018 tot en met 22 december 2020.

3.De procedure

Het Openbaar Ministerie heeft op 15 april 2021 een vordering ingediend tot verlenging van bovenvermelde termijn met twee jaren.
Het onderzoek van de zaak heeft plaatsgevonden op de openbare terechtzitting van 25 mei 2021.
De rechtbank heeft op de openbare terechtzitting gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door zijn raadsman, mr. P. Scholte, advocaat te Amsterdam;
  • de officier van justitie mr. M. Weimar;
  • drs. A.R.A.M. Geraerts, GZ-psycholoog verbonden aan de Van der Hoeven Kliniek als deskundige.
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling met twee jaren.
Betrokkene en zijn raadsman hebben gesteld dat zij geen bezwaar hebben tegen verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling.

4.De beoordeling

De vordering is op 15 april 2021 ingediend. Dit is tijdig.
De rechtbank dient op grond van het bepaalde in de artikelen 38d en 38e van het Wetboek
van Strafrecht (Sr) te bepalen of de termijn van de maatregel van terbeschikkingstelling moet worden verlengd.
De rechtbank neemt bij haar overwegingen het over betrokkene opgemaakt advies van de kliniek en de toelichting van de deskundige ter zitting in aanmerking.
Het rapport van de kliniek houdt, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende in.
Bij betrokkene is sprake van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken. De delicten kunnen worden gezien als seksuele coping. Betrokkene loste zijn probleem, negatieve gevoelens, op door middel van seksueel (agressief) gedrag ten opzichte van willekeurige vrouwen. Deze route bestond voor hem en is in het verleden herhaaldelijk bevestigd en verstevigd. Dergelijke routes blijven vaak onderhuids aanwezig, ook al wordt er jaren geen gebruik van gemaakt. De stressvolle situatie hoeft daarvoor niet precies dezelfde te zijn als die waaruit de coping-strategie ontstaan is. Betrokkene lijkt zich daar onvoldoende van bewust, hetgeen effectief risicomanagement op dit gebied in de weg staat.
Voorafgaand aan het begeleid verlof werd in de zomer van 2019 gestart met psychomotorische therapie (PMT) ter verbetering van de spanningsregulatie. Betrokkene heeft daar geleerd emoties en moeilijkheden bespreekbaar te maken. Voorts kan hij inmiddels door de spanningsthermometer oplopende spanning tijdig signaleren, met als gevolg dat hij adequater handelt bij conflicten en beter in contact blijft en treedt met zowel zichzelf als de ander.
Met de toestemming voor begeleid verlof per 8 januari 2020 ervaart betrokkene meer toekomstperspectief, wat een positieve uitwerking heeft op zijn gedrag: hij is opgetogen en meer ontspannen. Per 7 februari 2020 is op het multidisciplinair stafberaad besloten dat kan worden gestart met dubbel begeleid verlof, wat later kan worden uitgebreid naar enkel begeleid verlof. Betrokkene besteedt zijn verloven nuttig en laat initiatief zien.
Gezien de voorgeschiedenis, kernproblematiek en het hoge risico op terugval in (seksueel) gewelddadig gedrag – zonder het huidige kader – is sprake van een complex behandelings- en resocialisatieproces. Het verdere tempo en resultaat van behandeling en resocialisatie hangen sterk af van de motivatie, het probleembesef en de mate van verantwoordelijkheid die de betrokkene demonstreert in combinatie met de mate waarin hij met zijn behandelaars een behandelings-/begeleidingsrelatie opbouwt en vasthoudt, en daarnaast voldoende stabiliteit en externe structuur in zijn leefomgeving ontwikkelt. Aangezien betrokkene
beperkt leesbaar is, moet het vervolgtraject in kleine stappen vormgegeven worden, waarbij de prognose voor het behandelverloop en het uiteindelijke traject nog niet direct gunstig en nader te concretiseren is. Een sterk extern risicomanagement blijft aangewezen.
Als het kader van de terbeschikkingstelling wegvalt, wordt het risico op (seksueel) gewelddadig gedrag als hoog gezien. Zolang er sprake is van externe structurering kan betrokkene zich redelijk adequaat handhaven. Als hij zichzelf moet structureren dan schieten zowel praktische als sociale vaardigheden zodanig te kort dat het risico op recidive als hoog ingeschat wordt. De kliniek adviseert dan ook de voortzetting van de TBS-maatregel met bevel tot verpleging voor de termijn van twee jaar.
Ter terechtzitting van 25 mei 2021 heeft drs. A.R.A.M. Geraerts, GZ-psycholoog, het advies van de kliniek gehandhaafd. De deskundige heeft benadrukt dat vanuit de zorgconferentie kritisch wordt meegekeken naar het traject van betrokkene. Het is zeker geen gelopen race en een sluitend risicomanagement is niet te maken. Dat laatste heeft met name te maken met de beperkte leesbaarheid van betrokkene zowel voor zichzelf als voor zijn begeleiders en behandelaars. De deskundige heeft verklaard dat betrokkene grote stappen vooruit heeft gezet die maken dat het traject richting onbegeleid verlof kan worden voortgezet en betrokkene stapsgewijs meer vrijheden kan krijgen. Vanuit de kliniek wordt gemonitord of er naast libidoremmende medicatie andere middelen dienen te worden ingezet.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen eist dat de maatregel van terbeschikkingstelling wordt verlengd. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de maatregel is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Op grond van hetgeen in de rapportage van de kliniek is vermeld en ter zitting is toegelicht stelt de rechtbank vast dat sprake is van een nog aanwezige stoornis en dat sprake is van recidiverisico. Aan de criteria voor de verlenging van de terbeschikkingstelling is daarom voldaan.
De rechtbank ziet dat betrokkene de afgelopen twee jaren veel stappen in de goede richting heeft gezet, waardoor nu kan worden toegewerkt naar onbegeleid verlof, hetgeen een belangrijke stap is richting resocialisatie. Het pleit voor betrokkene dat hij de motivatie heeft opgebracht om, met behulp van behandeling en medicatie, van zover te komen tot waar hij nu staat. De rechtbank hecht belang aan het zorgvuldig en in kleine stappen vormgeven van het vervolgtraject binnen het huidige kader met blijvend toezicht en zo sterk mogelijk extern risicomanagement, vanwege de complexiteit van het behandelings- en resocialisatieproces. Gelet op de adviezen van de deskundigen, stelt de rechtbank vast dat nog geruime tijd nodig zal zijn voor betrokkene om dit proces geleidelijk te doorlopen, mede gelet op de lange duur dat betrokkene uit de maatschappij is weggeweest. De rechtbank zal de terbeschikkingstelling dan ook met twee jaren verlengen.

5.De beslissing

De rechtbank:
-
verlengtde terbeschikkingstelling van
[betrokkene] met twee jaren;
Aldus gegeven door mr. K. Haar, voorzitter, mr. A. van Holten en mr. J.T. Pouw, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. de Bruin als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 mei 2021.