ECLI:NL:RBOVE:2021:2216

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 juni 2021
Publicatiedatum
3 juni 2021
Zaaknummer
C/08/232394 / HA ZA 19-220
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de nalatenschap zonder testament en de verplichtingen van de erfgenamen

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 2 juni 2021 uitspraak gedaan over de verdeling van de nalatenschap van een erflater die zonder testament is overleden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de erfgenamen, waaronder de zussen en kinderen van de vooroverleden zus, recht hebben op de nalatenschap. De rechtbank gelast de verdeling van de nalatenschap onder de voorwaarde dat de erfbelasting wordt voldaan en dat partijen tot vereffening zijn overgegaan. De gedaagden in conventie zijn verplicht om de woning aan de eiser te leveren. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de partijen beoordeeld, waarbij is vastgesteld dat de nalatenschap nog niet is vereffend en dat de erfbelasting nog niet is betaald. De rechtbank heeft de partijen de gelegenheid gegeven om zich uit te laten over de stand van zaken en heeft hen aangespoord om tot een oplossing te komen. De rechtbank heeft de verdeling van de nalatenschap gelast, waarbij de woning en andere activa aan de erfgenamen zijn toegewezen, en heeft de kosten van de taxatie en andere uitgaven ten laste van de nalatenschap gesteld. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/232394 / HA ZA 19-220
Vonnis van 2 juni 2021
in de zaak van
[X],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. M. Veurman te Zwolle,
tegen
1.
[A]in hoedanigheid van bewindvoerder over goederen die (zullen) toebehoren aan
[betrokkene 1],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. R.F.A. Rorink te Hardenberg,

2 [B]

in hoedanigheid van executeur ten behoeve van de gezamenlijke erfgenamen van
[betrokkene 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. J.A.A.M. Rupert te Haaksbergen,

3 [C] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
niet verschenen,

4 [D] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna afzonderlijk [X] , [A] , [B] , [C] en [D] genoemd worden. Gedaagden in conventie zullen gezamenlijk gedaagden worden genoemd.

1.De procedure in conventie en in reconventie

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 29 april 2020;
  • de exploten van oproeping van 8 mei 2020 van de zijde van de [A] ex artikel 118 Rv, gericht aan de [B] , [C] en [D] ;
  • de exploten van oproeping van 15 mei 2020 van de zijde van de [B] ex artikel 118 Rv, gericht aan de [A] , [C] en [D] ;
  • de van de zijde van [X] voorafgaand aan de mondelinge behandeling ingediende producties;
  • de mondelinge behandeling van 28 september 2020 waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt en waarvan proces-verbaal is opgemaakt voor wat betreft de afspraken van partijen bij de mondelinge behandeling;
  • de akte uitlaten met producties van mr. Veurman van 30 maart 2021;
  • de akte uitlating tevens overlegging producties van mr. Rorink van 31 maart 2021;
  • de akte uitlating partijen/overlegging producties van mr. Rupert van 31 maart 2021
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling in conventie en in reconventie

Vooraf

2.1.
De rechtbank blijft bij hetgeen reeds is opgenomen in het tussenvonnis van
29 april 2020 tenzij daarvan in dit vonnis wordt afgeweken.
2.2.
Kortgezegd gaat het om het volgende. [2018] is [erflater] overleden, zonder testament. Erfgenamen op grond van de wet zijn:
-voor een kwart: de zussen [B] , [betrokkene 2] , [C] en
- voor een achtste: de kinderen van de vooroverleden zus: [X] en
[D] .
[betrokkene 2] is op [2019] overleden. Gedaagde 2 is executeur in haar nalatenschap.
De vorderingen zien op de afwikkeling van de nalatenschap van [erflater] .
2.3.
In het tussenvonnis heeft de rechtbank reeds vastgesteld ( in overweging 5.3. en 5.4.), kortgezegd:
- dat [C] en [D] in conventie niet in rechte zijn verschenen en dat tegen hen verstek is verleend,
- dat artikel 140 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) voorschrijft dat tussen alle partijen”, dus ook de partijen tegen wie verstek is verleend, één eindvonnis wordt gewezen dat als een vonnis op tegenspraak wordt beschouwd en
- dat de door de wel verschenen gedaagden aangevoerde verweren ook werken in het voordeel van de partijen tegen wie verstek is verleend omdat het in deze procedure gaat om een processueel ondeelbare rechtsverhouding. Kortom: het hele vonnis en al hetgeen daarin wordt overwogen en beslist geldt voor alle partijen.
2.4.
A. [C] , [betrokkene 2] [X] en [D] hebben de nalatenschap van erflater zuiver aanvaard. [B] heeft de nalatenschap van erflater beneficiair aanvaard. Nu de nalatenschap bij beneficiaire aanvaarding reeds op grond van de wet vereffend dient te worden, hebben [A] en [B] geen belang bij hun reconventionele vorderingen tot bepaling dat de nalatenschap wettelijk dient te worden vereffend, zodat deze reconventionele vorderingen worden afgewezen.
2.5.
Bij de mondelinge behandeling van 28 september 2020 hebben partijen afgesproken:
“ De administratie vanaf 2016 tot heden wordt in kopievorm overgelegd aan mr. Rorink en
mr. Rupert binnen veertien dagen. De administratie omvat ook de jaarafrekeningen van de nutsvoorzieningen over de jaren 2017 tot en met 2019, de inkomstenbelasting, aangifte en aanslag en de verzekeringspolissen.
Tot de roerende zaken van de nalatenschapsboedel behoort ook de elektrische fiets en deze wordt meegenomen bij de verdeling.
Partijen spreken af binnen een maand na heden bij elkaar te komen teneinde de roerende zaken van de nalatenschapsboedel te verdelen. Iedere partij zal daartoe een afgevaardigde aanwijzen om onder leiding van een derde persoon tot verdeling te komen. In eerste instantie zal daartoe worden benaderd mevrouw [E] . Mr. Rorink neemt daartoe contact op. Indien mevrouw [E] niet vrij staat zal in gezamenlijk overleg een ander persoon worden gezocht afkomstig uit het notariaat.”
2.6.
Partijen zijn nadien in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de stand van zaken.
Administratie/ Bankrekeningen
2.7.
[X] heeft begin oktober 2020 twee mappen met administratie van de erflater bij mr. Rorink en mr. Rupert gebracht. Hieruit blijkt dat er twee bankrekeningen zijn op naam van de erflater. Dat er meer bankrekeningen zijn op naam van erflater of dat er nog andere administratie is die [X] onder zich zou hebben, is niet onderbouwd gesteld of anderszins gebleken. De reconventionele vorderingen van [A] en [B] tot het overleggen van de administratie zullen daarom als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen.
Vereffening
2.8.
Vastgesteld kan worden dat er nog niet is vereffend en dat de erfbelasting nog niet is betaald. Ook zijn er kosten die verband houden met de werkzaamheden van mevrouw [E] . Van andere schulden is niet gebleken. Tussen partijen is niet in geschil dat de schuld ter zake de erfbelasting ruimschoots kan worden voldaan uit de opbrengst van de boerderij en het Kamp bij verkoop.
2.9.
In het tussenvonnis heeft de rechtbank gewezen op een patstelling (overweging 5.12. en volgende): zolang nog niet is vereffend, kan er niet worden verdeeld en zolang er niet is verdeeld (en de onroerende zaken zijn verkocht), is er een schuld (erfbelasting) en kan er niet worden vereffend.
In het arrest van 19 mei 2017 (vindplaats ECLI:NL:2017:93) heeft de Hoge Raad drie opties genoemd om de patstelling te doorbreken:
-het aanhouden van de zaak totdat alsnog vereffening heeft plaatsgevonden,
-een verdeling onder voorwaarden die de positie van schuldeisers waarborgt, of
-een gedeeltelijke verdeling die de rechten van schuldeisers van de nalatenschap onverlet laat. De rechtbank heeft partijen de gelegenheid gegeven zich hierover bij de comparitie van partijen uit te laten.
2.10.
Wat de drie in het arrest genoemde opties betreft het volgende. De rechtbank zal de zaak niet aanhouden of overgaan tot een gedeeltelijke verdeling. Alle partijen hebben belang bij een voortvarende afhandeling van de nalatenschap en recht op een spoedige beslissing op de ingediende vorderingen. Een verdeling onder voorwaarden dat de erfbelasting wordt voldaan komt het meest tegemoet aan het belang van alle partijen om op korte termijn uit de onverdeeldheid van de nalatenschap te geraken. Door als voorwaarde op te nemen dat de erfbelasting eerst wordt voldaan zodat de vereffening kan plaatsvinden, betekent dat daarna tot verdeling kan worden overgegaan. De rechtbank gaat er van dat partijen er ook voor zorgen dat de kosten van mevrouw [E] uit de nalatenschap worden voldaan.
Verdeling
2.11.
[X] heeft primair de verdeling van de nalatenschap gelast. Op grond van artikel 3:185 BW stelt de rechtbank op vordering van de meest gerede partij de verdeling vast. Nu vastgesteld kan worden dat partijen voor wat betreft de verdeling niet tot overeenstemming zijn gekomen, zal de rechtbank daartoe overgaan.
Bevoegdheid [X] en [G]
2.12.
[betrokkene 2] , [C] en [D] hebben elk op respectievelijk
mei 2018, 1 mei 2018 en 17 mei 2018 een bij notarieel opgemaakte
“verklaring aanvaarding en volmacht"getekend ten aanzien van de nalatenschap van erflater. Hierin is aan [X] en [G] volmacht verleend om, kortgezegd, de ondergetekende te vertegenwoordigen bij het beheer van de nalatenschap (erfenis) van de overledene en erover te beschikken. Hieronder valt het opnemen van banktegoeden, het beschikken over rekeningen bij banken, het verkopen en leveren van goederen en het overgaan tot verdeling van de nalatenschap. Uit de volmachten blijkt dat de volmachtgevers er voor hebben getekend dat de ondergetekende ermee bekend is dat de gevolmachtigde vergaande bevoegdheden krijgt om de nalatenschap naar eigen inzicht en op zijn eigen manier volledig af te wikkelen.
2.13.
Deze volmachten betekenen dat [X] en [G] konden en mochten overgaan tot het beheren van en beschikken over de nalatenschap van de erflater, waaronder het laten taxeren van de woning en het perceel grond. Voor zover gedaagden naar voren hebben gebracht dat de opdracht daartoe reeds was gegeven vóórdat de volmachten waren getekend, maakt dat nog niet dat de taxatie om die reden buiten beschouwing moet blijven. Hoewel kan worden toegeven dat de gevolmachtigden voortvarend te werk zijn gegaan door, vooruitlopend op de volmacht, al bepaalde stappen te zetten ter voorbereiding van de afwikkeling van de nalatenschap, is niet gesteld waaruit de gevolmachtigden zouden hebben moeten afleiden dat dit niet akkoord was. Bovendien brengt een opdracht tot taxatie nog geen onherroepelijke gevolgen met zich mee. Dat [X] op eigen houtje te werk is gegaan, zoals de [A] en [B] naar voren hebben gebracht, wordt dan ook verworpen. Dat uit de voorbereiding kan worden afgeleid dat [X] een eigen pad uitstippelde en zichzelf wilden bevoordelen kan hier ook niet uit volgen. Evenmin ziet de rechtbank grond om aan te nemen dat er sprake zou zijn van Selbsteintritt, zoals de [A] heeft gesteld. Dat zou immers betekenen dat een deelgenoot in een gemeenschap nimmer alleen eigenaar zou kunnen worden van een goed dat voorheen tot die gemeenschap behoorde.
2.14.
De [B] heeft naar voren gebracht dat [betrokkene 2] bij het ondertekenen van de volmacht niet heeft geweten wat zij ondertekende gelet op haar geestelijke gesteldheid. Anderzijds is door de executeur gesteld dat zij tegen [betrokkene 2] heeft gezegd dat ze de volmacht wel kon afgeven. Daaruit leidt de rechtbank af dat de executeur erachter stond dat [betrokkene 2] de volmacht tekende. Dat notaris Smit, ten overstaan van wie de volmacht is getekend, op het moment van het tekenen van de volmacht twijfels heeft gehad over de gesteldheid van [betrokkene 2] , is niet onderbouwd en acht de rechtbank, gelet op de zorgplicht van de notaris op dit punt, ook niet aannemelijk. De rechtbank concludeert dan ook dat niet kan worden vastgesteld dat [betrokkene 2] niet bekwaam was om een volmacht te verlenen. De volmacht is daarmee geldig tot stand gekomen.
2.15.
Voorts heeft de executeur erop gewezen dat zij al vanaf 11 december 2017 als gevolmachtigde krachtens levenstestament heeft te gelden en dat zij de volmacht die
[betrokkene 2] op 3 mei 2018 heeft gegeven, heeft ingetrokken. Hoewel de rechtbank de datum van intrekking niet heeft kunnen achterhalen, kan uit een brief van notaris Smit van
15 december 2018 (productie 10 bij de dagvaarding, pagina 2 bovenaan) worden afgeleid dat de volmacht op enig moment, mogelijk in december 2018, is ingetrokken. Dat de executeur reeds vanaf 11 december 2017 gevolmachtigde was krachtens levenstestament, betekent echter niet dat de op 3 mei 2018, nota bene met instemming van de [B] getekende volmacht niet rechtsgeldig tot stand zou zijn gekomen. Een levenstestament betekent immers niet dat [betrokkene 2] onbekwaam was tot het verrichten van rechtshandelingen. Er is dus geen reden voor vernietiging van de volmacht en de rechtsgevolgen blijven in stand.
2.16.
Voor [B] geldt dat zij geen volmacht heeft gegeven omdat haar gezondheid in april 2018 dit niet toeliet. Uit het app-verkeer in de periode van april tot half juli 2018 dat [G] enerzijds en de [A] / [H] anderzijds hebben gehad leidt de rechtbank af dat er contact is geweest tussen [G] en de [familienaam] . De [familienaam] heeft de schoondochter [H] naar voren geschoven als contactpersoon. Uit de inhoud van dat app-verkeer blijkt dat, op de vraag van [G] of het akkoord is dat [X] en hijzelf de zaken voor [erflater] afhandelen, [H] heeft verklaard dat zij het geen probleem vinden dat [X] en [G] het oppakken.
Zo er binnen de [familienaam] geen eensgezindheid bestond, kan dit uit de inhoud van die appjes niet worden afgeleid. Immers daaruit blijkt dat op 25 april 2018 al bekend was dat [J] (dochter van [B] ) had geïnformeerd naar de woning maar dat de [familienaam] van mening is dat het huis door [X] moet worden gekocht, dat [J] dat wist en dat zij alleen stond. Dat [H] daarbij alleen doelde op haar echtgenoot en haarzelf kan uit de appjes niet worden afgeleid, nu zij verklaart dat de rest er ook zo over denkt en dat [J] dat weet. Op basis hiervan mocht [X] het gerechtvaardigde vertrouwen hebben dat ook [familienaam] erachter stond dat [X] en [G] de nalatenschap van de erflater afhandelden althans dat zij er geen bezwaar tegen hebben dat de woning van erflater te zijner tijd zal worden toegedeeld aan [X] en ter zake voorbereidingen worden getroffen.
Omvang nalatenschap
2.17.
Tussen partijen staat vast dat tot de nalatenschap de volgende goederen behoren:
- woning en ondergrond staande en gelegen aan [adres] te [plaats] , percelen kadastraal bekend [gemeente] , [kadasternummer 1] , en [gemeente] , [kadasternummer 2] (hierna: de boerderij),
- perceel grond “Het Kamp”, gelegen aan de [adres] te [plaats] , Kadastrale
aanduiding [gemeente] , kadastrale grootte 14.820 m2 (hierna: perceel grond:
“Het Kamp”),
- bankrekening Rabobank NL44 RABO [xxxx] ,
- bankrekening Rabobank NL10 RABO [yyyy] ,
- auto merk Suzuki, type Jimny, [kenteken] (hierna: de auto),
- inboedel, waaronder een elektrische fiets.
Dat er nog andere goederen zijn, bijvoorbeeld nog meer bankrekeningen (zoals eerder in de procedure werd gesteld), is op geen enkele wijze gebleken. Nu de omvang van de nalatenschap bekend is zal de rechtbank daarvan uitgaan en zal de door de executeur van [betrokkene 2] gevorderde vaststelling van de nalatenschap van de erflater worden afgewezen.
Inboedel
2.18.
Zowel de [A] als [B] vorderen de benoeming van een boedelnotaris. Er zou een boedelbeschrijving opgemaakt moeten worden en deze zou moeten worden gecontroleerd aan de hand van de boekhouding en administratie van erflater.
Deze vorderingen dienen in beginsel krachtens artikel 672, eerste lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering(Rv) door de sector kanton te worden beoordeeld. In artikel 3:194, eerste lid, BW is bepaald dat ieder der deelgenoten in een bijzondere gemeenschap als omschreven in art. 189, tweede lid, BW, waaronder een nalatenschap, kan vorderen dat een verdeling aanvangt met een boedelbeschrijving. Omdat er in dit artikel wordt gesteld dat de verdeling aanvangt met een boedelbeschrijving dient dit in die zin opgevat te worden dat de boedelbeschrijving onderdeel uitmaakt van de verdeling zelf. Op grond van de tekst van artikel 3:194 lid 1 BW kan daardoor de vordering tot boedelbeschrijving betrokken worden bij de procedure tot verdeling als bedoeld in artikel 3:185 BW.
2.19.
De vorderingen om een boedelnotaris te benoemen zijn ingegeven door de stellingen van de [A] en de [B] dat de administratie niet voorhanden en compleet is en dat er activa ontbreken op de door
[X] gegeven lijst. Zo zou er ontbreken: sieraden, huisraad, keukeninventaris, spullen die zich op zolder van het “kokshuuske” en in andere bijgebouwen bevonden, landbouwmachines ter waarde van € 7.000,00, de elektrische fiets ter waarde van € 1.500,00, en het zakhorloge van opa.
[X] heeft alle gedaagden in de gelegenheid gesteld om de goederen die tot de nalatenschap behoren te bezichtigen. Uit de nadien genomen akten kan niet worden afgeleid welke eerder genoemde goederen bij de bezichtiging ontbraken. Gelet hierop dient de stelling dat er goederen ontbreken als onvoldoende onderbouwd te worden gepasseerd.
2.20.
Inmiddels is de administratie door [X] aan mr. Rupert en mr. Rorink overgelegd. Daarnaast heeft [X] in zijn akte voorgesteld dat de op de lijst van activa (productie 15 bij de dagvaarding) vermelde goederen (met uitzondering van de auto) en de niet op deze lijst vermelde inboedel worden toebedeeld aan [A] en [B] . [X] heeft dit ook besproken met [C] en [G] en hij heeft in zijn akte verklaard dat zij hiermee instemmen en eventueel bereid zijn daarover te verklaren. De rechtbank heeft geen aanleiding om te veronderstellen dat [X] niet de waarheid spreekt over hetgeen [C] en [G] aan [X] te kennen hebben gegeven en laat het opvragen van verklaringen achterwege. De [A] gaat met het voorstel van [X] akkoord mits hem in redelijkheid een termijn wordt gegund om de zaken op te halen.
2.21.
Aangezien de erfgenamen [X] , [C] en [G]
afstand doen van de inboedel, zal de rechtbank de op de lijst genoemde goederen aan de [A] en [B] toebedelen op voorwaarde dat de goederen zonder verrekening van de waarde binnen 1 maand na de datum van dit vonnis door [A] of [B] worden opgehaald. Als de goederen niet binnen die termijn worden opgehaald, worden ze aan [X] toegedeeld zonder verrekening van de waarde. In hoeverre dit dient te gebeuren onder leiding van mevrouw [E] wordt aan partijen overgelaten. Dit betekent dat er geen aanleiding is om een boedelnotaris te benoemen en een boedelbeschrijving op te laten maken.
Auto
2.22.
Tussen partijen is niet in geschil dat (de dochter van) [X] de auto in gebruik heeft genomen. [X] wenst inmiddels de auto toebedeeld te krijgen tegen verrekening van de waarde van de auto (randnummer 39 bij de akte). De auto zal daarom aan [X] worden toebedeeld.
2.23.
Wat de waarde betreft dient eerst de peildatum te worden vastgesteld. Uitgangspunt is dat de waarde per de dag van verdeling moet worden gehanteerd. In dit geval is als die dag te beschouwen de dag van overschrijving van de auto op naam van de dochter. Voor de waarde kan aansluiting worden gezocht bij de koerslijst van de ANWB waar [X] naar heeft verwezen. Gelet hierop zal de rechtbank de waarde van de auto bepalen op € 7.900,00.
Boerderij
2.24.
[X] wenst de boerderij toebedeeld te krijgen tegen de waarde van € 365.000,00. Hij heeft de boerderij in 2018, na de taxatie, verbouwd en is er in december 2018 ingetrokken.
2.25.
Met een gelijkluidende reconventionele vorderingen wensen de [A] en [B] dat de boerderij opnieuw wordt getaxeerd en wordt verkocht aan de hoogste bieder. [X] heeft te voortvarend gehandeld door de boerderij in 2018 al te laten taxeren en vervolgens in gebruik te nemen. [X] is er ten onrechte van uitgegaan dat de overige erfgenamen hiermee akkoord gingen.
2.26.
De rechtbank zal over de boerderij als volgt beslissen. Hierbij wordt rekening gehouden met hetgeen partijen bij de mondelinge behandeling hebben verklaard inhoudende dat het de wens van de erflater was dat de boerderij in de familie bleef. Erflater heeft zijn hele leven op de boerderij gewoond. Familieleden, zijn broer, zussen en oomzeggers, waaronder [X] en [D] , kwamen er regelmatig over de vloer. Bij de mondelinge behandeling is door meerdere partijen verklaard dat het de wens van erflater was dat [X] de boerderij zou overnemen. Dit sluit ook aan bij het appjes die in overweging 2.16. zijn weergegeven. Gelet hierop zal de rechtbank de boerderij toedelen aan [X] . [X] heeft aanvankelijk een voorbehoud van financiering gemaakt maar dat voorbehoud later ingetrokken zodat daarop geen acht meer wordt geslagen.
2.27.
Voor de peildatum overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank verwijst bovendien naar hetgeen onder het kopje
Bevoegdheid [X] en [G]is overwogen. Daar komt het oordeel van de rechtbank tot uitdrukking dat
[X] en [G] tot het afhandelen van de nalatenschap mochten overgaan en daden van beheer mochten verrichten. Daartoe dient ook te worden gerekend het laten taxeren van de boerderij. [X] mocht er van uit gaan dat hij de boerderij mocht overnemen tegen een in 2018 getaxeerde waarde. Dat de feitelijke verdeling door deze procedure lang op zich laat wachten maakt dat niet anders. De stelling van de [A] en [B] inhoudende dat er opnieuw een taxatie moet plaatsvinden tegen de actuele waarde wordt dan ook verworpen.
2.28.
Op 25 mei 2018 heeft [K] van Landerijenbureau Kromhof-Pullen BV een taxatierapport uitgebracht voor de woning. Onbetwist is gesteld dat Kromhof Pullen gespecialiseerd is in taxatie van landerijen en woningen. In dit rapport is de waarde getaxeerd op € 365.000,00 op de peildatum 8 mei 2018.
De [A] en [B] hebben naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd onderbouwd waarom per die peildatum van een hogere waarde moet worden uitgegaan. Nadien opkomende omstandigheden, zoals de mogelijkheid van een rood-voor-rood regeling of de waardestijging van onroerend zaken, blijven gelet op de door de rechtbank vastgestelde peildatum buiten beschouwing en zullen niet nader worden besproken.
2.29.
Gelet op bovenstaande zullen de gedaagden worden veroordeeld om hun medewerking te verlenen aan de levering van de boerderij aan [X] . De kosten van de taxatie door Makelaar Kromhoff Pullen komen voor rekening van de nalatenschap, nu de boerderij een bestanddeel van de nalatenschap is. Dat [X] de boerderij koopt, maakt dat niet anders. De gevorderde dwangsom zal niet worden opgelegd nu dit een zwaar middel is en de rechtbank er van uit gaat dat alle partijen, ondanks hun geschil, hun medewerking zullen verlenen aan dit vonnis.
2.30.
Bij de mondelinge behandeling is aan de orde gekomen dat alle kosten verband houdende met de goederen van de nalatenschap betaald worden van de twee bankrekeningen die onder overweging 2.17. Zijn opgenomen. Tussen partijen staat niet ter discussie dat
[X] de kosten die gepaard gaan met het gebruik van de woning van erflater door [X] voor zijn rekening moeten komen. Niet is gesteld dat het om andere kosten gaat dan verband houdend met het gebruik van de woning, zoals belastingen, heffingen en nutsvoorzieningen etc.. Gelet op het feit dat [X] in september 2018 is begonnen met het verbouwen van de woning, zal in overeenstemming daarmee worden bepaald dat [X] met ingang van 1 september 2018 de kosten die met het gebruik van de woning gemoeid zijn en van de bankrekeningen van erflater zijn betaald voor zijn rekening dient te nemen en door hem aan de nalatenschap dienen te worden betaald.
2.31.
De [A] en [B] stellen dat [X] gehouden is om tot vergoeding van schade over te gaan. De rechtbank is van oordeel dat het in overeenstemming is met de redelijkheid en billijkheid die partijen als deelgenoten in de nalatenschap jegens elkaar in acht dienen te nemen dat door [X] voor het gebruik van de woning een vergoeding wordt betaald vanaf het moment dat de woning door hem in gebruik is genomen tot het moment dat deze aan hem wordt toegedeeld. De rechtbank zal daarbij uitgaan van een rentevergoeding van 2% van € 365.000,00 is € 608,33 per maand. Dit bedrag dient door [X] aan de nalatenschap te worden voldaan vanaf 1 september 2018 tot de datum waarop hij de woning overneemt.
Het Kamp
2.32.
Dit perceel grond ligt niet aaneengesloten aan de grond rondom de woning (boerderij). Onbetwist is gesteld dat [L] het perceel al jaren (kosteloos) in gebruik heeft. Tussen partijen staat niet ter discussie dat dit perceel (afzonderlijk) dient te worden verkocht. [X] vordert dat het perceel wordt verkocht aan [L] voor het door [L] geboden bedrag van € 80.000,00. De [A] en [B] stellen zich op het standpunt dat het perceel na taxatie aan de hoogste bieder moet worden verkocht.
2.33.
Voor de peildatum verwijst de rechtbank naar overweging 2.27. over de waardering van de boerderij. De [A] en [B] hebben naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd onderbouwd waarom per die peildatum van een hogere waarde moet worden uitgegaan. Nadien opkomende omstandigheden zoals de waardestijging van onroerend goed, blijven gelet op de door de rechtbank vastgestelde peildatum buiten beschouwing en zullen niet nader worden besproken.
2.34.
De rechtbank zal gelasten dat het perceel wordt verkocht aan [L] voor € 80.000,00 onder de bepaling dat de netto-opbrengst onder de erfgenamen wordt verdeeld zoals door [X] is gevorderd. Daarnaast worden gedaagden veroordeeld tot medewerking aan de levering van het perceel aan [L] . De gevorderde dwangsom zal niet worden opgelegd nu dit een zwaar middel is en de rechtbank er van uit gaat dat alle partijen hun medewerking zullen verlenen aan dit vonnis.
Overig
2.35.
[B] heeft nog gesteld dat [X] inzicht dient te verschaffen in de huuropbrengsten van het perceel “Het Kamp” en de weide waar
[X] zijn pony’s en schapen heeft lopen. Daarnaast dient hij inzicht te verschaffen over eventuele schenkingen bij leven. [X] heeft hiertegen aangevoerd dat [L] de grond altijd kosteloos in gebruik heeft gehad en dat er geen sprake is van schenkingen aan hem.
2.36.
Dat [L] voor het gebruik van de grond heeft betaald, is op geen enkele wijze onderbouwd. Hetzelfde geldt voor vermeende schenkingen aan het adres van
[X] . De stellingen zullen daarom als onvoldoende onderbouwd worden gepasseerd.
2.37.
Partijen zijn familie van elkaar zijn en het gaat om een erfrechtelijke kwestie. In dit vonnis worden partijen bovendien deels in het gelijk en deels in het ongelijk gesteld, terwijl de erfgenamen [C] en [D] geen standpunt hebben ingenomen. Gelet op alle deze omstandigheden zal de rechtbank de proceskosten compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.De beslissing in conventie en in reconventie

De rechtbank
3.1.
gelast de verdeling van de nalatenschap van [erflater] onder de voorwaarde dat de erfbelasting wordt voldaan en partijen tot vereffening zijn overgegaan;
3.2.
deelt aan [X] toe voor een bedrag van € 365.000,00:
de woning en ondergrond staande en gelegen aan [adres] te [plaats] , percelen kadastraal bekend [gemeente] , [kadasternummer 1] , en [gemeente] , [kadasternummer 2] ,
3.3.
veroordeelt gedaagden in conventie tot het leveren van de woning aan [X] ;
3.4.
veroordeelt [X] met ingang van 1 september 2018 tot de datum van levering van de woning aan [X] tot betaling aan de nalatenschap van:
- alle kosten van de woning als bedoeld in overweging 2.30.
-een gebruiksvergoeding voor de woning van € 608,33 per maand als bedoeld in overweging 2.31.;
3.5.
bepaalt dat de kosten van de taxatie door Makelaar Kromhoff Pullen uit de nalatenschap dienen te worden voldaan;
3.6.
bepaalt dat het perceel ‘Het Kamp’ wordt verkocht aan [L] , bij partijen wel bekend, voor € 80.000,00 onder de bepaling dat de netto-opbrengst wordt verdeeld over de erfgenamen naar rato van ieders aandeel in de nalatenschap;
3.7.
veroordeelt gedaagden in conventie tot het leveren van het perceel het Kamp aan [L] ;
3.8.
deelt de op de door [X] opgestelde lijst genoemde goederen toe aan de [A] en [B] zonder verrekening van de waarde
op voorwaarde dat de goederen binnen 1 maand na de datum van dit vonnis worden opgehaald.Als de goederen niet binnen die termijn worden opgehaald worden ze aan
[X] toegedeeld zonder verrekening van de waarde;
3.9.
deelt de auto merk Suzuki, type Jimny, [kenteken] toe aan [X] tegen betaling van € 7.900,00 aan de nalatenschap;
3.10.
gelast de verdeling van de saldi van:
- bankrekening Rabobank NL44 RABO [xxxx] en
- bankrekening Rabobank NL10 RABO [yyyy] ,
in die zin dat, nadat aan dit vonnis is voldaan en alle kosten van de nalatenschap zijn betaald, het saldo naar rato van ieders erfdeel over de erfgenamen wordt verdeeld;
3.11.
verklaart dit vonnis zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad;
3.12.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
3.13.
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.S. Kuipers, mr. A. Smedes en mr. J.G.T.M. Castrop en in het openbaar uitgesproken door mr. A. Smedes op 2 juni 2021.