ECLI:NL:RBOVE:2021:220

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 januari 2021
Publicatiedatum
21 januari 2021
Zaaknummer
8884120 \ EJ VERZ 20-220
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van de gemeentesecretaris van Twenterand afgewezen

In deze zaak heeft de Gemeente Twenterand een verzoek ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerder], de gemeentesecretaris. De kantonrechter heeft op 19 januari 2021 uitspraak gedaan. De procedure vond plaats in Almelo, waarbij de mondelinge behandeling op 16 december 2020 online heeft plaatsgevonden vanwege coronamaatregelen. De gemeente stelde dat er sprake was van plichtsverzuim door [verweerder], maar de kantonrechter oordeelde dat het plichtsverzuim niet ernstig genoeg was om de ontbinding van de arbeidsovereenkomst te rechtvaardigen. De kantonrechter concludeerde dat, hoewel [verweerder] onvoldoende had meegewerkt aan een onderzoek naar mogelijke integriteitsschendingen, dit niet leidde tot de conclusie dat de arbeidsovereenkomst ontbonden moest worden. De kantonrechter wees erop dat de verhouding tussen partijen niet verstoord was vóór de procedure en dat er geen reden was om aan te nemen dat de arbeidsovereenkomst niet voortgezet kon worden. De proceskosten werden toegewezen aan de Gemeente Twenterand, omdat zij ongelijk kreeg in het verzoek tot ontbinding.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 8884120 \ EJ VERZ 20-220
Beschikking van de kantonrechter van 19 januari 2021
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE TWENTERAND,
gevestigd en kantoorhoudende te Vriezenveen,
verzoekende partij, hierna te noemen Twenterand,
gemachtigde: mr. B. Schröder, advocaat te Enschede,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verwerende partij, hierna te noemen [verweerder],
gemachtigde: mr. H. Eillert, advocaat te Enschede.

1.De procedure

1.1.
Twenterand heeft een verzoek ingediend strekkende tot ontbinding van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst. [verweerder] heeft een verweerschrift ingediend met producties.
1.2.
Op 16 december 2020 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Vanwege de coronamaatregelen heeft de mondelinge behandeling online via CMS plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting hebben partijen pleitaantekeningen toegezonden. Twenterand heeft bij haar pleitaantekeningen producties ingediend.
1.3.
Na de zitting hebben partijen geprobeerd alsnog zelf tot een oplossing te komen. Dat is niet gelukt. Daarom geeft de kantonrechter nu een beschikking.

2.De feiten

2.1.
[verweerder], geboren [1956], is op 16 augustus 2014 door Twenterand aangesteld in de functie van gemeentesecretaris, met een salaris van nu € 7.599,00 bruto per maand exclusief emolumenten. Op grond van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren is de aanstelling per 1 januari 2020 omgezet in een arbeidsovereenkomst. Daarop is van toepassing de CAO Gemeenten.
2.2.
Op verzoek van Twenterand heeft [verweerder] op 23 april 2020 zijn taken neergelegd. Daarna hebben partijen onderhandeld over beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
2.3.
Lopende deze onderhandelingen heeft Twenterand van een anoniem gebleven afzender een enveloppe ontvangen met als inhoud twintig foto’s van de auto van [verweerder] die op diverse dagen en tijden geparkeerd stond bij het huis van één van zijn ondergeschikten (die hierna zal worden aangeduid als de collega).
2.4.
Artikel 9 van de Nota integriteitsbeleid gemeente Twenterand bepaalt onder meer:
Je bespreekt twijfels over de integriteit van collega’s zo veel mogelijk met henzelf.
2.5.
Medio juli 2020 heeft Twenterand onderzoeksbureau Partners in Integriteit te Deventer opdracht gegeven onderzoek te doen naar mogelijke schending van het integriteitsbeleid door [verweerder]. Daarvan is [verweerder] bij brief van 15 juli 2020 op de hoogte gesteld. Aan Partners in Integriteit zijn de volgende vragen gesteld:
1. Is er sprake (geweest) van een affectieve relatie tussen [verweerder] als
hogergeplaatste ambtenaar en mevrouw X als ondergeschikte?
2. Is deze mogelijke affectieve relatie gemeld en zo nee, had deze gemeld moeten
worden?
3. Is er in deze mogelijke affectieve relatie bevoordeling ontstaan?
A. Zo ja, welke bevoordeling dan?
B. Heeft de hogergeplaatste ambtenaar hierin een actieve rol gespeeld?
2.6.
[verweerder] heeft in zijn brief van 15 september 2020 aan de Gemeente Twenterand voorwaarden geformuleerd waaronder hij bereid is om (eenmalig) een gesprek te voeren met Partners in Integriteit.
2.7.
Gemeente Twenterand heeft [verweerder] bevestigd dat zij in kan stemmen met de geformuleerde voorwaarden, met uitzondering van één voorwaarde, te weten dat er geen vragen zouden worden gesteld over de persoonlijke levenssfeer van [verweerder]. Twenterand wijst er in dit verband op dat het onderzoeksbureau onafhankelijk is en zij dus niet kan voorschrijven welke vragen er worden gesteld. Wel merkt Twenterand op dat [verweerder] geen antwoord hoeft te geven op eventuele impertinente vragen.
2.8.
[A], werkzaam bij Partners in Integriteit, heeft [verweerder] bij e-mail van 24 september 2020 verzocht om te laten weten wanneer in de periode van 28 september 2020 tot 9 oktober 2020 een gesprek zou kunnen plaatsvinden. [verweerder] heeft bij e-mail van 24 september 2020 de datum van 29 september 2020 voorgesteld voor het houden van een gesprek. [A] heeft medegedeeld verhinderd te zijn op 29 september 2020 en verzocht om andere opties door te geven.
2.9.
[verweerder] heeft bij e-mail van 28 september 2020 verklaard door de gang van zaken alle vertrouwen kwijt te zijn en niet langer te willen meewerken aan het onderzoek. Op 8 oktober 2020 heeft hij Twenterand het aanbod gedaan rechtstreeks met het College in gesprek te gaan over de vermeende integriteitsschendingen.

3.Het geschil

3.1.
Gemeente Twenterand verzoekt bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad de arbeidsovereenkomst van [verweerder] te ontbinden, primair op grond van verwijtbaar handelen in de zin van artikel 7:669 lid 3 sub e BW, subsidiair op grond van een verstoorde arbeidsrelatie in de zin van artikel 7:669 lid 3 sub g BW en meer subsidiair op grond van een combinatie van ontslaggronden in de zin van artikel 7:669 lid 3 sub i BW, in alle gevallen zonder toekenning van een transitievergoeding.
3.2.
[verweerder] vraagt afwijzing van het verzoek en subsidiair toekenning van een transitievergoeding en een billijke vergoeding.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak allereerst om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden.
4.2.
De kantonrechter stelt voorop dat uit artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is. In artikel 7:669 lid 3 BW is nader omschreven wat onder een redelijke grond moet worden verstaan.
4.3.
Bij de beoordeling van het verzoek laat de kantonrechter geheel buiten beschouwing dat en waarom tussen partijen al werd onderhandeld over het einde van de arbeidsovereenkomst op het moment dat bij Twenterand het vermoeden ontstond van integriteitsschending door [verweerder]. Twenterand heeft daarover immers niets aan haar verzoek ten grondslag gelegd.
4.4.
Ter onderbouwing van het ontbindingsverzoek heeft Twenterand wel gesteld dat zij signalen heeft ontvangen die zouden kunnen duiden op een mogelijk niet integer handelen door [verweerder]. Het ging hierbij om het mogelijk bestaan van een affectieve relatie met een collega en mogelijke bevoordeling van die collega. Twenterand wijst er in dit verband op dat die collega een opmerkelijke opgaande carrière heeft doorlopen. Twenterand heeft een onderzoek ingesteld, maar [verweerder] heeft niet dan wel onvoldoende meegewerkt aan dit onderzoek en daarmee verwijtbaar gehandeld, aldus Twenterand.
4.5.
De aanleiding voor het onderzoek door Partners in Integriteit was, zo stelt de kantonrechter vast, gelegen in een drietal omstandigheden, te weten de door haar ontvangen foto’s, al langer rondgaande geruchten over een relatie tussen [verweerder] en de collega en ‘vraagtekens’ bij het carrièreverloop van de collega.
4.6.
Deze omstandigheden leveren op zichzelf geen sterk vermoeden op van een integriteitsschending. Van een anonieme bron afkomstige foto’s van de bij het huis van de collega geparkeerde auto van [verweerder] zijn een magere aanwijzing voor het bestaan van een affectieve relatie tussen hen, dat er al geruchten waren over een mogelijke relatie heeft Twenterand niet aannemelijk gemaakt en de loopbaan van de collega was voorspoedig, maar niet meteen als uitzonderlijk te duiden. En Twenterand was op de hoogte van en had zelf bijgedragen aan de loopbaanstappen.
4.7.
Maar de kantonrechter vindt toch dat de gemeente voldoende aanleiding had om onderzoek te willen doen. Het bewaken van de integriteit van haar organisatie en haar medewerkers is een belangrijke taak van Twenterand en zeker als het om haar hoogste ambtenaar gaat, moet zij daarom signalen die kunnen duiden op integriteitsschendingen serieus nemen, ook als deze signalen zwak zijn.
4.8.
In het verlengde daarvan heeft [verweerder] als het gaat om integriteit bij uitstek een belangrijke rol te vervullen. Als hoogste ambtenaar van de gemeente moet hij een toonbeeld van integriteit zijn en moet hij uitdragen dat integriteit een belangrijk thema is. Dat hij een voorbeeldrol moet spelen, geldt ook als een vermoeden van integriteitsschending zich tegen hemzelf richt. Waar van een ‘gewone’ ambtenaar in soortgelijke omstandigheden verwacht mag worden dat hij meewerkt aan een onderzoek, mocht dat dus van [verweerder] helemaal worden verlangd.
4.9.
Het stond Twenterand vrij om een extern bureau te vragen het onderzoek te doen Daar valt zelfs veel voor te zeggen, omdat het om een mogelijk delicate kwestie ging, het de hoogste ambtenaar betrof en Twenterand de schijn van vermenging van het onderzoek met de lopende gesprekken over beëindiging van de arbeidsovereenkomst wilde vermengen.
4.10.
De medewerking van [verweerder] aan het onderzoek is naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende geweest. Hij had zonder meer moeten meewerken, maar in plaats daarvan heeft hij voorwaarden gesteld, nagelaten nieuwe verhinderdata door te geven nadat de onderzoeker op een geplande datum toch niet beschikbaar was, een nieuwe voorwaarde gesteld en uiteindelijk niet met Partners in Integriteit maar alleen met Twenterand zelf willen praten. Dat is hem aan te rekenen.
4.11.
Ook het handelen van Twenterand verdient kritiek. Na ontvangst van de foto’s door een hoge ambtenaar is er van alles gebeurd: overleg door die ambtenaar met de externe vertrouwenspersoon, overleg tussen die ambtenaar, de vertrouwenspersoon en de locoburgemeester, overleg tussen locoburgemeester en burgemeester, overleg en besluitvorming in het College, overleg met Partners in Integriteit. Maar [verweerder] is pas op de dag van de opdracht aan Partners in Integriteit, 15 juli 2020, voor het eerst op de hoogte gesteld van het vermoeden van integriteitsschending en van de onderzoeksopdracht. Door niet eerder met [verweerder] te praten heeft Twenterand gehandeld in strijd met haar eigen beleid (‘Je bespreekt twijfels over de integriteit van collega’s zo veel mogelijk met henzelf’). Een overtuigende reden om niet (ook) met [verweerder] zelf te praten, ziet de kantonrechter niet. Dat de vorige burgemeester was vertrokken is geen overtuigende reden, evenmin als het feit dat partijen spraken over beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Het had voor de hand gelegen dat een van de leden van het College met [verweerder] had gesproken over het gerezen vermoeden van integriteitsschending.
4.12.
Dat Twenterand het gesprek met [verweerder] uit de weg is gegaan, heeft er naar de indruk van de kantonrechter mede aan bijgedragen dat partijen (ook) na 15 juli 2020 geen enkele toenadering meer tot elkaar hebben gezocht. Waar een openhartig gesprek misschien had kunnen leiden tot voltooiing van het onderzoek met medewerking van [verweerder], zijn partijen blijven steken in een mailwisseling via hun gemachtigden.
4.13.
De conclusie van de kantonrechter is dat [verweerder] het verwijt treft dat hij onvoldoende aan het onderzoek heeft meegewerkt, maar dat dit verwijt gezien alle andere omstandigheden niet de conclusie rechtvaardigt dat de arbeidsovereenkomst moet worden ontbonden op grond van artikel 7:669 lid 3 sub e BW. In de oude ambtenarenrechtelijke terminologie: er is wel plichtsverzuim, maar de sanctie van ontslag is te zwaar.
4.14.
Het laat zich raden dat de verhouding tussen partijen door het geschil en deze procedure niet beter is geworden. Maar de vorige burgemeester heeft schriftelijk verklaard dat de arbeidsverhouding tot 23 april 2020 niet verstoord was. Er is geen reden aan de juistheid van deze verklaring te twijfelen. De daarna ontstane verstoring hoeft er niet aan in de weg te staan dat partijen de draad van de arbeidsovereenkomst weer oppakken waar zij die hebben laten vallen. Ook de gevraagde ontbinding op grond van artikel 7:669 lid 3 sub g BW is dus niet toewijsbaar.
4.15.
De kantonrechter is van oordeel dat van de werkgever in redelijkheid kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. De ontbindingsgrond van artikel 7:669 lid 3 sub i BW doet zich dus ook niet voor.
4.16.
De eindconclusie is dat de kantonrechter het verzoek van werkgever zal afwijzen en dat de arbeidsovereenkomst dus niet zal worden ontbonden.
4.17.
De proceskosten komen voor rekening van Twenterand, omdat zij ongelijk krijgt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de verzochte ontbinding af;
5.2.
veroordeelt Twenterand tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [verweerder] tot en met vandaag vaststelt op € 480,00 wegens salaris van de gemachtigde.
5.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven te Almelo door mr. U. van Houten, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2021.