ECLI:NL:RBOVE:2021:2128

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 mei 2021
Publicatiedatum
28 mei 2021
Zaaknummer
20/1833
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling rijgeschiktheid van eiser met VHL-syndroom in relatie tot de Regeling eisen geschiktheid 2000

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 28 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een vrachtwagenchauffeur met het VHL-syndroom, en de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). Eiser was ongeschikt verklaard voor rijbewijzen van groep 2 en voor drie jaar geschikt voor rijbewijzen van groep 1, met de voorwaarde dat hij alleen een voertuig bestuurde tijdens privégebruik. De rechtbank oordeelde dat het CBR niet voldoende gemotiveerd had aangetoond dat eiser ongeschikt was voor rijbewijzen van groep 2. De rechtbank stelde vast dat de Regeling eisen geschiktheid 2000, en met name paragraaf 7.5.1, niet van toepassing was op het VHL-syndroom, aangezien dit een genetische afwijking is en geen hersentumor of metastase. De rechtbank concludeerde dat de behandelingen van de hemangioblastomen, die voortvloeien uit het VHL-syndroom, curatief zijn, ondanks het verhoogde risico op terugkeer van de tumoren. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van het CBR en droeg hen op een nieuw besluit te nemen, waarbij het betaalde griffierecht aan eiser werd vergoed en de proceskosten werden toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/1833

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , te [woonplaats] , eiser,

gemachtigde: mr. M.E. Klein Overmeen,
en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerder
gemachtigde: mr. Y.M. Wolvekamp.

Procesverloop

Bij besluit van 4 juni 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder besloten dat eiser ongeschikt is voor rijbewijzen van groep 2 (groot rijbewijs) en dat eiser voor drie jaar geschikt is voor rijbewijzen van groep 1 (klein rijbewijs) onder de voorwaarde dat alleen een voertuig wordt bestuurd tijdens privégebruik.
Bij besluit van 11 augustus 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser kennelijk ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 april 2021.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Relevante feiten
1.1
Eiser was sinds 2001 vrachtwagenchauffeur van beroep. Sinds 2012 is eiser bestuurder van een vuilniswagen. Hij is per 1 december 2017 in dienst getreden bij [bedrijf] als chauffeur zijlader. Eiser lijdt aan de zeldzame erfelijke ziekte Von Hippel-Lindau (VHL-syndroom). Door het VHL-syndroom kunnen hemangioblastomen ontstaan in het centrale zenuwstelsel. Eiser is in 2010, 2013, 2016, 2017 en 2020 geopereerd, omdat hemangioblastomen waren ontstaan. Bij deze operaties zijn de hemangioblastomen verwijderd. Eiser staat onder controle van een neuroloog en ondergaat iedere zes maanden een preventieve MRI-scan.
1.2
Eiser is in 2012, 2014 en 2017 gekeurd in opdracht van verweerder om vast te stellen of eiser nog geschikt is voor rijbewijzen van groep 1 en 2. Bij deze keuringen is eiser geschikt bevonden voor rijbewijzen van beide groepen voor een termijn van drie jaren door zowel de geraadpleegde neurologen als verweerder. Bij de keuringen in 2012 en 2017 is de geschiktheid van eiser getoetst aan paragraaf 7.5.1. van de bijlage bij de Regeling eisen geschiktheid 2000 (de bijlage bij de Regeling), dat ziet op primaire hersentumoren in strikte zin en metastasen.
1.3
In maart 2020 is eiser door verweerder opnieuw doorverwezen naar een neuroloog om zijn rijgeschiktheid te beoordelen. De neuroloog heeft eiser rijgeschikt geacht vanaf zes maanden na de laatste behandeling. De geschiktheidstermijn is gezien het dynamische karakter van de aandoening maximaal drie jaar volgens de neuroloog. Dit geldt voor zowel rijbewijzen van groep 1 als van groep 2. Verweerder heeft de neuroloog om een nadere toelichting gevraagd over de geschiktheid van eiser in het licht van paragraaf 7.5.1. van de bijlage bij de Regeling. De neuroloog heeft in de brief van 22 mei 2020 het volgende geschreven:

Op patiënt kan paragraaf 7.5.1. dus van toepassing zijn. Gezien zijn huidige goede toestand acht ik hem rijgeschikt 3 maanden na de operatie voor rijbewijs groep 1. Voor patiënt is echter ook rijbewijs groep 2 van toepassing. Als we paragraaf 7.5.1. volgen, zou hij rijgeschikt mogen worden als we de resectie van het hemangioblastoom als curatief zien (ondanks dat het kan recidiveren op andere locatie in het centrale zenuwstelsel, is de opzet van een resectie voor een hemangioblastoom over het algemeen curatief).
Vervolgens heeft verweerder het primaire besluit genomen.
Standpunten van partijen
2.1
Verweerder legt aan het bestreden besluit ten grondslag dat de rijgeschiktheid van eiser getoetst moet worden aan de hand van paragraaf 7.5.1. van de bijlage bij de Regeling. Volgens die paragraaf is eiser alleen geschikt voor rijbewijzen van groep 2 als de behandeling van de aandoening curatief is. Verweerder acht behandeling van de ziekte van eiser niet curatief, omdat het VHL-syndroom chronisch is. De hemangioblastomen worden weliswaar verwijderd, maar de kans dat deze terugkomen op een andere plek is groter dan bij mensen zonder de ziekte. Volgens verweerder moet voor de rijgeschiktheid van eiser niet gekeken worden naar de hemangioblastomen, maar naar de achterliggende aandoening. Het ontstaan van de hemangioblastomen kan de rijvaardigheid beïnvloeden. Het is volgens verweerder dan ook niet veilig om eiser (onbeperkt) rijgeschikt te achten. Het advies van de neuroloog is in strijd met paragraaf 7.5.1. van de bijlage bij de Regeling zodat verweerder dat advies niet mag volgen.
2.2
Eiser voert aan dat verweerder hem ten onrechte ongeschikt heeft geacht voor rijbewijzen van groep 2 en slechts beperkt geschikt voor rijbewijzen van groep 1. Eiser is sinds 2010 bekend met het VHL-syndroom en telkens rijgeschikt geacht door de neurologen en verweerder. Er is niets in zijn situatie veranderd ten opzichte van de vorige keuringen. De behandelingen die eiser ondergaat, zijn volgens hem wel curatief. De hemangioblastomen worden operatief verwijderd en kunnen daarna niet op dezelfde plaats terugkomen. Ter onderbouwing van zijn standpunt legt eiser een brief over van arts-medisch adviseur Neuhaus. De conclusie van de arts-medisch adviseur is dat de behandeling van eiser curatief is en dat hij geschikt moet worden geacht voor rijbewijzen van groep 2. Eiser kan zijn werk niet doen als hij niet geschikt wordt geacht voor rijbewijzen van groep 2, dus het besluit van verweerder heeft grote gevolgen voor hem.
Beoordeling door de rechtbank
3.1
De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende gemotiveerd tot de conclusie is gekomen dat eiser ongeschikt is voor rijbewijzen van groep 2 en beperkt geschikt is voor rijbewijzen van groep 1. De rechtbank komt als volgt tot dat oordeel.
Is de behandeling van eiser curatief?
3.2
De rechtbank is van oordeel dat verweerder binnen de beoordelings- en beleidsruimte in redelijkheid niet tot de conclusie heeft kunnen komen dat het advies van de neuroloog in strijd is met paragraaf 7.5.1. van de bijlage bij de Regeling en dat de behandeling van eiser niet curatief is. Paragraaf 7.5.1. van de bijlage bij de Regeling is niet van toepassing op het VHL-syndroom. Het artikel ziet op ‘Primaire hersentumoren in strikte zin en metastasen’. Het VHL-syndroom is een genetische afwijking en geen hersentumor of metastase. Daarom kan de toets van paragraaf 7.5.1. van de bijlage bij de Regeling niet toegepast worden op het VHL-syndroom. De hemangioblastomen die eiser kan ontwikkelen (door het VHL-syndroom), vallen wel onder paragraaf 7.5.1. van de bijlage bij de Regeling. Uit de medische beoordeling van de neuroloog, de brief van Neuhaus en de medische rapporten van de keuringen uit 2012 en 2017 blijkt naar het oordeel van de rechtbank overtuigend dat de behandelingen van de hemangioblastomen, ondanks het chronische VHL-syndroom, curatief zijn. De rechtbank begrijpt dat het risico op een nieuw hemangioblastoom groter is bij eiser dan bij anderen en dat verweerder eiser om die reden ook een groter risico voor de verkeersveiligheid vindt. Het risico op een nieuw hemangioblastoom (na curatieve behandeling) is echter geen onderdeel van de toets van paragraaf 7.5.1. van de bijlage bij de Regeling. Om toch rekening te houden met het dynamische karakter van het VHL-syndroom hebben de artsen de rijgeschiktheid van eiser telkens beperkt tot 3 jaren. Eiser wordt bovendien intensief preventief gecontroleerd. Hierdoor zal bij hem een nieuw hemangioblastoom eerder worden opgemerkt dan bij anderen, wat zijn situatie mogelijk juist veiliger maakt.
Conclusie
3.3
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder op grond van de in het bestreden besluit gegeven motivering in redelijkheid niet tot het oordeel heeft kunnen komen dat eiser ongeschikt moet worden geacht voor rijbewijzen van groep 2. Omdat de beperkte geschiktheid voor rijbewijzen van groep 1 het directe gevolg is van de gestelde ongeschiktheid voor rijbewijzen van groep 2, heeft verweerder in redelijkheid ook niet tot het oordeel kunnen komen dat eiser slechts beperkt geschikt is voor rijbewijzen van groep 1.
4. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit.
5. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Ook een bestuurlijke lus is naar het zich laat aanzien geen doelmatige oplossing. Verweerder dient een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
6. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
7. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.068,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 534,00 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 178,00 aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.068,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Scheeper, rechter, in aanwezigheid van mr. P.J.H. Bijleveld, griffier, op
De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende donderdag na deze datum.
griffier de rechter is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Bijlage: juridisch kader

Wegenverkeerswet

Artikel 111
Een rijbewijs wordt op aanvraag en tegen betaling van het daarvoor vastgestelde tarief, slechts afgegeven aan degene die:
[…]
blijkens een overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde regels door of vanwege de overheid ingesteld onderzoek dan wel blijkens een eerder aan hem afgegeven rijbewijs of een hem door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland afgegeven rijbewijs dat voldoet aan de bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde eisen, beschikt over een voldoende mate van rijvaardigheid en geschiktheid, dan wel, indien de aanvraag betrekking heeft op afgifte van een rijbewijs dat geldig is voor het besturen van bromfietsen, over een voldoende mate van rijvaardigheid.
[…]
4. Bij ministeriële regeling worden nadere regels vastgesteld ter uitvoering van het eerste lid, onderdeel b.

Reglement Rijbewijzen

Artikel 103
Indien de aanvrager naar het oordeel van het CBR voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen ten aanzien van de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen van de rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën waarop de aanvraag betrekking heeft, registreert het in het rijbewijzenregister ten behoeve van de aanvrager voor die categorie of categorieën een verklaring van geschiktheid. Deze registratie vindt plaats zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken na ontvangst van:
de bevindingen van de arts of artsen of deskundige of deskundigen, of
b. de eigen verklaring, indien geen vordering als bedoeld in
artikel 101, eerste lid, is gedaan.
[…]
3. Indien naar het oordeel van het CBR redelijke grond bestaat voor de verwachting dat de aanvrager slechts aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid voldoet voor een daarbij te bepalen termijn die korter is dan de in de
artikelen 25a, eerste of tweede lid, of
25bvoorziene geldigheidsduur, registreert het CBR die termijn in het rijbewijzenregister binnen de in het eerste lid aangegeven termijn.
[…]
7. Indien de aanvrager naar het oordeel van het CBR aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen slechts voldoet indien hij het door hem te besturen motorrijtuig gebruikt voor privédoeleinden, registreert het CBR binnen de in het eerste lid aangegeven termijn die beperking in het rijbewijzenregister door middel van een bij ministeriële regeling vastgestelde codering.
[…]

Regeling eisen geschiktheid 2000

Artikel 2
De eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen worden vastgesteld overeenkomstig de bij deze regeling behorende bijlage.
Bijlage
7.5.
Intracraniële tumoren
Met intracraniële tumoren worden alle tumoren bedoeld die binnen de schedel liggen, zowel goedaardig als kwaadaardig. Het betreft binnen de hersenen gelegen tumoren (hersentumoren in strikte zin), tumoren die buiten de hersenen zijn gelegen en metastasen in hersenen of hersenvliezen. Maar niet intracerebrale cysten, die doorgaans geen effect op de rijgeschiktheid hebben.
Specifieke eisen zijn er voor intracraniële tumoren die bij toeval zijn ontdekt en geen behandeling behoeven, zie hiervoor paragraaf 7.5.4.
Bij de beoordeling van de geschiktheid zijn van belang (zie de eisen in hoofdstuk 3 en de paragrafen 7.2, 7.7, 8.6):
– de eventuele aanwezigheid van met de geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen interfererende lichamelijke of geestelijke functiestoornissen;
– of de tumor curatief is behandeld;
– of de tumor dermate stabiel is dat periodieke specialistische controle niet meer nodig is;
– de (kans op) eventuele epileptische aanvallen.
Aan beroepsmatig gebruik van een rijbewijs van groep 1 door personen met een intracraniële tumor moeten strenge eisen worden gesteld. Personen die voldoen aan de hieronder gestelde eisen van groep 1, maar niet tevens voldoen aan de hieronder gestelde eisen van groep 2, kunnen in beginsel alleen geschikt worden verklaard als de rijbevoegdheid wordt beperkt tot privégebruik.
Op verzoek kunnen personen met een intracraniële tumor geschikt worden verklaard voor beroepsmatig gebruik voor maximaal vier uren per dag, uitgezonderd beroepsmatig personenvervoer of het onder toezicht doen besturen van derden. Voorwaarde is een verklaring van de werkgever, volgens een door het CBR vastgesteld model.
7.5.1.
Primaire hersentumoren in strikte zin en metastasen
Het betreft hier primaire hersentumoren en metastasen van elders gelegen tumoren waar de behandeling zelden curatief is (behalve bij pilocytair astrocytoom, craniopharyngeoom, pinealoom), maar waar wel langdurig een stabiele situatie kan bestaan.
Voor de beoordeling van de geschiktheid is een specialistisch rapport vereist, opgesteld door een neuroloog of neurochirurg.
a. groep 1: Als gedurende drie maanden een stabiel klinisch beeld is ontstaan kunnen personen met een hersentumor in strikte zin of met hersenmetastasen geschikt worden verklaard voor rijbewijzen van groep 1 voor een termijn van maximaal drie jaar.
Personen bij wie de behandeling curatief is of bij wie vanwege de stabiele situatie geregelde specialistische controle niet meer nodig is, kunnen op basis van het rapport van de neuroloog of neurochirurg geschikt worden verklaard zonder termijnbeperking.
Bij een vermoeden van met de geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen interfererende lichamelijke of geestelijke functiestoornissen, is voor de beoordeling van de geschiktheid een rijtest vereist met een deskundige op het gebied van de praktische geschiktheid van het CBR. Het CBR heeft voor de rijtest een uitvoerig protocol.
groep 2: Personen met een hersentumor in strikte zin of met hersenmetastasen zijn ongeschikt voor rijbewijzen van groep 2.
Een uitzondering hierop vormen personen bij wie de behandeling curatief is of bij wie vanwege de stabiele situatie geregelde specialistische controle niet meer nodig is. Bij afwezigheid van met de geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen interfererende lichamelijke of geestelijke functiestoornissen kunnen zij, op basis van het rapport van de neuroloog of neurochirurg geschikt worden verklaard zonder termijnbeperking.