In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 21 mei 2021 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, die bezwaar had gemaakt tegen de sluiting van haar woning door de burgemeester van Almelo. De burgemeester had op 1 april 2021 besloten om de woning voor vier maanden te sluiten, omdat er drugs in de woning waren aangetroffen en verzoeksters echtgenoot was aangehouden voor drugshandel. Verzoekster, die zwanger is, voerde aan dat de sluiting onevenredig was en dat zij niet op de hoogte was van de drugshandel van haar echtgenoot. De voorzieningenrechter oordeelde dat de sluiting niet in strijd was met het Damoclesbeleid 2019 en dat de tijdelijke sluiting van vier maanden niet onevenredig was in verhouding tot de doelen van het beleid. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat de verwachting was dat het bestreden besluit in bezwaar stand zou houden. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoekster, ondanks haar bijzondere omstandigheden, de sluiting kon afwachten zonder onevenredig nadeel te lijden. De voorzieningenrechter benadrukte dat verzoekster de mogelijkheid had om een verzoek in te dienen om de sluiting op te heffen indien haar situatie zou veranderen. De uitspraak werd gedaan door mr. E. Hoekstra, in aanwezigheid van griffier R.K. Witteveen.