ECLI:NL:RBOVE:2021:1970

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 mei 2021
Publicatiedatum
18 mei 2021
Zaaknummer
08/027758-21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag na steekincident in Zwartsluis

Op 18 mei 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 53-jarige man, die op 28 januari 2021 in Zwartsluis een poging tot doodslag heeft gepleegd. De verdachte stak het slachtoffer meermalen met een mes in vitale delen van het lichaam, wat leidde tot ernstige verwondingen. De rechtbank heeft het onderzoek op de openbare terechtzitting van 4 mei 2021 gevolgd, waarbij de officier van justitie, mr. N. Gerlsma, de verdachte heeft aangeklaagd. De tenlastelegging omvatte zowel poging tot doodslag als zware mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen.

De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte, het slachtoffer en de vriendin van de verdachte in overweging genomen. De verdachte ontkende zich te herinneren wat er die avond was gebeurd, terwijl het slachtoffer verklaarde dat hij door de verdachte was gestoken. De politie vond het slachtoffer met een steekwond en een mes in de buurt. DNA-onderzoek bevestigde dat het mes van de verdachte was. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk handelde en zich blootstelde aan de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zou overlijden. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan poging tot doodslag en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/027758-21 (P)
Datum vonnis: 18 mei 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1968 te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans verblijvende in de P.I. Almelo te Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 4 mei 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. N. Gerlsma en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. R.W. van Faassen, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich op 28 januari 2021 schuldig heeft gemaakt aan (primair) een poging tot doodslag, dan wel (subsidiair) zware mishandeling.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 28 januari 2021 te Zwartsluis, gemeente Zwartewaterland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, immers heeft hij -verdachte- die [slachtoffer] : -meermalen, althans eenmaal, met een (groot) mes, althans een daarop gelijkend scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerp, in de linker (onder)zijde van de buik en/of in de buik (nabij de navel) en/of in de linker- en/of rechterlies(streek), in ieder geval in het (onder)lichaam, gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 januari 2021 te Zwartsluis, gemeente Zwartewaterland aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een (diepe) steekwond in de buik (nabij de navel en/of een steekwond in de linker (onder)zijde van de buik en/of een steekwond in de linker- en/of rechterliesstreek, heeft toegebracht, immers heeft hij -verdachte- die [slachtoffer] : -meermalen, althans eenmaal, met een (groot) mes, althans een daarop gelijkend scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerp, in de linker (onder)zijde van de buik en/of in de buik (nabij de navel) en/of in de linker- en/of rechterlies(streek), in ieder geval in het (onder)lichaam, gestoken en/of gesneden;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair en het subsidiair ten laste gelegde. Er kan volgens de raadsman niet vastgesteld worden wat er zich op de avond van 28 januari 2021 in de woning heeft afgespeeld en hoe het slachtoffer daarbij aan zijn verwondingen is gekomen. Er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte het slachtoffer gestoken zou hebben.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Op donderdag 28 januari 2021 kreeg de politie een melding dat er ruzie was in een woning aan het [adres] te Zwartsluis. Ter plaatse bleken er drie personen in de woning aanwezig te zijn, te weten verdachte, de vriendin van verdachte ( [vriendin verdachte] ) en het latere slachtoffer ( [slachtoffer] ). Verdachte en zijn vriendin hadden ruzie met elkaar gehad, waarop het latere slachtoffer de politie heeft gebeld. De politie constateerde dat alle drie de personen roken naar inwendig alcoholgebruik. Verdachte heeft de woning vervolgens verlaten. Op dat moment zag de woning er netjes uit. [2]
Later op de avond kreeg de politie wederom een melding om zich naar de [adres] te begeven. Ter hoogte van [adres] zou er een man op straat liggen. Bij de man zou ook een mes liggen. Ter plaatse gekomen troffen de verbalisanten een gewonde man aan en zagen zij een snee in de onderbuik van de man. Ook werd er op een meter afstand van de man een keukenmes aangetroffen. Verbalisant [verbalisant] herkende de man van de melding die eerder die avond aangaande de ruzie in de woning aan het [adres] . Het betrof de persoon die de melding van de ruzie had gedaan. [3]
Na deze constatering is verbalisant [verbalisant] naar de woning aan het [adres] gegaan. In de woning zag de verbalisant dat er een kledingrek op de grond lag en dat een stoel was omgegooid. Dit wekte de indruk dat er een worsteling had plaatsgevonden. In de woning trof de verbalisant verdachte. Verdachte had een mes in zijn linkerhand en deze hand zat volledig onder het bloed
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niet meer weet wat er die avond gebeurd is. Hij herinnert zich nog wel dat hij en het slachtoffer ruzie hadden. [4] Het slachtoffer heeft verklaard dat hij door verdachte in de woonkamer van de woning aan het [adres] meerdere malen met een mes gestoken is. Hier was verder niemand anders bij aanwezig. Het slachtoffer heeft zich nog proberen te verweren met een stoel, maar die is toen uit zijn handen gevallen. Vervolgens is het slachtoffer, met het mes nog in zijn lichaam, de straat op gevlucht. Aldaar heeft hij het mes uit zijn lichaam getrokken en is de politie gekomen. [5] De vriendin van verdachte heeft - nadat de politie haar confronteerde met de verklaring van het slachtoffer – verklaard dat ze denkt dat de verklaring van het slachtoffer klopt. [6]
Uit de letselrapportage volgt dat het slachtoffer een aantal letsels had, ontstaan door stekend geweld door een scherprandig of puntig voorwerp. Het letsel bevond zich midden op de buik, links op de overgang van onderbuik naar schaamstreek, vlak boven de linker heup en op het rechter bovenbeen. De dunne darm is daarbij meerdere keren geperforeerd, waardoor een deel van de darm operatief verwijderd moest worden. Het slachtoffer is door bloedverlies in een hypovolemische shock geraakt. Zonder medisch ingrijpen was het slachtoffer komen te overlijden. [7]
Het aangetroffen mes bij het slachtoffer op straat is ter plaatse veiliggesteld en inbeslaggenomen. Dit mes is onderzocht op DNA sporen. Op het mes bevond zich een grote hoeveelheid DNA van verdachte. [8]
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte degene is geweest die meermalen in de buik van het slachtoffer gestoken heeft.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad om het slachtoffer van het leven te beroven of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien de verdachte zich willens en
wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. De
beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in
het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis
toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht.
Daarbij kunnen sommige handelingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer op een
bepaald gevolg zijn gericht dat het niet anders kan zijn, dan dat willens en wetens de aanmerkelijke kans is aanvaard dat de ander door het handelen zou komen te overlijden.
De rechtbank is van oordeel dat in de concrete omstandigheden van dit geval het meermalen steken met een mes in de buik van het slachtoffer kan worden aanmerkt als een poging tot doodslag. De rechtbank overweegt dat het een algemene ervaringsregel is dat de buik een kwetsbaar deel van het lichaam is, waar zich vitale organen bevinden. Het is tevens een feit van algemene bekendheid dat het meermalen steken met een mes in de buik en lies levensbedreigende gevolgen kan hebben. Door zo te handelen heeft verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zou kunnen komen te overlijden en heeft hij die kans blijkens de wijze van handelen ook welbewust aanvaard en op de koop toe genomen. Het handelen van verdachte wordt qua uiterlijke verschijningsvorm ook geacht daarop gericht te zijn geweest. Dat het slachtoffer niet op dodelijke wijze is getroffen door het door verdachte gehanteerde mes is een omstandigheid die niet aan de verdachte te danken is.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde feit.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 28 januari 2021 te Zwartsluis, gemeente Zwartewaterland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, immers heeft hij -verdachte- die [slachtoffer] : -meermalen, met een (groot) mes, in de linker (onder)zijde van de buik en in de buik (nabij de navel) en in de rechterlies(streek), gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikelen 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
primair
het misdrijf:
poging tot doodslag.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om de gevangenisstraf, zoals gevorderd door de officier van justitie, te matigen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich op 28 januari 2021 schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Verdachte heeft het slachtoffer meermalen met een mes gestoken in vitale delen van het lichaam, waardoor het slachtoffer ernstig letsel heeft opgelopen. Door het toegepaste geweld is een forse inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en verdachte heeft met zijn daad geen respect getoond voor het leven van het slachtoffer. Het toegepaste geweld was zodanig dat het slachtoffer zonder medisch ingrijpen had kunnen overlijden. Daarnaast heeft dit misdrijf plaatsgevonden in een woonwijk.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met straffen die gewoonlijk voor een poging tot doodslag worden opgelegd. Een poging tot doodslag met een mes is een zeer ernstig delict, waarbij het uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het Uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte, gedateerd op 31 maart 2021, waaruit blijkt dat hij niet eerder voor vergelijkbare feiten is veroordeeld.
Alles afwegende acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair:het misdrijf:
poging tot doodslag;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
48 (achtenveertig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
verzekering den voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de
gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A.. Peterzon, voorzitter, mr. A. van Holten en mr. J. Faber, rechters, in tegenwoordigheid van mr. O.R.R. Hetterscheidt, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 18 mei 2021.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Politie Eenheid Oost-Nederland, District IJsselland, Basisteam IJsseland-Zuid, met nummer PL0600-2021044277. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Proces-verbaal van bevindingen van 29 januari 2021, dossier PL0600-2021044277, pag. 13.
3.Proces-verbaal van bevindingen van 29 januari 2021, dossier PL0600-2021044277, pag. 14.
4.Verklaring van verdachte [verdachte] ter terechtzitting d.d. 4 mei 2021.
5.Proces-verbaal van aangifte slachtoffer [slachtoffer] van 29 januari 2021, voorgeleidingsdossier PL0600-2021044277, pag. 29-31.
6.Proces-verbaal van verhoor [vriendin verdachte] van 1 februari 2021, dossier PL0600-2021044277, pag. 3.
7.Forensisch medische letselrapportage van 19 april 2021, opgemaakt door forensisch arts T. Gelderman.
8.Rapportage DNA-onderzoek naar aanleiding van een steekincident in Zwartsluis op 28 januari 2021, dossier PL0600-2021044277, pag. 3.