Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.[A] ,
[B],
LANDBOUWBEDRIJF [C],
1.De procedure
- het (tussen)vonnis van 11 november 2020, waarbij een mondelinge behandeling is bevolen
- de akte van depot van [X]
- het faxbericht van [A] c.s. van 3 maart 2021 met bijlage
- het proces-verbaal van comparitie van 4 maart 2021.
2.De verdere beoordeling in conventie en in reconventie
programmeer-kast) meerwerk is.
dat er nog niets definitief geplaatst wordt tot ik er weer ben” (zie productie 22 en 23 van [X] ).
Opleverdatum heb ik bij achter gezet in onderling overleg, gezien de tijd die de kastbouwer nog nodig heeft.” Dit ziet op de plc-kast, waarover hierna meer. Bovendien heeft [A] c.s. na de levering van onderdelen op of omstreeks 11 november 2019 ook de tweede factuur van [X] 'gewoon' betaald, terwijl de beweerdelijke uiterste opleverdatum toen al meer dan een maand was verstreken.
Wij willen alles verwerkt hebben in 1 besturingskast/plc, dus 1 kabel vanaf de verdeler naar 1 kast’ (Bijlage 3 bij pleitnota mr. Van Zutphen). Nadat [E] te [plaats] op verzoek van [X] de kosten van de bouw van deze kast had begroot op een richtprijs van € 127.700,00 exclusief btw, heeft [X] aan [E] op 7 augustus 2019 daartoe opdracht verstrekt (zie productie 12 en 17 van [X] ). De plc-kast is vervolgens bij [A] c.s. geleverd en geplaatst. In de ondertekende overeenkomst die gedateerd is op 1 juli 2019 (productie 2 zijdens [X] ) staat als totaalprijs € 669.000,00 vermeld.
Dit alles is voortijdig besproken en overeengekomen alvorens wij de overeenkomst zijn aangegaan. Wij nemen dan ook afstand van de meerkosten welke hier volgens jullie aan verbonden zijn.” (zie productie 9 van [X] ). Ter verdere onderbouwing van zijn standpunt verwijst [A] c.s. naar de schriftelijke verklaring van [D] van 30 juni 2020 (zie productie A bij de conclusie van dupliek in conventie tevens conclusie van repliek in reconventie).
- dagvaarding € 86,80
- griffierecht € 4.131,00
- salaris advocaat