ECLI:NL:RBOVE:2021:1941

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 mei 2021
Publicatiedatum
17 mei 2021
Zaaknummer
84.274226.20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 20-jarige jongen voor het ter beschikking stellen van professioneel vuurwerk zonder vergunning

Op 17 mei 2021 heeft de Rechtbank Overijssel een 20-jarige jongen veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 jaar met een proeftijd van 3 jaar en een taakstraf van 240 uur. De verdachte had op 5 oktober 2020 in Almelo een grote hoeveelheid professioneel vuurwerk, namelijk 300 stuks van het type Cobra 6, ter beschikking gesteld aan een persoon zonder gespecialiseerde kennis. Dit gebeurde in het kader van een pseudokoop, waarbij de politie was ingeschakeld. De verdachte had geen vergunning en beschikte niet over de benodigde kennis om dit vuurwerk te verhandelen. Tijdens de rechtszaak werd de vordering van de officier van justitie besproken, die een gevangenisstraf van 16 maanden had geëist, waarvan 10 maanden voorwaardelijk. De verdediging pleitte voor vrijspraak van het primair ten laste gelegde, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk het vuurwerk ter beschikking had gesteld. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het onderdeel 'opslaan' en 'medeplegen', maar achtte de feiten wel bewezen. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn rol als mantelzorger en zijn plannen voor een nieuwe studie. Uiteindelijk werd besloten tot een voorwaardelijke straf, waarbij de rechtbank de ernst van de feiten en de risico's van het illegaal verhandelen van vuurwerk in overweging nam.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige economische kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 84.274226.20 (P)√
Datum vonnis: 17 mei 2021√
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2000 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 3 mei 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. D. van Ieperen, en van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. T.H. Westerhof-Dijkstra, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair:op 5 oktober 2020 te Almelo, met een of meer anderen, aan iemand die niet over gespecialiseerde kennis beschikte driehonderd stuks professioneel knalvuurwerk (Cobra 6) ter beschikking heeft gesteld
en/of
op dezelfde datum driehonderd stuks professioneel knalvuurwerk (Cobra 6) heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij niet beschikte over gespecialiseerde kennis.
subsidiair:
hij op 5 oktober 2020 te Almelo, met een of meer anderen, driehonderd stuks professioneel knalvuurwerk (Cobra 6 (Trade name)) heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad of aan een ander ter beschikking heeft gesteld.
Voluitluidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
Primair:
hij op of omstreeks 5 oktober 2020 in de gemeente Almelo, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een (of meer) ander(en), althans alleen, opzettelijk, aan een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, te weten pseudokoper ( [pseudokoper] ), professioneel vuurwerk, te weten
- 300, althans één of meerdere stuks, knalvuurwerk (Cobra 6 (Trade name)) (COV PV Pag. 118) ter beschikking heeft gesteld;
en/of
hij op of omstreeks 5 oktober 2020 in de gemeente Almelo, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een (of meer) ander(en), althans alleen, opzettelijk, als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, professioneel vuurwerk, te weten
- 300, althans één of meerdere stuks, knalvuurwerk (Cobra 6 (Trade name)) (COV PV Pag. 118) heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad;
Subsidiair:
hij op of omstreeks 5 oktober 2020 in de gemeente Almelo, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een (of meer) ander(en), althans alleen, opzettelijk, professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten
- 300, althans één of meerdere stuks, knalvuurwerk (Cobra 6 (Trade name)) (COV PV Pag. 118) heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad en/of aan een ander (pseudokoper [pseudokoper] ) ter beschikking heeft gesteld.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Op 26 september 2020 zag de politie in een openbare groep van de app ‘Telegram’ op internet, genaamd ‘Handel Zwolle/Overijssel en vuurwerk Spot (handel)’ een bericht van een aanbieder genaamd ' [naam] ' (username ' [username] '). In het bericht werd professioneel vuurwerk aangeboden, waaronder Cobra’s 6.
Naar aanleiding van dat bericht is in het kader van de opsporing op 28 september 2020 een schriftelijk bevel afgegeven om binnen de periode van 29 september 2020 tot 26 november 2020 met behulp van een pseudokoper professioneel vuurwerk te kopen bij de anonieme aanbieder.
Op 1 oktober 2020 heeft politionele pseudokoper ( [pseudokoper] ) contact gelegd met de aanbieder. Na enkele berichten over en weer - en een afzegging van de kant van de aanbieder - kwam het tot een afspraak voor een levering op 5 oktober 2020 van honderd pakketjes van drie stuks Cobra 6 voor € 900,-- op een locatie ter hoogte van de [locatie 1] .
Op 5 oktober 2020 rond 18:05 uur arriveerde de pseudokoper aldaar. Even later kwamen twee mannen naar de afgesproken plek.
Aansluitend heeft de overdracht van twee dozen professioneel vuurwerk, met driehonderd stuks Cobra’s 6, plaatsgevonden en de betaling ervan. [1]
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft als haar standpunt naar voren gebracht dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen verklaard. Daartoe heeft de officier van justitie betoogd, verkort weergegeven, dat uit de bewijsmiddelen blijkt - en zoals verdachte ook heeft erkend - dat hij op 5 oktober 2020 driehonderd stuks Cobra 6 voorhanden heeft gehad en ter beschikking heeft gesteld.
Van ‘medeplegen’ is geen sprake geweest, aldus de officier van justitie.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde ‘ter beschikking stellen’.
Verdachte was niet de persoon achter de aanbieding van zwaar vuurwerk op Telegram, de anonieme persoon ‘ [naam] ’. Verdachte heeft alleen de dozen met Cobra’s voor een ander vervoerd en deze aan de (pseudo-)koper overhandigd in ruil voor een klein geldbedrag; een dergelijk handelen valt niet onder het begrip ‘ter beschikking stellen’ in de zin van artikel 1.2.2 lid 2 van het Vuurwerkbesluit.
Verdachte dient ook van het tweede onderdeel van het primair ten laste gelegde ‘opslaan’ te worden vrijgesproken. Daartoe is aangevoerd dat verdachte de dozen met vuurwerk niet eerder dan heel kort vóór de overdracht had ontvangen van de aanbieder/ handelaar.
De raadsvrouw heeft verder aangevoerd dat verdachte van ‘medeplegen’ moet worden vrijgesproken.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht op grond van de hierna weergegeven relevante feiten en omstandigheden, zoals opgenomen in wettige bewijsmiddelen [2] , wettig en overtuigend bewezen dat verdachte beide primair tenlastegelegde feiten heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
In het kader van de pseudokoop op 5 oktober 2020 was politionele bijstand ingeschakeld.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft gerelateerd dat hij zich in dat kader zodanig had opgesteld bij de afgesproken locatie dat hij zicht had op het busje van de pseudokoper.
[verbalisant 1] zag op enig moment twee mannen bij dit busje staan. Hij zag één van hen het portier dichtslaan en hij zag de mannen vervolgens weglopen, in de richting van de Goedharthof.
[verbalisant 1] sprak de mannen aan, waarop zij wegrenden. Tijdens de ingezette achtervolging werd [verbalisant 1] bijgestaan door collega’s. Eén van de vluchtende mannen zag kans om te ontkomen; de ander kon ter hoogte van de Troelstralaan worden aangehouden op het moment dat hij met een auto trachtte te ontkomen.
De aangehouden persoon die had getracht te ontkomen bleek te zijn: [medeverdachte] . [3]
Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard, samengevat weergegeven, dat hij op 5 oktober 2020 bij een bekende - van wie hij de naam niet wilde noemen - achterop de scooter was gestapt. Zijn bekende zou hem later afzetten bij zijn vriendin. De bekende moest nog iets doen en reed naar zijn huis. Even later had hij twee dozen bij zich en liep daarmee naar een witte bestelbus. [4] [medeverdachte] heeft op een plattegrondje aangegeven dat een en ander zich afspeelde in de omgeving van de Parallelweg. [5]
Tijdens zijn aanvullende verhoor heeft [medeverdachte] verklaard dat die bekende op enig moment de poort van een schutting opendeed en de tuin inliep. [medeverdachte] kon niet zien of de bekende alleen de tuin in ging, of ook naar een schuur of de woning liep.
Even later liep hij in elk geval met twee dozen richting de Parallelweg, naar een wit busje. [medeverdachte] liep achter hem aan.
Plotseling kwam zijn bekende terugrennen, langs hem heen. [medeverdachte] zag vier personen uit een auto stappen die in zijn richting liepen; [medeverdachte] is toen ook gaan rennen. [6] [medeverdachte] heeft verdachte aan de hand van een foto geïdentificeerd als ‘de bekende’. [7]
De pseudokoper heeft verdachte aan de hand van een foto herkend als de persoon (NN01) bij wie hij de partij Cobra’s 6 had gekocht. [8]
Verdachte heeft tijdens zijn verhoren op 8 en 9 oktober 2020 en ter terechtzitting erkend dat hij op 5 oktober 2020 te Almelo twee dozen met bangers (Cobra 6) heeft overhandigd aan een koper en dat hij daarvoor een bedrag van € 900,-- had gekregen.
Verdachte heeft verder het volgende verklaard, kort weergegeven.
Ongeveer twee weken voorafgaand aan de pseudokoop ontmoette verdachte iemand in Enschede. [9] Deze persoon zei dat verdachte wel wat geld kon verdienen: voor het afleveren van dozen Cobra 6 zou hij honderd euro per doos krijgen. [10] De naam van deze persoon heeft verdachte niet willen prijsgeven.
Verdachte heeft verklaard dat hij nooit zelf vuurwerk heeft aangeboden via social media, maar dat deze persoon de aanbieder was. [11]
Verdachte moest op 5 oktober 2020 een kwartier voor de deal aanwezig zijn. De aanbieder zou in de wijk rondrijden, het vuurwerk aan verdachte overhandigen en kort na de levering door verdachte aan de koper het geld bij verdachte ophalen.
Verdachte trof die dag de aanbieder op de Albershof. Hij zei dat verdachte rond 18.00 uur aan de [locatie 1] moest zijn.
De bus van de aanbieder zat vol met vuurwerk. Verdachte heeft twee dozen met vuurwerk uit die bus gepakt. [12]
[medeverdachte] is via de Goedharthof meegelopen naar de [locatie 1] , maar hij had er verder niets mee te maken, aldus verdachte. [13]
Rond 18.00 uur kwam de koper aanrijden met een busje. Verdachte heeft de dozen met vuurwerk op de stoel van de bijrijder gezet en er is afgerekend. Toen verdachte even later terug liep, de steeg in, zag hij een Volvo stoppen en er stapte een man uit die hen maande te blijven staan.
Verdachte dacht dat het mogelijk om een ripdeal ging en is toen gaan rennen. Tijdens de vlucht verloor hij een deel van het geld, zo heeft verdachte verklaard. [14]
Onderzoek naar het vuurwerk in de twee dozen heeft uitgewezen dat het ging om driehonderd stuks bangers, Cobra 6, aan te merken als professioneel knalvuurwerk van Lijst III (zwaar knalvuurwerk van categorie F4). [15]
De rechtbank is van oordeel dat uit het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, volgt dat verdachte op 5 oktober 2020 aan een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis driehonderd stuks professioneel knalvuurwerk (Cobra 6) ter beschikking heeft gesteld en dat zware vuurwerk - als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis – ook voorhanden heeft gehad.
Ten aanzien van het verweer dat verdachte het vuurwerk niet ter beschikking zou hebben gesteld, overweegt de rechtbank nog in het bijzonder dat uit het voorgaande blijkt dat verdachte het vuurwerk heeft opgehaald, naar de koper heeft gebracht en heeft overgedragen en met de koper heeft afgerekend. Verdachte heeft daarmee dat vuurwerk ‘ter beschikking gesteld’ aan de koper.
Het feit dat op grond van het onderzoek niet buiten redelijke twijfel is komen vast te staan dat verdachte de persoon is geweest achter de aanbieding van professioneel vuurwerk via ‘Telegram’ maakt dit naar oordeel van de rechtbank niet anders.
De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van het onder het tweede onderdeel van het primair ten laste gelegde delictsbestanddeel ‘opslaan’, nu op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld of en zo ja hoe lang de dozen met de Cobra’s 6 in de tuin, schuur of woning van verdachte aanwezig zijn geweest.
De rechtbank zal verdachte verder vrijspreken van het onder primair ten laste gelegde ‘medeplegen’, nu op grond van het dossier niet vaststaat dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en een of meer medeverdachten.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
Primair:
hij op 5 oktober 2020 in de gemeente Almelo, opzettelijk, aan een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, te weten pseudokoper ( [pseudokoper] ), professioneel vuurwerk, te weten
- 300 stuks knalvuurwerk (Cobra 6 (Trade name)) ter beschikking heeft gesteld,
en
hij op 5 oktober 2020 in de gemeente Almelo, opzettelijk, als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, professioneel vuurwerk, te weten
- 300 stuks knalvuurwerk (Cobra 6 (Trade name)) voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 1.2.2 lid 2 en 3 van het Vuurwerkbesluit. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert op:
Primair:
het misdrijf:overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 1.2.2 lid 2 van het Vuurwerkbesluit juncto artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan;
en
het misdrijf:overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 1.2.2 lid 3 van het Vuurwerkbesluit juncto artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de primair ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en dat de inbeslaggenomen telefoon van verdachte en een geldbedrag van € 900,-- zullen worden verbeurdverklaard.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, voor het geval het komt tot strafoplegging, verzocht om toepassing van het jeugdstrafrecht. De raadsvrouw heeft daartoe gewezen op de inhoud van een reclasseringsadvies van 28 april 2021. De reclassering stelt dat verdachte ten tijde van het strafbare handelen de risico’s van zijn handelen onvoldoende heeft kunnen inschatten. Verdachte komt over als gemakkelijk beïnvloedbaar maar hij is ook gevoelig voor ‘justitiële druk’.
Verdachte is mantelzorger voor zijn vader en hij wil graag een nieuwe studie gaan volgen.
De raadsvrouw heeft verzocht om aan verdachte hooguit een taakstraf op te leggen in combinatie met een geheel voorwaardelijk strafdeel, in de vorm van een (voorwaardelijke) taakstraf dan wel voorwaardelijke (jeugd-)detentie.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het ter beschikking stellen en voorhanden hebben van een grote hoeveelheid zwaar professioneel vuurwerk (300 stuks Cobra 6) terwijl hij niet over een vergunning en de benodigde gespecialiseerde kennis beschikte.
Het voorhanden hebben van professioneel vuurwerk is zeer gevaarzettend.
Voor het vervoer en voorhanden hebben van dergelijk vuurwerk gelden niet voor niets zeer strenge regels. Afgezien van het brandgevaar tijdens de opslag brengt de ontbranding van dergelijk zwaar vuurwerk risico’s met zich, voor zowel degene die het vuurwerk tot ontbranding brengt alsook voor eventuele (soms niets vermoedende) omstanders.
Ten aanzien van de risico’s valt te denken aan (mogelijk blijvende) gehoorbeschadiging, oogletsel(s), verminking van ledematen of erger. Verdachte heeft door zijn gedrag er blijk van gegeven onvoldoende acht te slaan op de hiervoor genoemde ernstige (in potentie zelfs levensgevaarlijke) risico’s.
De rechtbank acht het handelen van verdachte dan ook ernstig.
Ten aanzien van de strafoplegging heeft de rechtbank in dit concrete geval het volgende laten meewegen.
De LOVS-oriëntatiepunten bevatten geen aanknopingspunten voor zaken betreffende het illegaal voorhanden hebben en/of ter beschikking stellen van zwaar vuurwerk.
Volgens een in oktober 2020 aangescherpte OM-richtlijn ter zake strafvervolging in vuurwerkzaken is bij een feit als het onderhavige de vordering van een vrijheidsbenemende straf van substantiële duur passend en geboden.
Uit een de verdachte betreffende uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 22 maart 2021 blijkt dat verdachte in het verleden onherroepelijk is veroordeeld ter zake van strafbare feiten (te weten: vermogensdelicten) maar niet ter zake van een soortgelijk feit als het onderhavige.
De reclassering GGZ Tactus Enschede vermeldt in een advies van 28 april 2020 ten aanzien van de persoon van verdachte het volgende.
Verdachte is twintig jaar. Hij woont bij zijn moeder en hij verleent mantelzorg aan zijn vader. Verdachte heeft plannen om een studie detailhandel te gaan volgen. Er is geen sprake van schulden en/of verslavingsproblematiek.
Verdachte handelt impulsief en is gemakkelijk beïnvloedbaar maar hij is omgeven door een steunend, sociaal netwerk en lijkt ontvankelijk voor emotionele en praktische ondersteuning.
De reclassering adviseert - vanuit het ASR wegingskader - om, in geval van strafoplegging, het jeugdstrafrecht toe te passen, omdat verdachte de risico's van zijn handelen onvoldoende lijkt te kunnen overzien en hij pas achteraf lijkt te beseffen dat hij risicovolle keuzes heeft gemaakt. In het verleden heeft verdachte zich goed gehouden aan afspraken met de jeugdreclassering.
Het recidiverisico en het risico op het zich onttrekken aan voorwaarden wordt als laag ingeschat.
De reclassering adviseert om in geval van een veroordeling een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden. Verdachte is in staat een werkstraf uit te voeren.
De rechtbank ziet, anders de reclassering, geen redenen voor toepassing van het jeugdstrafrecht. Verdachte was ten tijde van het plegen van de strafbare feiten – op drie weken na – twintig jaar.
Het is de rechtbank noch op basis van het dossier noch op grond van het verhandelde ter terechtzitting gebleken dat in de persoonlijkheid van de verdachte dan wel de omstandigheden waaronder het feit is begaan gronden zijn gelegen voor toepassing van het jeugdstrafrecht.
In het bijzonder heeft de rechtbank - mede op grond van de verklaringen van verdachte ter zitting - niet de indruk bekomen dat verdachte ten tijde van het begaan van het feit de gevolgen van zijn handelen in meerdere of mindere mate niet heeft kunnen overzien.
Hij heeft bewust, terwijl hij wist dat het strafbaar was, de afweging gemaakt om in ruil voor een vergoeding het vuurwerk in ontvangst te nemen en ter beschikking te stellen, hetgeen getuigt van calculerend handelen.
De rechtbank zal daarom het strafrecht voor meerderjarigen toepassen.
Hoewel de aard en ernst van het bewezenverklaarde naar het oordeel van de rechtbank in beginsel de oplegging van een forse vrijheidsbenemende straf zouden kunnen rechtvaardigen, zal de rechtbank daartoe niet overgaan.
De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor gelijksoortige feiten, dat hij nog relatief jong is en dat hij zijn leven op orde lijkt te hebben. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou dat laatste naar redelijke verwachting ernstig kunnen doorkruisen. Verder heeft de rechtbank acht geslagen op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Het voorgaande in aanmerking genomen en alles afwegende acht de rechtbank in dit geval als sanctie een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één jaar met een proeftijd van drie jaren, in combinatie met een taakstraf van maximale duur passend en geboden.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
Verbeurdverklaring is slechts mogelijk ten aanzien van een voorwerp waarop beslag ex artikel 94 Wetboek van Strafvordering (Sv) rust, dan wel een voorwerp dat door de verdachte kan worden uitgeleverd als er geen beslag op rust (artikel 34 lid 2 Wetboek van Strafrecht (Sr)).
Voor die gevallen waarin dat niet mogelijk is - bijvoorbeeld omdat een voorwerp is vervreemd of omdat geld is uitgegeven - heeft de wetgever de ontnemingsprocedure in het leven geroepen.
In het onderhavige geval volgt uit het dossier noch uit de verklaring van de verdachte dat hij het betreffende geld thans nog (contant of giraal) voorhanden heeft, zodat geen uitlevering ex artikel 34 Sv kan worden gevorderd.
De rechtbank concludeert dan ook dat het geld niet voor verbeurdverklaring vatbaar is.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de aan hem toebehorende op de beslaglijst vermelde telefoon, aangezien deze niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op artikel 9.2.2.1 van de Wet Milieubeheer, de artikelen 1a, 2, 5 en 6 van de Wet op de economische delicten, en de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte de primair tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
primair:
het misdrijf:overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 1.2.2 lid 2 van het Vuurwerkbesluit juncto artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan;
en
het misdrijf:overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 1.2.2 lid 3 van het Vuurwerkbesluit juncto artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezenverklaarde;
Straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) jaar;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdenveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 dagen;
- beveelt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste 60 in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
de inbeslaggenomen voorwerpen
-
gelastde
teruggavevan de inbeslaggenomen
mobiele telefoon(zwart, merk
Samsung) aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Berlo, voorzitter, mr. H. Manuel en mr. R. ter Haar, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J .M. van Westerlaak, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op: 17 mei 2021.
Mr. Van Berlo is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van relaas, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , opgemaakt en gesloten op 8 januari 2021, pag. 6en 7 bovenaan en proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de inzet van een pseudokoper, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , pag. 77 en 78 en proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant/ pseudokoper [pseudokoper] , pag. 79 – 80.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie, Landelijke eenheid Dienst Infrastructuur, Noord Oost Nederland, met nummer PL0600-2020458098. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
3.Het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 1] van 8 oktober 2020., pag. 91 – 92.
4.Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte] van 6 oktober 2020, pag. 141 onderaan en 143 onderaan en pag. 144 bovenaan en halverwege.
5.Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte] van 6 oktober 2020, pag. 144 onderaan en 145.
6.Proces-verbaal van aanvullend verhoor medeverdachte [medeverdachte] van 8 oktober 2020 pag. 151 en 152.
7.Proces-verbaal van aanvullend verhoor medeverdachte [medeverdachte] van 8 oktober 2020 pag. 152 halverwege.
8.Proces-verbaal van bevindingen van 8 oktober 2020, verbalisant [verbalisant 4] , pag. 82 – 83.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte, 8 oktober 2020, pag. 179, derde alinea.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte, 8 oktober 2020, pag. 179, vierde alinea.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte van 8 oktober 2020, pag. 180, derde alinea en proces-verbaal van verhoor verdachte, 9 oktober 2020, pag. 182 onderaan en pag. 183, eerste tot en met negende alinea.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte, 8 oktober 2020, pag. 180, tweede alinea.
13.Proces-verbaal van verhoor verdachte, 8 oktober 2020, pag. 180, eerste alinea.
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte, 9 oktober 2020, pag. 183, onderaan.
15.Proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 6] , en gesloten op 29 oktober 2020, pag. 111 - 114.