In deze zaak gaat het om een executiegeschil dat is ontstaan na de vernietiging van een koopovereenkomst tussen eiser en gedaagde. Eiser had op 1 april 2017 een paard, Heavenly Lady, verkocht aan gedaagde voor € 55.000,00. Na de levering op 2 april 2017 ontdekte gedaagde afwijkend gedrag aan het paard en heeft hij op 3 mei 2017 de koopovereenkomst ontbonden op grond van bedrog of dwaling. De rechtbank en het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden hebben in eerdere uitspraken geoordeeld dat de koopovereenkomst rechtsgeldig is vernietigd en dat eiser de koopprijs en schadevergoeding aan gedaagde moet terugbetalen.
Eiser heeft in kort geding gevorderd om gedaagde te verbieden executoriale maatregelen te treffen en het beslag op zijn bankrekening op te heffen. Eiser stelt dat gedaagde misbruik maakt van zijn bevoegdheid om het arrest van het gerechtshof te executeren, omdat het paard inmiddels is overleden en gedaagde niet kan voldoen aan zijn verplichtingen. Gedaagde heeft de vorderingen van eiser betwist en aangevoerd dat het overlijden van het paard geen nieuw feit is en dat hij aan zijn zorgplicht heeft voldaan.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van eiser moeten worden afgewezen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het belang van gedaagde bij de tenuitvoerlegging van het arrest prevaleert, omdat het gaat om een veroordeling tot betaling van een geldsom. Eiser heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat er sprake is van een restitutierisico. Bovendien heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat eiser de verkeerde partij heeft gedagvaard, aangezien de vordering van gedaagde aan een derde is gecedeerd. Eiser is veroordeeld in de proceskosten.