ECLI:NL:RBOVE:2021:1932

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 mei 2021
Publicatiedatum
12 mei 2021
Zaaknummer
C/08/265363 / FA RK 21-1133
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot machtiging voor verplichte zorg op basis van Wvggz

Op 10 mei 2021 heeft de Rechtbank Overijssel, locatie Almelo, een beschikking gegeven in een zaak betreffende een verzoek tot machtiging voor het verlenen van verplichte zorg op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Het verzoekschrift was ingediend door de officier van justitie en ontving de rechtbank op 28 april 2021. De mondelinge behandeling vond plaats via een videoverbinding, waarbij de betrokkene, haar advocaat, en enkele getuigen aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, maar dat er op dat moment geen ernstig nadeel aanwezig was dat de verlening van een zorgmachtiging rechtvaardigde. De rechtbank oordeelde dat de mogelijke risico's in de toekomst niet voldoende waren om aan de wettelijke criteria voor verplichte zorg te voldoen. De rechtbank heeft het verzoek tot machtiging tot het verlenen van verplichte zorg afgewezen, met de overweging dat er alternatieve maatregelen beschikbaar zijn voor noodsituaties. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door rechter W.M.B. Elferink, met mr. A. Albers als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Familierecht en Jeugdrecht
Locatie: Almelo
Zaak-/rekestnr.: C/08/265363 / FA RK 21-1133
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 10 mei 2021 naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] , [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
verblijvende bij Dimence Stadsklinieken te Almelo,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. C. Verrillo te Denekamp.

1.Procesverloop

1.1
Het verzoekschrift is ingekomen bij de griffie op 28 april 2021.
1.2
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 de medische verklaring d.d. 22 april 2021;
 het zorgplan d.d. 23 april 2021;
 de zorgkaart d.d. 7 april 2021;
 de bevindingen van de geneesheer-directeur d.d. 23 april 2021;
 een uittreksel uit het curatele- en bewindregister;
 de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet bijzondere opnemingen psychiatrische ziekenhuizen (Bopz) en de Wvggz.
1.3
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft via een videoverbinding plaatsgevonden op 10 mei 2021. Gehoord zijn:
  • betrokkene;
  • de advocaat van betrokkene, die fysiek in de accommodatie aanwezig was om betrokkene bij te staan;
  • mevrouw [A] , verpleegkundig specialist;
  • mevrouw [B] , een kennis van betrokkene.
1.4
Ter beperking van het risico op besmetting met het coronavirus heeft de rechtbank degene op wie het verzoek betrekking heeft en de andere betrokkenen op bovengenoemde wijze gehoord.
1.5
De officier van justitie heeft kenbaar gemaakt een nadere toelichting of motivering van het verzoek niet nodig te achten en daarom niet ter mondelinge behandeling te zullen verschijnen.

2.Beoordeling

2.1
Door en namens betrokkene wordt gesteld dat het verzoek moet worden afgewezen omdat geen sprake is van een psychische stoornis en ook geen sprake is van ernstig nadeel. In de medische verklaring wordt gesproken over een voorstadium van een psychose. Dit is volgens betrokkene geen psychische stoornis. Er moet nog verder diagnostisch onderzoek worden gedaan. Voor wat betreft het ernstig nadeel wordt alleen gesproken over dingen die mogelijk kunnen gebeuren in de toekomst. Op dit moment is volgens betrokkene dan ook geen sprake van ernstig nadeel.
2.2
De rechtbank is van oordeel dat wel sprake is van een stoornis in de zin van de wet. Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis in de vorm van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen. In de medische verklaring stelt de onafhankelijk psychiater dat van deze psychische stoornis sprake is. Verder verklaart deze psychiater dat nog niet gesproken kan worden van een psychotisch toestandsbeeld maar dat signalen worden gezien die duiden op een voorstadium van een psychose. Dit uit zich in de manier waarop betrokkene (meer) gefocust is op haar geloof, zij eerder geagiteerd is en zij claimend gedrag laat zien. De verpleegkundig specialist heeft tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat momenteel geen sprake is van een acute psychose omdat de psychische stoornis wordt onderdrukt door het gebruik van medicatie. Zodra de medicatie stopt of vermindert kan de psychose opnieuw opbloeien. Dat sprake is van een voorstadium van een psychose wil volgens haar niet zeggen dat geen sprake is van een psychische stoornis. De rechtbank volgt dit standpunt. Betrokkene heeft onvoldoende aanknopingspunten aangevoerd op grond waarvan aan de diagnose van de psychiater moet worden getwijfeld.
2.3
Betrokkene lijdt weliswaar aan een psychische stoornis, maar er vloeit op dit moment geen ernstig nadeel uit voort. Betrokkene heeft een woon- en verblijfplaats bij de stadskliniek. In de stukken wordt geschreven over mogelijk ernstig nadeel dat in de toekomst zou kunnen ontstaan, maar de rechtbank is van oordeel dat momenteel geen sprake is van een groot risico op ernstig nadeel zoals de wet vereist. Een mogelijk ernstig nadeel zou kunnen zijn dat betrokkene vlucht, maar daar is op dit moment geen sprake van. Enkel het op voorhand verlenen van een zorgmachtiging zodat er toch interventies uitgevoerd kunnen worden om mogelijk toekomstig nadeel te voorkomen is geen gegronde reden om een zorgmachtiging te verlenen. Voor noodsituaties kan gebruik worden gemaakt van het instrument van de crisismaatregel.
2.4
Gelet op het voorgaande is niet voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz zodat het verzoek moet worden afgewezen.

3.Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 mei 2021 door mr. W.M.B. Elferink, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A. Albers als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op diezelfde datum.

Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.