ECLI:NL:RBOVE:2021:1924

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 mei 2021
Publicatiedatum
12 mei 2021
Zaaknummer
08.202241.19 en 08.026471.20 (ter terechtzitting gevoegd) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in vervolging wegens geestelijke ongeschiktheid

Op 12 mei 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 76-jarige man uit Dalfsen, die niet meer vervolgd wordt voor het stalken van een vrouw uit Almelo. De rechtbank oordeelde dat de man, door zijn dementie en andere geestelijke stoornissen zoals schizofrenie, niet in staat is om zijn strafzaak te begrijpen. Dit zou een schending van zijn recht op een eerlijk proces betekenen, zoals vastgelegd in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM). De officier van justitie had daarom verzocht om niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging.

Tijdens de zitting op 29 april 2021 werd duidelijk dat de gezondheidstoestand van de verdachte ernstig was verslechterd. Rapportages van een psychiater en psycholoog bevestigden dat de verdachte lijdt aan een combinatie van ernstige cognitieve problemen en een waanstoornis, en dat hij niet in staat is om de gevolgen van het strafproces te begrijpen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte door zijn geestelijke toestand niet effectief kan deelnemen aan het proces, en dat er geen uitzicht is op herstel.

De rechtbank heeft daarom geoordeeld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van de verdachte. Dit vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar gemaakt op 12 mei 2021.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.202241.19 en 08.026471.20 (ter terechtzitting gevoegd) (P)
Datum vonnis: 12 mei 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1945 in [geboorteplaats 1] ,
nu verblijvende in het [verzorgingshuis]
.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 29 april 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van wat door de officier van justitie mr. N. Gerlsma en de raadsman, mr. T. Seker, advocaat in Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
- in de zaak met parketnummer 08.202241.19:
in de periode van 28 oktober 2014 tot en met 27 december 2018 [slachtoffer] heeft gestalkt;
- in de zaak met parketnummer 08.026471.20:
in de periode van 25 december 2019 tot en met 23 januari 2020, zich meermalen niet heeft gehouden aan een gedragsaanwijzing die de officier van justitie hem heeft gegeven.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte
- in de zaak met parketnummer 08.202241.19 dat:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks periode van 28 oktober 2014 tot en met
27 december 2018 te Almelo en/of Dalfsen, in elk geval in Nederland,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] , in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer] , in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte,
- die voornoemde [slachtoffer] (telkens) veelvuldig (aangetekende) brieven (met
hinderlijke en/of beledigende) teksten gestuurd en/of
- naar voornoemde [slachtoffer] (telkens) een of meerdere bloem(en) en/of
pakket(en) en/of poststuk(ken) gestuurd en/of
- zich (telkens) opgehouden bij en/of in de nabijheid van de woning van die
voornoemde [slachtoffer] en/of (vervolgens) bij de woning van die voornoemde
en/of diens buren aangebeld, althans aan de deur van de woning
van die voornoemde [slachtoffer] en/of diens buren, gestaan,
- in de zaak met parketnummer 08.026471.20 dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 december 2019 tot en met
23 januari 2020 te Almelo
telkens opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 5 december 2019 gegeven door de officier van justitie te Oost-Nederland - kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte,
- niet in een straal van één (1) kilometer niet in het gebied van de woning aan de [adres] te Almelo zal ophouden en dat hij diewoning (dus ook) niet zal betreden
- zich te onthouden van elk direct persoonlijk contact en indirect (middels/via anderen) contact en middels/via telefoon, internet, enige andere communicatiemiddelen en schriftelijke middelen met de volgende perso(o)n(en):
[slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1958 te [geboorteplaats 2] en wonende te Almelo, [adres] , en familie van voornoemde [slachtoffer] , door zich op:
- 25 december 2019 op of omstreeks 11.15 uur en/of
- 29 december 2019 op of omstreeks 11.45 uur en/of
- 7 januari 2020 op of omstreeks 11.45 uur en/of
- 16 januari 2020 op of omstreeks 17.20 uur en/of
- 23 januari 2020 op of omstreeks 13.15 uur
op een openbare weg of plaats gelegen in voornoemd gebied te bevinden, te weten de [adres] .

3.De voorvragen

3.1
Inleiding
Voordat de rechtbank kan oordelen over de vraag of de ten laste gelegde feiten bewezen zijn, moet de rechtbank eerst beoordelen of de dagvaarding geldig is, deze rechtbank bevoegd is, de officier van justitie ontvankelijk is en of er redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
De rechtbank stelt vast dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak.
3.2
De ontvankelijkheid van de officier van justitie
3.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat uit de stukken blijkt dat verdachte lijdt aan een progressieve geriatrische aandoening en dat hij niet in staat is om het strafproces te volgen of de gevolgen van het strafproces te doorzien. Omdat er geen uitzicht is op herstel zal dit in de toekomst niet anders worden. Uit de meest recente informatie van de maatschappelijk werkster van het verpleeghuis waar verdachte nu verblijft, is gebleken dat de situatie van verdachte de afgelopen maanden sterk is verslechterd, zowel fysiek, mentaal als cognitief. Daarom kan bij voortzetting van de vervolging het recht op een eerlijk proces (in de zin van artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM)) niet worden gewaarborgd. De officier van justitie vordert daarom niet-ontvankelijk verklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging.
3.2.2
Het standpunt van de raadsman
De raadsman sluit zich aan bij de vordering van de officier van justitie tot niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie. Verdachte lijdt aan schizofrenie en aan een progressieve geriatrische aandoening, waardoor hij geestelijk niet bij machte is om de tegen hem aanhangig gemaakte strafvervolging te begrijpen. Verdachte verblijft momenteel op een gesloten geriatrische afdeling op grond van artikel 21 van de Wet zorg en dwang en het staat vast dat er geen uitzicht is op herstel.
3.2.3
Het oordeel van de rechtbank
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is, of de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging, gelet op de gezondheidstoestand van verdachte en zijn uit artikel 6 EVRM voortvloeiend recht op een eerlijk proces.
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en de behandeling op de terechtzitting het volgende vast.
Verdachte heeft beperkt meegewerkt aan een dubbelrapportage door een psychiater en psycholoog. Desondanks heeft psychiater A. Gosker voldoende informatie verkregen om in het rapport van 20 april 2020 de diagnose schizofrenie te stellen, met daarbij de verdenking op een neurocognitieve stoornis.
Psycholoog D.R. van der Velden rapporteert op 16 april 2020 dat verdachte lijdt aan een combinatie van forse cognitieve problemen en een waanstoornis. De cognitieve problemen worden gekenmerkt door ernstige desoriëntatie, stoornissen in geheugen, aandacht en functioneren, in (inhoud van) denken en waarneming, een ernstig gebrek aan realiteitstoetsing en decorumverlies. De waanstoornis uit zich in gedachten en overtuigingen die niet overeenkomen met de werkelijkheid.
Een jaar later, op 18 maart 2021, rapporteert het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering dat verdachte in november 2020 met een rechtelijke machtiging is opgenomen in een verpleeghuis, op een gesloten psychogeriatrische afdeling. Daar is vastgesteld dat er, naast de al eerder vastgestelde stoornissen, ook sprake is van dementie.
De diagnose dementie blijkt ook uit een medisch inlichtingenformulier ten behoeve van de aanvraag langdurige intramurale zorg van Zonnehuisgroep, opgemaakt door R.W. Broekhuijsen, (AIOS ouderen geneeskunde) arts, op 17 februari 2021.
Gelet op de inhoud van de hiervoor genoemde rapporten en op wat er ter terechtzitting is besproken, stelt de rechtbank vast dat verdachte lijdt aan een zodanige ziekelijke stoornis van de geestvermogens dat hij niet in staat is om het strafproces te begrijpen. Hij is evenmin in staat de eventuele gevolgen van dit proces te overzien.
De kans op herstel is nihil. Dementie is een progressieve ongeneeslijke aandoening van de hersenen. Bij verdachte is de situatie in korte tijd ook nog eens sterk verslechterd. Dit volgt uit het reclasseringsrapport en de informatie die door de officier van justitie is verstrekt.
Verdachte is door dit alles, nu en in de toekomst, niet in staat op enigerlei wijze effectief deel te nemen aan zijn strafzaak. Voortzetting van zijn vervolging door de officier van justitie zou een inbreuk maken op het recht van verdachte op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 EVRM.
De rechtbank is daarom van oordeel dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van verdachte.

4.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. A.M.G. Ellenbroek en
mr. P.A.M. Miltenburg, rechters, in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2021.