ECLI:NL:RBOVE:2021:1890

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 mei 2021
Publicatiedatum
10 mei 2021
Zaaknummer
08/994571-19, 08/994592-19, 08/994512-20 (FP) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dierenverwaarlozing door veehouder met ernstige tekortkomingen in verzorging van schapen

Op 12 mei 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 58-jarige veehouder, die werd beschuldigd van dierenverwaarlozing. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, als houder van 133 schapen en 18 geiten, opzettelijk geen zorg heeft gedragen voor de dieren. Tijdens inspecties door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) in augustus 2019, december 2019 en januari 2020 werden ernstige tekortkomingen geconstateerd in de verzorging van de dieren. De schapen waren mager tot extreem mager, hadden onverzorgde klauwen en kregen geen toereikend voedsel of water. Bovendien werden enkele schapen geëuthanaseerd vanwege hun slechte conditie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte herhaaldelijk in gebreke was gebleven en dat zijn handelen had geleid tot onnodig lijden van de dieren. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 180 uur, waarvan 60 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Tevens kreeg hij een verbod opgelegd om gedurende de proeftijd landbouwdieren te houden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige economische kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 08/994571-19, 08/994592-19, 08/994512-20 (FP) (P)
Datum vonnis: 12 mei 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1963 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 30 januari 2020, 29 juni 2020 en 29 april 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L. van Kooten en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. J.H. Rump, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Voor de leesbaarheid van dit vonnis nummert de rechtbank de feiten van parketnummer 08/994571-19 als feit 1, 2, 3 en 4, de feiten van parketnummer 08/994592-19 als feit 5, 6, 7, 8 en 9 en de feiten van parketnummer 08-994512-20 als feit 10, 11 en 12.
De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 12 augustus 2019 al dan niet opzettelijk 100 schapen en/of geiten geen toereikend gezond en geschikt voer heeft toegediend;
feit 2:op 12 augustus 2019 al dan niet opzettelijk 3 schapen heeft onthouden van de toegang tot een toereikende hoeveelheid drinkwater van voldoende kwaliteit en een droge en schone ligplaats;
feit 3:op 12 augustus 2019 en/of 14 augustus 2019 schapen en/of geiten de nodige verzorging heeft onthouden;
feit 4:op 12 augustus 2019 en/of 14 augustus 2019 al dan niet opzettelijk 10 schapen en/of geiten heeft gehouden, terwijl deze niet (volgens de regeling) waren geoormerkt;
feit 5:op 4 december 2019 al dan niet opzettelijk 37 schapen en/of geiten geen toereikend gezond en geschikt voer heeft toegediend;
feit 6:op 4 december 2019 al dan niet opzettelijk een ziek of gewond lijkend schaap niet onmiddellijk op passende wijze heeft verzorgd;
feit 7:op 4 december 2019 al dan niet opzettelijk de dood van 3 schapen niet tijdig heeft gemeld;
feit 8:op 4 december 2019 niet tijdig bij Rendac aangifte heeft gedaan van het feit dat hij
kadavers van schapen had;
feit 9:op 4 december 2019 schapen de nodige verzorging heeft onthouden;
feit 10:in de periode van 24 januari 2020 tot en met 29 januari 2020 al dan niet opzettelijk 68 schapen en/of geiten en 9 lammeren geen toereikend gezond en geschikt voer heeft toegediend;
feit 11:in de periode van 28 januari 2020 tot en met 29 januari 2020 een drachtig schaap de nodige verzorging heeft onthouden;
feit 12:in de periode van 24 januari 2020 tot en met 29 januari 2020 al dan niet opzettelijk 54 schapen en/of geiten en 9 lammeren onvoldoende/geen bescherming heeft geboden tegen slechte weersomstandigheden en gezondheidsrisico’s.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 12 augustus 2019 te Dedemsvaart in de gemeente Hardenberg, als houder van 133 schapen en/of 18 geiten, althans één of meer scha(a)p(en) en/of geit(en),
al dan niet opzettelijk, er geen zorg voor heeft gedragen dat:
100 schapen en/of geiten (aan het [adres 2] , zie p. 9 proces-verbaal), althans één of meer scha(a)p(en) en/of geit(en), een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer kregen/kreeg toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van het dier, immers:
i werd(en) voornoemd(e) dier(en) gehouden op een stuk natuurland dat totaal verdord en/of verdroogd en/of verkleurd was, en/of
i was er geen bijvoer aanwezig voor voornoemd(e) dier(en), en/of
i waren voornoemd(e) dier(en) mager tot extreem mager, en/of
i waren de ruggengraat, doornuitsteeksel van de ruggenwervels en de ribben van de dieren duidelijk voelbaar,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een
bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren
aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
2
hij op of omstreeks 12 augustus 2019 te [gemeente Hardenberg] in de gemeente Hardenberg, als houder van 3 schapen, althans één of meer scha(a)p(en), al dan niet opzettelijk, er geen zorg voor heeft gedragen dat 3 schapen (in een stal aan de [adres 1] , zie p. 10-11 proces-verbaal), althans één of meer scha(a)p(en):
i toegang had(den) tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit of op een andere wijze aan hun behoefte aan water konden voldoen, immers zat er geen water in de drinkemmer en/of kon(den) die/dat scha(a)p(en) op geen enkele andere wijze drinkwater tot zich nemen, en/of
i over een toereikende behuizing beschikten onder voldoende hygiënische omstandigheden, aangezien die/dat scha(a)p(en) niet de beschikking hadden over een droge en schone ligplaats,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een
bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren
aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
3
hij op of omstreeks 12 augustus 2019 en/of 14 augustus 2019 te Dedemsvaart in de gemeente Hardenberg, als houder van 133 schapen en/of 18 geiten, althans één of meer scha(a)p(en)
en/of geit(en), de nodige verzorging heeft onthouden aan:
i 100 schapen en/of geiten (aan het [adres 2] , zie p. 9 proces-verbaal), althans één of meer scha(a)p(en) en/of geit(en), immers hadden één of meer voornoemd(e) dier(en) onverzorgde klauwen en/of te lange klauwen en/of vergroeide klauwen, en/of
i een schaap (met nummer NL 1000366 74062, welke op 14 augustus 2019 ter plaatse is geëuthanaseerd) (aan het [adres 2] , zie p. 14 proces-verbaal), immers was dit schaap extreem mager en/of waren aan weerszijden van de kop de kiezen in de wang gegroeid waardoor het schaap niet meer kon eten, en/of
i een schaap (met nummer NL 1099793 90084, welke op 14 augustus 2019 ter plaatse is geëuthanaseerd) (aan het [adres 2] , zie p. 14-15 proces-verbaal), immers was dit schaap extreem mager en/of had het schaap geen tanden meer in de bek;
4
hij op of omstreeks 12 augustus 2019 en/of 14 augustus 2019 te Dedemsvaart in de gemeente Hardenberg, al dan niet opzettelijk, dieren, te weten 10 schapen en/of geiten, althans één of meer scha(a)p(en) en/of geit(en) (aan het [adres 2] , zie p. 10 en 15 proces-verbaal)
heeft gehouden die niet overeenkomstig de Regeling identificatie en registratie van dieren waren geïdentificeerd en/of waren geregistreerd, immers waren deze dieren niet (binnen zes maanden) tenminste met één merk gemerkt;
5
hij op of omstreeks 4 december 2019 in de gemeente Hardenberg, althans binnen
Nederland, als houder van dieren, te weten (125) schapen en/of (5) geiten, althans één of
meer scha(a)p(en) en/of geit(en), al dan niet opzettelijk, er geen zorg voor heeft gedragen dat één of meer scha(a)p(en), een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer kregen/kreeg toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van het dier, immers:
- waren (28) schapen (aan de [adres 3] te Gramsbergen, zie p. 8 proces-verbaal) mager tot ernstig vermagerd en/of was/waren de zit- en de heupbeenderen en/of de doornuitsteeksel van de ruggenwervels zichtbaar, en/of

-waren (2) schapen (aan de [adres 4] te [gemeente Hardenberg] , zie p. 9 proces-verbaal), mager tot ernstig vermagerd en/of verzwakt en/of was/waren de zit- en de heupbeenderen en/of de doornuitsteeksel van de ruggenwervels zichtbaar, en/of

- waren (3) schapen (in de gehuurde stal aan de [adres 6] te Slagharen, zie p. 10 proces-verbaal) mager tot ernstig vermagerd en/of verzwakt en/of waren de ribben en/of de zit- en de heupbeenderen en/of de doornuitsteeksel van de ruggenwervels voelbaar, en/of
- waren (4) schapen (aan de [adres 1] te [gemeente Hardenberg] , zie p. 11 proces-verbaal), mager tot ernstig vermagerd en/of verzwakt en/of was/waren de ribben en/of doorn- en dwarsuitsteeksel van de ruggenwervels en/of de heup- en zitbeenderen zeer duidelijk voelbaar,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een
bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren
aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
6
hij op of omstreeks 4 december 2019 in de gemeente Hardenberg, althans binnen
Nederland, als houder van dieren, te weten (125) schapen en/of (5) geiten, althans één of
meer scha(a)p(en) en/of geit(en), al dan niet opzettelijk, er geen zorg voor heeft gedragen dat een schaap (met werknummer 03495, zie p. 11 en 46 proces-verbaal) dat ernstig verzwakt was en/of diarree had en/of ziek was, zijnde een dier dat ziek of gewond leek, onmiddellijk op passende wijze werd verzorgd, immers was voor dit schaap geen dierenarts geconsulteerd,
zulks terwijl voornoemde overtreding(en) plaatsvond(en) in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
7
hij op of omstreeks 4 december 2019 te [gemeente Hardenberg] , in de gemeente Hardenberg,
al dan niet opzettelijk, 3 schapen, althans één of meer scha(a)p(en), heeft gehouden en/of heeft vervoerd en/of heeft afgevoerd die niet overeenkomstig de Regeling identificatie en registratie van dieren was/ waren geïdentificeerd of geregistreerd,
immers heeft hij, als houder van:
- het schaap met werknummer 74062 (welke op 18 september 2019 is geëuthanaseerd), en/of
- het schaap met werknummer 90084(welke op 18 september 2019 is geëuthanaseerd), en/of
- het schaap met werknummer 65911 (welke op 11 augustus 2019 door de politie dood is gevonden)
niet binnen zeven dagen de minister in kennis gesteld van dedoodvan deze/dit scha(a)p(en); (zie p. 14 proces-verbaal);
8
hij op of omstreeks 4 december 2019 te [gemeente Hardenberg] , in de gemeente Hardenberg, als houder van aangewezen dierlijke bijproducten, te weten (een) kadaver(s) van een geit en/of een schaap er niet voor heeft zorggedragen dat (het) (de) kadaver(s) zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk op de eerste werkdag volgend op de dag waarop de bijproducten zijn ontstaan, zijn aangegeven bij de ondernemer ( Rendac ), immers werden op 4 december 2019 twee, althans één of meer kadaver(s) van (een) geit en/of een schaap (zie p. 11 proces-verbaal) aangetroffen die langere tijd en/of meerdere dagen, in ieder geval langer dan 24 uur, dood
waren;
9
hij op of omstreeks 4 december 2019 te Gramsbergen in de gemeente Hardenberg, als houder van dieren, te weten (125) schapen en/of (5) geiten, althans één of meer scha(a)p(en) en/of geit(en), de nodige verzorging heeft onthouden aan één of meer scha(a)p(en), immers
hadden één of meer voornoemd(e) dier(en) achterstallig klauwonderhoud en/of lange en/of extreem lange klauwen en/of slechte klauwen (zie p. 8 en 12 proces-verbaal);
10
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 24 januari 2020 tot en met 29 januari 2020 te Slagharen en/of [gemeente Hardenberg] in de gemeente Hardenberg, als houder van 81 schapen, 13 lammeren en 4 geiten, althans één of meer scha(a)p(en) en/of lam(meren) en/of geit(en), al dan niet opzettelijk, er geen zorg voor heeft gedragen dat:
A. 54 schapen en geiten en/of 9 lammeren (op het perceel aan de [adres 5] , zie p. 10-14 proces-verbaal), althans één of meer scha(a)p(en) en/of lam(meren) en/of geit(en), en/of
B. 14 schapen (aan de [adres 4] , zie p. 14 proces-verbaal), althans één of meer scha(a)p(en), een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt
voer kregen/kreeg toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van het dier, immers:
i was in het perceel geen gras aanwezig, en/of
i lagen aan de rand van het perceel vertrapte en natte restanten ruwvoer, en/of
i beschikten voornoemde dieren niet over voer, en/of
i waren een aantal voornoemde dieren mager en/of zeer mager.
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een
bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren
aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
11

hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 28 januari 2020 tot en met 29 januari 2020 te Slagharen in de gemeente Hardenberg, als houder van het (drachtige) schaap met werknummer 90030 (zie p. 11-12 proces-verbaal), welke in barensnood verkeerde, (telkens) aan dat dier de nodige verzorging heeft onthouden, immers heeft hij, verdachte, geen toezicht gehouden bij het aflammeren door voornoemd schaap en/of heeft hij voornoemd schaap bij het aflammeren niet op tijd hulp geboden en/of heeft hij voor voornoemd schaap geen medische zorg geboden;

12
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 24 januari 2020 tot en met 29 januari 2020 te Slagharen in de gemeente Hardenberg, als houder van 81 schapen, 13 lammeren en 4 geiten, althans één of meer scha(a)p(en) en/of lam(meren) en/of geit(en),
al dan niet opzettelijk, er geen zorg voor heeft gedragen dat:

54 (drachtige) schapen en geiten en/of 9 (pasgeboren) lammeren (op het perceel aan de [adres 5] , zie p. 10-14 proces-verbaal), althans één of meer scha(a)p(en) en/of lam(meren) en/of geit(en), welke niet in een gebouw werd(en) gehouden, bescherming werd geboden tegen slechte weersomstandigheden, gezondheidsrisico's en/of zo nodig roofdieren,

immers werd aan voornoemd(e) dier(en) in het perceel (onvoldoende/geen) bescherming en/of beschutting geboden tegen slechte weersomstandigheden, en/of moesten schapen aflammeren in een onhygiënische omstandigheid,

zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een
bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren
aangewezen soorten of categorieën worden gehouden.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaken, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Door de inspectie van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (hierna: NVWA) zijn in augustus 2019, december 2019 en januari 2020 meerdere inspecties uitgevoerd op het bedrijf van verdachte. De aanleiding voor deze controles waren meerdere meldingen van een buurtbewoner bij de NVWA dat mogelijk sprake zou zijn van aantasting van het dierenwelzijn op het bedrijf van verdachte. De in augustus 2019 uitgevoerde controles hebben, vanwege de geconstateerde overtredingen op het gebied van dierenwelzijn, geleid tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter voorkoming van herhaling op 27 augustus 2019. Op 29 januari 2020 is uiteindelijk, nadat wederom overtredingen door de NVWA werden geconstateerd, bestuursdwang toegepast, waarbij alle dieren van verdachte bestuurlijk zijn afgevoerd.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen verklaard.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw bepleit vrijspraak voor de feiten 1, 2, 3, 5, 6, 8, 9, 10, 11 en 12.
De raadsvrouw stelt zich ten aanzien van de feiten 1, 5 en 10 op het standpunt dat verdachte er altijd zorg voor heeft gedragen dat zijn dieren voldoende voer kregen. Daarnaast waren de schapen niet te mager voor hun type/ras, nu het overgrote deel van de schapen rui/haarschapen betreft die qua bespiering en bevlezing anders zijn, ogen en voelen dan wolschapen. Met betrekking tot feit 2 voert zij aan dat verdachte de schapen regelmatig voorzag van drinkwater en dat hij betwist dat in de schuur geen droge en schone ligplaats was. Ten aanzien van feit 3 stelt zij zich op het standpunt dat niet vaststaat dat de conditie van de schapen is te wijten aan gebitsproblemen. Verder bestrijdt verdachte dat sprake was van achterstallig klauwonderhoud van een aantal van zijn dieren. In de schapenfokkerij wordt het afgeraden om schapen regulier te bekappen. Dit geldt ook ten aanzien van feit 9. Met betrekking tot feit 6 voert de raadsvrouw aan dat geen dierenarts hoefde te worden geraadpleegd, omdat verdachte het schaap op stal had gezet en antibiotica had gegeven. Ten aanzien van feit 8 bestrijdt verdachte dat de dieren langer dan 24 uur dood waren. Met betrekking tot feit 11 bepleit de raadsvrouw dat het niet noodzakelijk is dat een schapenhouder continu bij het aflammeren aanwezig is. Ten aanzien van feit 12 voert zij aan dat dieren zijn gewend om in weer en wind buiten te staan, dat zij goed in hun vacht zaten en dat er voldoende plek was om uit de wind te staan of liggen. De raadsvrouw refereert zich ten aanzien van de feiten 4 en 7 aan het oordeel van de rechtbank.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende. [1]
De inspectie van 12 en 14 augustus 2019 (feit 1, 2, 3 en 4)
Naar aanleiding van een aantal bij de NVWA binnengekomen meldingen, voert verbalisant [verbalisant 1] , ambtenaar van de NVWA, vergezeld van NVWA dierenarts [NVWA dierenarts] , op 12 augustus 2019 een controle uit gericht op het dierenwelzijn bij de onderneming van verdachte ( [bedrijf 1] ), gelegen aan diverse locaties en percelen binnen de gemeente Hardenberg. [2]
Op de stallijsten geregistreerd op het bedrijf van verdachte staan op 12 augustus 2019 in totaal 3 runderen, 133 schapen en 18 geiten geregistreerd. [3]
Op een braakliggend stukje natuurland, gelegen aan het [adres 2] in Dedemsvaart, ziet de verbalisant dat 100 schapen en geiten worden gehouden in een slechte conditie c.q. verzorging. [4] Het stukje natuurland is totaal verdord, verdroogd en verkleurd, waardoor er geen voedsel voor de gehouden schapen en geiten aanwezig is. Ook is er geen bijvoer aanwezig. Op het perceel lopen meerdere schapen en geiten die mager tot extreem mager zijn. De verbalisant ziet en voelt duidelijk de ruggengraat, de doornuitsteeksels van de ruggenwervels en de ribben. Door de sterke vermagering zijn bij enkele schapen de zit- en heupbeenderen zichtbaar. Verder hebben veel schapen en geiten onverzorgde, te lange en vergroeide klauwen. Er is sprake van achterstallig klauwonderhoud. Daarnaast hebben minimaal 10 schapen en/of geiten, allen ouder dan zes maanden, geen oormerken. [5]
In een stal, gelegen aan de [adres 1] in [gemeente Hardenberg] , worden drie schapen gehouden. De verbalisant ziet dat in de plastic emmer, welke moet dienen als drinkemmer voor de schapen, geen drinkwater zit. De emmer is van binnen geheel droog, wat erop duidt dat al een langere periode geen water in de emmer aanwezig is geweest. De schapen kunnen op geen enkele andere wijze drinkwater tot zich nemen. [6] De verbalisant ziet verder dat de bodem van de stal is vervuild met opgedroogde en natte mest, waardoor de schapen niet kunnen beschikken over een droge, schone en hygiënische ligplaats. [7]
Op 14 augustus 2019 voert verbalisant [verbalisant 1] , vergezeld van NVWA dierenarts [NVWA dierenarts] en co-assistente [NVWA dierenarts 2] , opnieuw een controle uit op het bedrijf van verdachte. [8] De verbalisant ziet dat de welzijnssituatie aan het [adres 2] niet is veranderd. De schapen en geiten hebben nog steeds onverzorgde, te lange en vergroeide klauwen. Het aantal schapen en geiten inclusief de lammeren is meer dan 100 stuks. [9]
Bij de controle van dierenarts [NVWA dierenarts 2] worden twee schapen uit het koppel gehaald. Het schaap met levensnummer NL 1000366 74062 is extreem mager en aan weerszijden van de kop zijn de kiezen in de wang gegroeid, waardoor het niet meer kan eten. [NVWA dierenarts 2] heeft voornoemd schaap ter plaatse geëuthanaseerd. Ook het schaap met levensnummer NL 1099793 90084 is door dierenarts geëuthanaseerd. Dit schaap was eveneens extreem mager en had geen tanden meer in de bek, waardoor het niet meer kon eten. [10]
Bij controle op de oormerken van de schapen en geiten ziet de verbalisant opnieuw minimaal 10 schapen en/of geiten, gelet op de bouw en ontwikkeling ouder dan zes maanden, die niet zijn gemerkt met een oormerk en derhalve niet zijn geregistreerd. [11]
Dierenarts [NVWA dierenarts] onderschrijft de constateringen van de verbalisant. [NVWA dierenarts] concludeert dat over het gehele bedrijf gezien sprake is van achterstallige verzorging. Er is sprake van een buitensporig grote hoeveelheid magere ooien en geiten, waarbij een groot aantal dieren (ernstig) achterstallig onderhoud aan de klauwen heeft. Hierdoor is sprake van vermijdbaar lijden. [12]
De inspectie van 4 december 2019 (feit 5, 6, 7, 8 en 9)
Naar aanleiding van de op 27 augustus 2019 opgelegde last onder bestuursdwang gaan verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , ambtenaren van de NVWA, vergezeld van NVWA dierenarts [NVWA dierenarts] , op 4 december 2019 ter plaatse voor een hercontrole op het bedrijf van verdachte, gelegen aan diverse locaties en percelen in de gemeente Hardenberg. [13]
De verbalisanten stellen tijdens de controle het aantal dieren van verdachte vast op 125 schapen en 5 geiten. [14]
Aan de [adres 3] in Gramsbergen zien de verbalisanten een kudde magere tot ernstig vermagerde schapen gestald. Een aantal van de dieren heeft diarree, een met mest vervuilde achterkant en te lange tot extreem lange klauwen. De schapen hebben achterstallig klauwonderhoud. De verbalisanten voelen bij 28 van deze schapen duidelijk de ribben, de doorn- en dwarsuitsteeksels van de ruggenwervels en de heup- en zitbeenderen, welke eveneens bij een deel van de schapen duidelijk zichtbaar zijn. [15]
Op het perceel gelegen aan de [adres 4] in [gemeente Hardenberg] staat een kudde schapen, waaronder twee duidelijk verzwakte en magere tot ernstig vermagerde schapen. Bij het verplaatsen van de schapen is duidelijk te zien dat deze schapen achterblijven en niet meelopen met de kudde. Dit zijn tekenen van verzwakte schapen. Bij deze schapen zijn eveneens de zit- en de heupbeenderen en/of de doornuitsteeksels van de ruggenwervels duidelijk zichtbaar. De verbalisanten zien verder dat buiten de afrastering geen bijvoer ligt. [16]
In de gehuurde stal aan de [adres 6] in Slagharen treffen de verbalisanten een kudde van 14 schapen aan. Bij het betasten van deze schapen voelen zij bij drie schapen de ribben, de zit- en heupbeenderen en de doornuitsteeksels van de ruggenwervels. Deze schapen zijn mager tot ernstig vermagerd en verzwakt. [17]
In het kader van toegepaste bestuursdwang zijn 36 schapen meegevoerd en overgebracht naar een opvanglocatie. Uit de visitebrief van de dierenarts blijkt dat de lammeren niet goed zijn gegroeid, te mager zijn en slechte klauwen hebben. Het koppel oudere schapen is in iets betere conditie, maar de klauwen zijn extreem slecht. Er is sprake van overgroei, omhoog gekrulde klauwen en lange klauwen die zo snel mogelijk moeten worden bekapt. [18]
Achter de stal gelegen aan de [adres 1] in [gemeente Hardenberg] zien de verbalisanten een dode geit en een dood schaap liggen, die niet of niet volledig zijn afgedekt. Het dode schaap is in staat van ontbinding. Gezien de staat van de dieren zijn deze al langere tijd, in ieder geval langer dan 24 uur, dood en is door verdachte niet zo spoedig mogelijk bij Rendac aangifte gedaan van deze dierlijke bijproducten. [19]
De verbalisanten zien verder dat in de stal vier schapen zijn gehuisvest. De schapen zijn mager tot ernstig vermagerd en de ribben, doorn- en dwarsuitsteeksels van de ruggenwervels en de heup- en zitbeenderen zijn opnieuw duidelijk zichtbaar en voelbaar. [20] Een schaap met werknummer 03495 is ernstig verzwakt, heeft diarree en is ziek. In de namiddag horen de verbalisanten van de dierenarts dat de gezondheidstoestand van het schaap zeer slecht was en was verslechterd, en dat direct een praktiserend dierenarts geraadpleegd diende te worden. Nadat het schaap klinisch was onderzocht, heeft de dierenarts het schaap ter plaatse geëuthanaseerd. [21]
Bij een controle op 18 september 2019 zijn door dierenarts [NVWA dierenarts 2] twee schapen met werknummers 74062 en 90084 geëuthanaseerd. Op 11 augustus 2019 is door de politie geconstateerd dat op het perceel in Dedemsvaart een dood schaap aanwezig was. Dit betreft het schaap met werknummer 65911. De verbalisanten constateren op 4 december 2019 dat deze drie dode schapen niet met een doodmelding zijn gemeld in het identificatie- en registratiesysteem van schapen.
Dierenarts [NVWA dierenarts] onderschrijft de constateringen van de verbalisanten. [NVWA dierenarts] concludeert dat over het gehele bedrijf gezien sprake is van tekortschietende verzorging, te weten onvoldoende aanbod van voedsel, tekortschietende medische zorg en te laat of niet opmerken van problemen/ziekteverschijnselen. Op het bedrijf is een relatief groot aantal te magere dieren met overige klinische afwijkingen (diarree, kreupelheid, zwakte), welke dieren niet passend worden verzorgd, gehuisvest en indien nodig behandeld. Hierdoor is sprake van vermijdbaar lijden. [22]
De inspectie van 24 t/m 29 januari 2020 (feit 10, 11 en 12)
In de periode van 24 januari t/m 29 januari 2020 vinden op verschillende momenten hercontroles plaats op het bedrijf van verdachte, gelegen aan diverse locaties en percelen in de gemeente Hardenberg. In de namiddag van 29 januari 2019 zijn NVWA verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 3] vergezeld van NVWA dierenartsen [NVWA dierenarts] en [NVWA dierenarts 3] . [23]
Op 24 januari 2020 worden op het perceel aan de [adres 5] in Slagharen 54 schapen en 9 jonge lammeren gehouden. [24] Verbalisant [verbalisant 1] ziet dat op het perceel geen gras aanwezig is, dat het perceel is kaalgevreten en dat de dieren afhankelijk zijn van het verstrekken van voer of ruwvoer. Buiten het perceel staat een kuilbaal ruwvoer voor de schapen. Aan de rand van het perceel, direct achter de afrastering waarin de schapen verblijven, liggen vertrapte en natte restanten van dit ruwvoer. Het gehele perceel is bevuild met mest en mestresten van de schapen en op diverse plaatsen ligt dunne mest/diarree. In het midden ligt een windbreekdoek tussen twee palen op de grond. In het perceel is verder geen beschutting/bescherming voor de schapen en de geiten tegen slechte weersomstandigheden. De verbalisant ziet verder diverse hoogdrachtige schapen, waarvan meerdere met een gekromde rug. Het perceel is vervuild met mest en er is geen sprake van hygiënische omstandigheden. Op het moment van controle is het 2 graden met een gure westen wind. [25]
Op 25 en 27 januari 2020 constateert verbalisant [verbalisant 1] dat de hiervoor beschreven situatie niet is gewijzigd. De gehouden schapen en geiten beschikken tevens niet over voer. [26]
Op 28 januari 2020 stelt verbalisant [verbalisant 1] vast dat de situatie op het perceel aan de [adres 5] opnieuw niet is gewijzigd. Meerdere schapen in de kudde hebben gelammerd, terwijl op het perceel geen enkele beschutting is.
Aan het einde van de middag ziet de verbalisant dat in het midden van het perceel een windbreekdoek tussen twee palen is gespannen. Dit is echter onvoldoende voor bescherming van de gehouden kudde schapen en geiten tegen (extreme) weersomstandigheden.
De verbalisant ziet verder aan de rand van het perceel een liggend schaap, met werknummer 90030, wat aan het lammeren is. Het schaap is veelvuldig aan het persen, maar er wordt geen lam geboren. Naar aanleiding van een whatsapp-bericht van een buurtbewoner dat het niet goed gaat met het lammerende schaap voert de verbalisant later op de avond opnieuw een controle uit. De verbalisant ziet dat het lammerende schaap haar kop laat hangen als teken van vermoeidheid. Het schaap is veelvuldig en hevig aan het persen. De verbalisant stelt vast dat het schaap in barensnood verkeert, hulpbehoevend is en acute zorg nodig heeft, en dat het aflammeren niet zonder hulp kan plaatsvinden. [27]
Op 29 januari 2020 constateren de verbalisanten, in het bijzijn van twee dierenartsen, dat de aangetroffen situatie op het perceel [adres 5] , behoudens het gespannen windbreekdoek dat onvoldoende beschutting biedt, niet is gewijzigd ten opzichte van de voorgaande controles. Op het moment dat verbalisant [verbalisant 1] de kuilbaal ruwvoer in het perceel gooit, komen de schapen direct erop af om het voer te bemachtigen. De schapen verdringen elkaar hierbij en maken een hongerige indruk. Tussen de schapen zit een aantal magere tot ernstig vermagerde schapen. De wijze van het houden van de kudde schapen (geen of onvoldoende beschutting, vervuild perceel met mest, geen hygiënische omstandigheid, het laten aflammeren op deze locatie zonder (goed) toezicht) kan ernstige gezondheidsrisico's met zich meebrengen. [28]
Op het perceel gelegen aan de [adres 4] in [gemeente Hardenberg] worden door verdachte 14 schapen gehouden. De verbalisanten zien bij de ingang, achter de afrastering, restanten van ruwvoer liggen, welke nat en vertrapt zijn. In het perceel is geen ruwvoer voor de schapen aanwezig en de schapen hebben geen beschikking over voer. De verbalisanten zien op dit perceel eveneens magere tot zeer magere schapen, waarvan de heup- en zitbeenderen zichtbaar zijn. [29]
In het kader van bestuursrechtelijke handhaving zijn in totaal 98 dieren, te weten 81 schapen, 4 geiten en 13 lammeren, van verdachte meegevoerd en overgebracht naar een opvanglocatie. [30]
Dierenartsen [NVWA dierenarts] en [NVWA dierenarts 3] onderschrijven de hiervoor beschreven situatie. De schapen zijn op 29 januari en 30 januari 2020 individueel beoordeeld, waarbij [NVWA dierenarts] 61 dieren [31] en [NVWA dierenarts 3] 36 schapen [32] heeft beoordeeld met een conditiescore van 2 of lager. Zij komen beide tot de conclusie dat de gezondheid en het welzijn van de dieren is benadeeld, omdat meerdere vermagerde tot ernstig vermagerde dieren zijn aangetroffen met klinische afwijkingen, ontoereikende voerverstrekking, een ontoereikende huisvesting en onvoldoende toezicht en controle op de dieren. [33]
Deskundige Beekhuis
De hiervoor beschreven constateringen van de tekortkomingen met betrekking tot de gezondheid en het welzijn van de dieren worden in grote lijnen ondersteund door deskundige Beekhuis. [34] Beekhuis merkt op dat het bij de beoordeling van de conditie van de schapen niet uitmaakt of het om een wol- of een haarschaap gaat
.Er is sprake van dierverwaarlozing als schapen dermate schraal worden opgevoed. Onvoldoende voeding zorgt voor hongeroedeemvorming en diarree, aldus Beekhuis. [35]
Conclusie
Op grond van de bevindingen van de verbalisanten en de dierenartsen van de NVWA alsmede de verklaring van deskundige Beekhuis, zoals hiervoor beschreven en voorzien van ondersteunende foto’s, is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte alle ten laste gelegde feiten heeft begaan, waarbij het onder 1, 2, 4, 5, 6, 7, 10 en 12 ten laste gelegde steeds
opzettelijkdoor verdachte is begaan.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op 12 augustus 2019 te Dedemsvaart in de gemeente Hardenberg, als houder van 133 schapen en 18 geiten, opzettelijk er geen zorg voor heeft gedragen dat:
100 schapen en/of geiten (aan het [adres 2] ), een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer kregen toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van het dier, immers:
i werden voornoemde dieren gehouden op een stuk natuurland dat totaal verdord en verdroogd en verkleurd was, en
i was er geen bijvoer aanwezig voor voornoemde dieren, en
i waren voornoemde dieren mager tot extreem mager, en
i waren de ruggengraat, de doornuitsteeksels van de ruggenwervels en de ribben van de dieren duidelijk voelbaar,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
2
hij op 12 augustus 2019 te [gemeente Hardenberg] in de gemeente Hardenberg, als houder van schapen, opzettelijk, er geen zorg voor heeft gedragen dat 3 schapen (in een stal aan de [adres 1] ):
i toegang hadden tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit of op een andere wijze aan hun behoefte aan water konden voldoen, immers zat er geen water in de drinkemmer en konden die schapen op geen enkele andere wijze drinkwater tot zich nemen, en
i over een toereikende behuizing beschikten onder voldoende hygiënische omstandigheden, aangezien die schapen niet de beschikking hadden over een droge en schone ligplaats,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
3
hij op 12 augustus 2019 en 14 augustus 2019 te Dedemsvaart in de gemeente Hardenberg, als houder van schapen en geiten, de nodige verzorging heeft onthouden aan:
i 100 schapen en/of geiten (aan het [adres 2] ), immers hadden voornoemde dieren onverzorgde klauwen en te lange klauwen en vergroeide klauwen, en
i een schaap (met nummer NL 1000366 74062, welke op 14 augustus 2019 ter plaatse is geëuthanaseerd) (aan het [adres 2] ), immers was dit schaap extreem mager en waren aan weerszijden van de kop de kiezen in de wang gegroeid waardoor het schaap niet meer kon eten, en
i een schaap (met nummer NL 1099793 90084, welke op 14 augustus 2019 ter plaatse is geëuthanaseerd) (aan het [adres 2] ), immers was dit schaap extreem mager en had het schaap geen tanden meer in de bek;
4
hij op 12 augustus 2019 en 14 augustus 2019 te Dedemsvaart in de gemeente Hardenberg, opzettelijk, dieren, te weten 10 schapen en/of geiten (aan het [adres 2] ) heeft gehouden die niet overeenkomstig de Regeling identificatie en registratie van dieren waren geïdentificeerd en geregistreerd, immers waren deze dieren niet (binnen zes maanden) tenminste met één merk gemerkt;
5
hij 4 december 2019 in de gemeente Hardenberg, als houder van dieren, te weten 125 schapen en 5 geiten, opzettelijk, er geen zorg voor heeft gedragen dat schapen een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer kregen toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van het dier, immers:
- waren 28 schapen (aan de [adres 3] te Gramsbergen) mager tot ernstig vermagerd en waren de zit- en de heupbeenderen en de doornuitsteeksels van de ruggenwervels zichtbaar, en
- waren 2 schapen (aan de [adres 4] te [gemeente Hardenberg] ) mager tot ernstig vermagerd en verzwakt en waren de zit- en de heupbeenderen en de doornuitsteeksels van de ruggenwervels zichtbaar, en
- waren 3 schapen (in de gehuurde stal aan de [adres 6] te Slagharen) mager tot ernstig vermagerd en verzwakt en waren de ribben en de zit- en de heupbeenderen en de doornuitsteeksels van de ruggenwervels voelbaar, en
- waren 4 schapen (aan de [adres 1] te [gemeente Hardenberg] ) mager tot ernstig vermagerd en verzwakt en waren de ribben en doorn- en dwarsuitsteeksels van de ruggenwervels en de heup- en zitbeenderen zeer duidelijk voelbaar,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
6
hij op 4 december 2019 in de gemeente Hardenberg, als houder van dieren, te weten 125 schapen en 5 geiten, opzettelijk, er geen zorg voor heeft gedragen dat een schaap (met werknummer 03495) dat ernstig verzwakt was en diarree had en ziek was, zijnde een dier dat ziek of gewond leek, onmiddellijk op passende wijze werd verzorgd, immers was voor dit schaap geen dierenarts geconsulteerd,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
7
hij op 4 december 2019 te [gemeente Hardenberg] , in de gemeente Hardenberg, opzettelijk, 3 schapen heeft gehouden die niet overeenkomstig de Regeling identificatie en registratie van dieren waren geregistreerd, immers heeft hij, als houder van:
- het schaap met werknummer 74062 (welke op 18 september 2019 is geëuthanaseerd), en
- het schaap met werknummer 90084(welke op 18 september 2019 is geëuthanaseerd), en
- het schaap met werknummer 65911 (welke op 11 augustus 2019 door de politie dood is gevonden)
niet binnen zeven dagen de minister in kennis gesteld van de dood van deze schapen;
8
hij op 4 december 2019 te [gemeente Hardenberg] , in de gemeente Hardenberg, als houder van aangewezen dierlijke bijproducten, te weten kadavers van een geit en een schaap, er niet voor heeft zorggedragen dat de kadavers zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk op de eerste werkdag volgend op de dag waarop de bijproducten zijn ontstaan, zijn aangegeven bij de ondernemer ( Rendac ), immers werden op 4 december 2019 twee kadavers van een geit en een schaap aangetroffen die langere tijd en/of meerdere dagen, in ieder geval langer dan 24 uur, dood waren;
9
hij op 4 december 2019 te Gramsbergen in de gemeente Hardenberg, als houder van dieren, te weten 125 schapen en 5 geiten, de nodige verzorging heeft onthouden aan schapen, immers hadden voornoemde dieren achterstallig klauwonderhoud en lange en extreem lange klauwen en slechte klauwen;
10
hij in de periode van 24 januari 2020 tot en met 29 januari 2020 te Slagharen en [gemeente Hardenberg] in de gemeente Hardenberg, als houder van 81 schapen, 13 lammeren en 4 geiten, opzettelijk, er geen zorg voor heeft gedragen dat:
A. 54 schapen en geiten en 9 lammeren (op het perceel aan de [adres 5] )
B. 14 schapen (aan de [adres 4] ),
een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer kregen toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van het dier, immers:
i was in het perceel geen gras aanwezig, en
i lagen aan de rand van het perceel vertrapte en natte restanten ruwvoer, en
i beschikten voornoemde dieren niet over voer, en
i waren een aantal voornoemde dieren mager en/of zeer mager,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
11
hij op 28 januari 2020 te Slagharen in de gemeente Hardenberg, als houder van het drachtige schaap met werknummer 90030, welke in barensnood verkeerde, telkens aan dat dier de nodige verzorging heeft onthouden, immers heeft hij, verdachte, geen toezicht gehouden bij het aflammeren door voornoemd schaap en heeft hij voornoemd schaap bij het aflammeren niet op tijd hulp geboden en heeft hij voor voornoemd schaap geen medische zorg geboden;
12
hij in de periode van 24 januari 2020 tot en met 29 januari 2020 te Slagharen in de gemeente Hardenberg, als houder van 81 schapen, 13 lammeren en 4 geiten, opzettelijk er geen zorg voor heeft gedragen dat:
54 schapen en geiten en 9 pasgeboren lammeren (op het perceel aan de [adres 5] ), welke niet in een gebouw werden gehouden, bescherming werd geboden tegen slechte weersomstandigheden, gezondheidsrisico's en/of zo nodig roofdieren, immers werd aan voornoemde dieren in het perceel onvoldoende/geen bescherming en beschutting geboden tegen slechte weersomstandigheden, en moesten schapen aflammeren in een onhygiënische omstandigheid,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11 en 12 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld bij:
  • feit 1: artikel 1 onder 2o van de Wet op de economische delicten juncto artikel 2.2, tiende lid, onderdeel d, Wet dieren juncto artikel 1.7 onder e, Besluit houders van dieren;
  • feit 2:artikel 1 onder 2o van de Wet op de economische delicten juncto artikel 2.2, tiende lid, onderdeel d, Wet dieren juncto artikel 1.7 onder d en f, Besluit houders van dieren;
  • feit 3:artikel 2.2, achtste lid, juncto artikel 8.11 en 8.12 van de Wet dieren;
  • feit 4:artikel 1 onder 2o van de Wet op de economische delicten juncto artikel 96 Gezondheids- en Welzijnswet voor dieren juncto artikel 3 van het Besluit identificatie en registratie van dieren juncto de artikelen 13, eerste lid, onder c, 35, tweede lid, 38d, eerste en negende lid, en artikel 39 van de Regeling identificatie en registratie van dieren;
  • feit 5: artikel 1 onder 2o van de Wet op de economische delicten juncto artikel 2.2, tiende lid, onderdeel d, Wet dieren juncto artikel 1.7 onder e, Besluit houders van dieren;
  • feit 6:artikel 1 onder 2o van de Wet op de economische delicten juncto artikel 2.2, tiende lid, onderdeel d, Wet dieren juncto artikel 1.7 onder c, Besluit houders van dieren;
  • feit 7:artikel 1 onder 2o van de Wet op de economische delicten juncto artikel 96 Gezondheids- en Welzijnswet voor dieren juncto artikel 3 van het Besluit identificatie en registratie van dieren juncto de artikelen 13, eerste lid, onder c, 38d, tweede en achtste lid, en artikel 39 van de Regeling identificatie en registratie van dieren;
  • feit 8:artikel 1a onder 3o van de Wet op de economische delicten juncto de artikelen 3.4 en 6.2, eerste lid, Wet dieren juncto artikel 3.22, eerste lid van de Regeling dierlijke producten;
  • feit 9:artikel 2.2, achtste lid, juncto artikel 8.11 en 8.12 van de Wet dieren;
  • feit 10: artikel 1 onder 2o van de Wet op de economische delicten juncto artikel 2.2, tiende lid, onderdeel d, Wet dieren juncto artikel 1.7 onder e, Besluit houders van dieren;
  • feit 11:artikel 2.2, achtste lid, juncto artikel 8.11 en 8.12 van de Wet dieren;
  • feit 12:artikel 1 onder 2o van de Wet op de economische delicten juncto artikel 2.2, tiende, onderdeel b, Wet dieren juncto artikel 1.6, derde lid, Besluit houders van dieren.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1, 2, 5 en 10
telkens het misdrijf:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 2.2, tiende lid, onderdeel d, van de Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, aangewezen soorten of categorieën, worden gehouden, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
feit 3 en 9
telkens het misdrijf:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 2.2, achtste lid, in samenhang met artikel 8.11 en 8.12 van de Wet dieren, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
feit 4 en 7
telkens het misdrijf:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 96 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
feit 6
het misdrijf:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 2.2, tiende lid, onderdeel d, van de Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, aangewezen soorten of categorieën, worden gehouden, opzettelijk begaan.
feit 8
de overtreding:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 3.4 in samenhang met artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren,
meermalen gepleegd;
feit 11
het misdrijf:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 2.2, achtste lid, in samenhang met artikel 8.11 en 8.12 van de Wet dieren, opzettelijk begaan.
feit 12
het misdrijf:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 2.2, tiende lid, onderdeel b, van de Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, aangewezen soorten of categorieën, worden gehouden, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uur, waarvan 60 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van één jaar, met als bijzondere voorwaarde dat verdachte gedurende de proeftijd geen landbouwdieren mag houden.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw bepleit om bij de strafoplegging rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte in januari 2020 - wegens het toepassen van bestuursdwang - al zijn schapen en geiten is kwijtgeraakt, hetgeen een grote impact op hem heeft gehad. Daarnaast dient rekening te worden gehouden met de financiële positie van verdachte. De raadsvrouw verzoekt om te volstaan met een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel, dan wel het opleggen van een geheel voorwaardelijke straf.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte is als veehouder bij herhaling in meerdere opzichten ernstig en strafbaar tekort geschoten in de verzorging van het van hem afhankelijke vee. Ondanks bestuursrechtelijk optreden, waaronder een in augustus 2019 opgelegde last onder bestuursdwang vanwege geconstateerde onvolkomenheden op het gebied van dierenwelzijn, zijn in de periode daaropvolgend opnieuw ernstige tekortkomingen geconstateerd op het bedrijf van verdachte. De bij het proces-verbaal gevoegde foto’s laten zien hoe ernstig de situatie voor de dieren was en bevestigen de beschreven schrijnende situatie. Vanwege hun zeer slechte conditie zijn een aantal dieren zelfs ter plekke geëuthanaseerd.
Daarnaast heeft verdachte verzuimd om tijdig, binnen de in de wet gegeven termijn, melding te doen van de aanwezigheid van kadavers. Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het niet overeenkomstig de geldende regelgeving registreren van een aantal geiten en schapen, door deze niet (tijdig) van oormerken te voorzien, en het niet tijdig melden van de dood van een aantal van zijn schapen.
Uit het dossier blijkt dat verdachte op structurele basis niet de benodigde verzorging aan zijn dieren kan bieden welke redelijkerwijs wel verwacht mag worden. Als gevolg van het handelen van verdachte is sprake geweest van herhaaldelijk onnodig lijden van meerdere dieren. Dit handelen van verdachte is zeer kwalijk.
De rechtbank overweegt dat verdachte als veehouder verantwoordelijk is voor de zorg van de op zijn terrein aanwezige dieren. Bij de gevolgen die het gebrek aan verzorging voor de dieren heeft, lijkt verdachte - ondanks meerdere waarschuwingen - niet stil te hebben gestaan. Sterker nog, blijkens het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat verdachte zich niet bewust is van de ernst van de situatie. Verdachte lijkt de bestaande problemen niet te herkennen of wil deze niet herkennen, en neemt hierin onvoldoende verantwoordelijkheid. De rechtbank rekent dit verdachte aan, vooral omdat uit het uittreksel van de justitiële documentatie van 11 februari 2021 blijkt dat hij eerder onherroepelijk voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Waar verdachte uit eerdere veroordelingen en in het bijzonder ook de inspecties van de NVWA lering had moeten trekken, lijkt hij hier niet van onder de indruk te zijn geweest.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat voor de misdrijven een straf, zoals geëist door de officier van justitie, passend en geboden is. De rechtbank zal dan ook aan verdachte opleggen een taakstraf voor de duur van 180 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk. Ter zake van de overtreding (feit 8) zal de rechtbank verdachte schuldig verklaren zonder oplegging van straf of maatregel, omdat afzonderlijke strafoplegging voor dat feit geen redelijk strafdoel zou dienen, gelet op de strafoplegging voor de overige feiten.
Hoewel verdachte - wegens toepassing van bestuursdwang in januari 2020 - op dit moment geen dieren meer houdt, is het naar het oordeel van de rechtbank noodzakelijk dat zoveel mogelijk moet worden voorkomen dat hij opnieuw dierenleed veroorzaakt. Gelet hierop zal de rechtbank, ter voorkoming van recidive, aan het voorwaardelijk strafdeel als bijzondere voorwaarde opleggen een verbod om – onmiddellijk of middellijk, namelijk door tussenkomst van een ander – landbouwdieren, waaronder geiten en schapen, te houden en/of verzorgen. Verdachte heeft immers bij herhaling getoond de verantwoordelijkheid voor het (bedrijfsmatig) houden van landbouwdieren dieren niet aan te kunnen.
De rechtbank stelt de proeftijd van de bijzondere voorwaarde vast op één jaar, waarmee wordt aangesloten bij de bijkomende straf van (gedeeltelijke) stillegging van de onderneming, die voor maximaal één jaar kan worden opgelegd. Ten aanzien van de algemene voorwaarde bepaalt de rechtbank de proeftijd op drie jaren.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 62 en 91 Sr en de artikelen 2 en 6 van de Wet op de economische delicten.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11 en 12 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11 en 12 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, 2, 5 en 10
telkens het misdrijf:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 2.2, tiende lid, onderdeel d, van de Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, aangewezen soorten of categorieën, worden gehouden, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
feit 3 en 9
telkens het misdrijf:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 2.2, achtste lid, in samenhang met artikel 8.11 en 8.12 van de Wet dieren, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
feit 4 en7
telkens het misdrijf:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 96 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
feit 6
het misdrijf:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 2.2, tiende lid, onderdeel d, van de Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, aangewezen soorten of categorieën, worden gehouden, opzettelijk begaan.
feit 8
de overtreding:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 3.4 in samenhang met artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren,
meermalen gepleegd;
feit 11
het misdrijf:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 2.2, achtste lid, in samenhang met artikel 8.11 en 8.12 van de Wet dieren, opzettelijk begaan.
feit 12
het misdrijf:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 2.2, tiende lid, onderdeel b, van de Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, aangewezen soorten of categorieën, worden gehouden, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11 en 12 bewezen verklaarde;
straf
ten aanzien van feit 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 9, 10, 11 en 12
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
90 (negentig) dagen;
- bepaalt dat van deze taakstraf een gedeelte van
60 (zestig) uren,subsidiair
30 (dertig) dagen hechtenis,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de hierna te noemen proeftijd de navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De rechtbank bepaalt de
proeftijdvan deze voorwaarde op
3 (drie) jaren;
- stelt als
bijzondere voorwaardedat verdachte gedurende de proeftijd, onmiddellijk of middellijk, geen landbouwdieren, waaronder geiten en schapen, zal houden en/of verzorgen. De rechtbank bepaalt de
proeftijdvan deze voorwaarde op
1 (één) jaar;
ten aanzien van feit 8
- verklaart verdachte
schuldig zonder oplegging van een straf of maatregel.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.C.M. Manders, voorzitter, mr. G.H. Meijer en
mr. M. van Berlo, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I. Potgieter, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2021.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar pagina’s of bijlagen, zijn dit bij feit 1, 2, 3 en 4 de pagina’s van of bijlagen bij het proces-verbaal opgemaakt op 22 oktober 2019 door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , buitengewoon opsporingsambtenaren, werkzaam bij de NVWA, met referentienummer 153559/118069/6026060, bij feit 5, 6, 7, 8 en 9 de pagina’s van of bijlagen bij het proces-verbaal opgemaakt op 10 december 2019 door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , buitengewoon opsporingsambtenaren, werkzaam bij de NVWA, met referentienummer 156050/120254/6026060, en bij feit 10, 11 en 12 de pagina’s van of bijlagen bij het proces-verbaal opgemaakt op 26 februari 2020 door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 3] , buitengewoon opsporingsambtenaren, werkzaam bij de NVWA, met referentienummer 157182/121122/6026060.
2.Pagina 8.
3.Pagina 7.
4.Pagina 9.
5.Pagina 9 en 10.
6.Pagina 10.
7.Pagina 11.
8.Pagina 13.
9.Pagina 14.
10.Pagina 14.
11.Pagina 15.
12.Pagina 25-32.
13.Pagina 8.
14.Pagina 14.
15.Pagina 8.
16.Pagina 9.
17.Pagina 10.
18.Pagina 26.
19.Pagina 11.
20.Pagina 11.
21.Pagina 11 en 12.
22.Pagina 44-50.
23.Pagina 9.
24.Pagina 27.
25.Pagina 10.
26.Pagina 10 en 11.
27.Pagina 11.
28.Pagina 13.
29.Pagina 14.
30.Pagina 15.
31.Pagina 28 en 29.
32.Pagina 36, 37 en 38.
33.Pagina 30 en 39.
34.Het proces-verbaal van verhoor getuige-deskundige A. Beekhuis van 1 oktober 2020, met parketnummers 08/994571-19, 08/994592-19 en 08/994512-20.
35.Blad 8, eerste alinea van voornoemd proces-verbaal.