ECLI:NL:RBOVE:2021:187

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 januari 2021
Publicatiedatum
19 januari 2021
Zaaknummer
8903799 \ CV EXPL 20-3347
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming huurwoning wegens ernstige overlast

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 7 januari 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Mijande Wonen en een gedaagde partij. De eisende partij, Mijande, vorderde ontruiming van een huurwoning vanwege ernstige overlast die door de gedaagde en haar bezoekers zou zijn veroorzaakt. De huurovereenkomst was op 4 april 2017 aangegaan, maar er waren herhaaldelijk klachten van omwonenden over geluidsoverlast, vernielingen en andere overlastgevende gedragingen. Mijande stelde dat de gedaagde zich niet als goed huurder gedroeg, zoals vereist onder artikel 7:213 van het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter oordeelde dat de overlast voldoende aannemelijk was gemaakt en dat de gedaagde verantwoordelijk was voor het gedrag van haar bezoekers. De rechter wees de vordering van Mijande toe, maar verlengde de ontruimingstermijn tot veertien dagen, rekening houdend met de hulpverleningssituatie van de gedaagde. De gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 8903799 \ CV EXPL 20-3347
Vonnis in kort geding van 7 januari 2021
in de zaak van
de stichting
STICHTING MIJANDE WONEN,
gevestigd en kantoorhoudende te Weerselo,
eisende partij, hierna te noemen Mijande,
gemachtigde: mr. R.F.A. Rorink, advocaat te Hardenberg,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. J.J.M. Pinners, advocaat te Zwolle.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties,
- de van de zijde van [gedaagde] overgelegde producties,
- de vanwege de coronamaatregelen online via CMS gehouden mondelinge behandeling van 10 december 2020,
- de pleitnota van Mijande.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen partijen is ingaande 4 april 2017 een huurovereenkomst tot stand gekomen betreffende de huur van een woning aan [adres] te [plaats] , tegen een bij vooruitbetaling verschuldigde huurprijs van € 414,42 per maand.

3.Het geschil

3.1.
Mijande vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, dat de kantonrechter:
Primair:
- [gedaagde] veroordeelt om binnen vijf dagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis gewezen in kort geding de woonruimte met onroerende aanhorigheden staande en gelegen aan [adres] te [plaats] te ontruimen, in goede staat op te leveren en deze vervolgens ontruimd te houden met veroordeling in de kosten van het geding alsmede de nakosten.
Subsidiair:
- [gedaagde] bij wijze van ordemaatregel als gedragsaanwijzing oplegt dat:
a. [gedaagde] zich als goed huurder dient te gedragen;
b. [gedaagde] overlast (in welke vorm dan ook) in en vanuit de woning zowel
overdag als ’s nachts voorkomt;
c. [gedaagde] de heer [X] niet toelaat in het gehuurde en niet toestaat
dat genoemde heer [X] zich in het gehuurde ophoudt.
- [gedaagde] voorwaardelijk, dat wil zeggen voor zover [gedaagde] niet integraal en gedurende één jaar na het in dezen te wijzen vonnis aan het hiervoor onder punt a t/m c gevorderde voldoet, veroordeelt om binnen vijf dagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis de woning, staande en gelegen aan [adres] te [plaats] , met al hetgeen daartoe behoort en met wie of wat daarin of daarop aanwezig is, te ontruimen, in goede staat en onder afgifte van de sleutels aan Mijande op te leveren en deze vervolgens ontruimd te houden.
Primair en subsidiair:
- [gedaagde] veroordeelt in de kosten van het geding, alsmede de nakosten.
3.1.1.
Mijande stelt, kort samengevat, dat [gedaagde] ernstig tekortschiet in de nakoming van haar verplichtingen als huurder en zij zich niet als goed huurder in de zin van artikel 7:213 van het Burgerlijk Wetboek (BW) gedraagt.
3.1.2.
Mijande stelt dat [gedaagde] aan Mijande heeft meegedeeld te willen samenwonen met de heer [X] maar dat [X] voor ernstige overlast in de buurt zorgt. Er is sprake van psychoses, gepaard gaande met overmatig drank- en drugsgebruik. Veel omwonenden klagen over geluidsoverlast en luide ruzies en vechtpartijen. Zowel Mijande als de politie hebben veel klachten ontvangen. Deze klachten zijn afkomstig van verschillende omwonenden. Het gaat daarbij om ernstige overlast. Mijande is reeds in april 2019 het gesprek aangegaan met [gedaagde] . Dit heeft geen soelaas geboden. De klachten bleven aanhouden.
September 2020 is [X] ’s nachts op de daken van diverse woningen geklommen en heeft diverse dakramen vernield. Dit veroorzaakte een ravage binnen, met overal bloed en bloedsporen.
3.1.3.
De burgemeester van [gemeente 1] heeft een gebiedsverbod uitgevaardigd voor [X] aan de [straatnaam] . Mijande heeft vernomen dat dit in rechte wordt aangevochten door [X] , gesteund door [gedaagde] .
3.1.4.
Mijande stelt dat [gedaagde] de huur via een app-bericht heeft opgezegd en zij kennelijk wil terugkomen op deze opzegging.
3.2.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] betwist de overlast. Er is sprake geweest van één te betreuren incident. [gedaagde] stelt dat de opzegging van de huur via een app-bericht onder druk tot stand is gekomen.

4.De beoordeling

4.1.
Een vordering in kort geding komt alleen voor toewijzing in aanmerking als voldoende aannemelijk is dat deze in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is middels het treffen van een voorlopige voorziening op toewijzing van de vordering vooruit te lopen, én van de eisende partij niet kan worden gevergd dat deze de uitkomst van een bodemprocedure afwacht.
4.2.
De kantonrechter is van oordeel dat Mijande de door haar gestelde overlast in of rond de woning aan [adres] te [plaats] aannemelijk heeft gemaakt.
Uit de door Mijande overgelegde producties blijkt dat het gaat om ernstige overlast over een lange periode. Er is sprake van hard geschreeuw, vernieling in nachtelijke uren, een kapot dakraam en bloedsporen, geluidsoverlast, luide ruzies, vechtpartijen, drugs- en drankgebruik.
Mijande heeft voorts onweersproken gesteld dat omwonenden getraumatiseerd zijn geraakt door het ernstige incident in de nacht van 30 september 2020. Dat incident is weliswaar niet veroorzaakt door [gedaagde] , maar door [X] , maar naar het oordeel van de kantonrechter draagt ook [gedaagde] daarvoor verantwoordelijkheid, aangezien [X] haar vriend is en hij vanwege [gedaagde] in de nacht in de straat aanwezig en actief was.
4.3.
Het gaat niet om een enkel incident. Zo zijn er meldingen in maart 2019, april 2019, augustus 2019, september 2019, november 2019, december 2019 en september 2020.
4.4.
Er is sprake van meerdere verklaringen van omwonenden opgenomen in overlastformulieren. Dat de klachten zijn neergelegd in formulieren maakt niet dat aan deze verklaringen geen waarde toekomt. De overlast wordt kennelijk mede en misschien zelfs vooral veroorzaakt door bezoekers van [gedaagde] . Maar [gedaagde] is op grond van de huurovereenkomst die zij met Mijande heeft gesloten en het huurrecht, met name de verplichting om zich als goed huurder in de zin van artikel 7:213 BW te gedragen, wel aan te spreken op overlast die door haar bezoekers wordt veroorzaakt.
4.5.
Aannemelijk is dat omwonenden veel hinder van de overlast hebben ondervonden. [gedaagde] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de overlast tot het verleden behoort. Zij heeft deze stelling niet nader onderbouwd en deze stelling wordt niet ondersteund door de gedingstukken.
4.6.
[gedaagde] stelt dat bepaalde klachten zien op gedrag van andere bewoners van het complex. Echter wat hier ook van zij, aannemelijk is dat sprake is van langdurige en ernstige overlast die is terug te leiden tot de woning van [gedaagde] en haar bezoekers. Dat wellicht ook klachten bestaan over gedragingen van andere bewoners van het complex doet hieraan niet af.
4.7.
De kantonrechter acht ook van belang dat [gedaagde] de huurovereenkomst op 12 november 2020 via WhatsApp heeft opgezegd en zich toen ook heeft uitgeschreven bij de [gemeente 1] om zich in te schrijven bij de [gemeente 2] , waar Mijande haar een andere huurwoning had aangeboden waar zij alleen, dus zonder [X] , zou kunnen wonen. [gedaagde] is even later teruggekomen op haar huuropzegging en zij heeft zich opnieuw in [gemeente 1] laten inschrijven, maar haar acties vestigen de indruk dat [gedaagde] ook zelf wel inziet dat haar positie als huurder van de woning aan [adres] te [plaats] onhoudbaar is geworden.
4.8.
De kantonrechter overweegt dat, vanwege de ernstige en langdurige overlast, zeer aannemelijk is dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde moeten worden toegewezen. Dit betekent dat de vordering van Mijande dient te worden toegewezen.
Wel bestaat aanleiding om de ontruimingstermijn na de betekening van het vonnis niet op vijf dagen te stellen maar op veertien dagen. In dit verband is van belang dat [gedaagde] zich in een hulpverleningssituatie bevindt.
4.9.
[gedaagde] dient als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld te worden in de proceskosten, terwijl ook de gevorderde nakosten toewijsbaar zijn op de wijze als hierna geformuleerd.
De gevorderde nakosten zullen conform de landelijke aanbevelingen worden begroot op het tarief van een half punt gemachtigdensalaris, met een maximum van € 120,00. Gelet op het gemachtigdensalaris in deze zaak van € 240,00 per punt, worden de nakosten begroot op € 120,00.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de woonruimte met onroerende aanhorigheden staande en gelegen aan [adres] te [plaats] te ontruimen, in goede staat op te leveren en deze vervolgens ontruimd te houden,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure tot op heden aan de zijde van Mijande begroot op € 687,38 waaronder € 480,00 wegens het salaris van de gemachtigde en de nakosten tot op heden aan de zijde van Mijande begroot op € 120,00 (0,5 punt x liquidatietarief met een maximum van € 120,00),
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. U. van Houten, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 7 januari 2021.