Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
VAN AMEYDE NEDERLAND B.V., gevestigd te Rijswijk,
1.De procedure
2.Waarvan kan worden uitgegaan
3.Het geschil
4.De beoordeling in kort geding
9 juli 2018 en dat er derhalve geen nieuwe feiten of omstandigheden voorhanden zijn op grond waarvan thans moet worden geoordeeld dat bevoorschotting aan de orde is. Geconstateerd wordt dat ondanks het tijdsverloop, er nog geen nader onderzoek door een of meerdere deskundigen heeft plaatsgevonden. Dit betekent dat er op dit moment ook nog steeds te veel onduidelijkheden zijn en dat (nog) niet is vastgesteld of en, zo ja, in welke mate [eiser] door het ongeval schade lijdt als gevolg van verlies van verdienvermogen. Ook thans is (nog) onvoldoende aannemelijk gemaakt dat er causaal verband bestaat tussen de door [eiser] gestelde schade wegens verlies van inkomen en het ongeval.
7 april 2021 een bedrag van € 7.381,42 heeft betaald. Dit laatste bedrag betreft concreet
1) de volgens de advocaat van [eiser] openstaande verschotten ad € 1.881,42, 2) de toegezegde 50% van de openstaande kosten vanaf het deelschil in 2018 tot december 2019 ad € 4.413,08 en 3) € 1.086,93 ter compensatie van de kosten in de periode vanaf
december 2019 tot heden. Het bedrag dat [eiser] subsidiair vordert is het bedrag van
€ 11.877,93. Ter onderbouwing van zijn vordering is van de zijde van [eiser] een urenoverzicht overgelegd dat betrekking heeft op de periode 10 juli 2018 tot en met
€ 7.381,42 heeft betaald en dat de overige door [eiser] gestelde kosten niet redelijk en bovenmatig zijn. Ten slotte wordt ter verdediging naar voren gebracht dat er in de 106,6 buiten rechte bestede uren ten onrechte ook de bestede uren aan de verzoekschriftprocedure tot het gelasten van een voorlopig deskundigenbericht zijn inbegrepen.
€ 11.877,93, hetgeen dus hoger is dan het nog openstaande bedrag, in ieder geval voor een deel bestaat uit een bedrag dat ziet op werkzaamheden waarvoor TVM een vergoeding heeft betaald en waarvoor (dus) het spoedeisend belang ontbreekt. Ten slotte is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat het urenoverzicht werkzaamheden bevat die niet als buitengerechtelijke kosten zijn aan te merken (werkzaamheden in het kader van het voorlopig deskundigenbericht) en dat de opgegeven tijdsbesteding (op onderdelen) bovenmatig is, gezien de fase waarin de schaderegeling zich op dat moment bevond.
5.De beslissing
mr. U. van Houten op 28 april 2021. [1]