ECLI:NL:RBOVE:2021:18

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 januari 2021
Publicatiedatum
5 januari 2021
Zaaknummer
08.227563.20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van twee Chileense mannen voor woninginbraak in Almelo met schadevergoeding aan slachtoffer

Op 5 januari 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee Chileense mannen die verdacht werden van woninginbraak in Almelo. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten op 8 september 2020 in een woning aan [adres 1] in Almelo hebben ingebroken en daarbij diverse sieraden hebben gestolen. De inbraak vond plaats tussen 10.40 uur en 11.25 uur, waarna de politie op basis van getuigenverklaringen en camerabeelden de verdachten kon aanhouden. Tijdens de achtervolging gooiden de verdachten verschillende voorwerpen uit de auto, waaronder een schroevendraaier en handschoenen. Bij de aanhouding van de verdachte werd een horloge van het merk Breitling en een gouden ketting aangetroffen, die later door het slachtoffer als gestolen werden herkend.

De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachten bij de inbraak. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar de rechtbank achtte de verdachten schuldig aan diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de toegang tot de woning werd verkregen door middel van braak. De rechtbank legde aan de verdachten een gevangenisstraf op van vijf maanden, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast werd een schadevergoeding van €300,- aan het slachtoffer toegewezen, ter compensatie van immateriële schade. De rechtbank verklaarde de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk, omdat de materiële schade onvoldoende was onderbouwd. De uitspraak benadrukt de ernst van woninginbraken en de impact daarvan op slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.227563.20 (P)
Datum vonnis: 5 januari 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1983 in [geboorteplaats 1] (Chili),
zonder bekende woonplaats in Nederland,
nu verblijvende in de P.I. Ter Apel te Ter Apel.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 22 december 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Leusink-Dijk en van wat door verdachte en de raadsman mr. M. van Kan, advocaat te Zutphen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte, met een ander of anderen dan wel alleen, heeft ingebroken in een woning en daarbij sieraden heeft weggenomen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 8 september 2020 in de gemeente Almelo
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, uit een woning
gelegen aan [adres 1] ,
diverse sieraden, waaronder
- een gouden ketting met daaraan een gouden hartje en/of
- een horloge met bruine lederen band van het merk Breitling en/of
- een witgouden armband en/of
- een zilveren armband en/of
- een gouden broche en/of
- een hanger van zilverstaal met parels en/of koraal en/of
- een witgouden ketting met een diamantenhanger en/of
- een antiek gouden oorbel en/of
- witgouden oorknopjes met diamanten en/of
- een witgouden ring met 7 diamanten en inscriptie ' [naam] ' en/of
- een ring,
althans goederen van hun gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele
aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten
aan [slachtoffer] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen ketting en/of horloge en/of goederen van hun
gading onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking
en/of inklimming.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich met anderen schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor vrijspraak van het tenlastegelegde. Volgens de verdediging staat niet vast dat er iets weggenomen is of dat verdachte in de woning van mevrouw [slachtoffer] is geweest.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Op 8 september 2020 krijgt de politie rond 11.30 uur een melding van getuige [getuige] die in Almelo een Peugeot 307 met een Frans kenteken ziet staan; hij fotografeert deze auto. Hij ziet in eerste instantie een persoon uit het voertuig stappen en weglopen een voetpad in, in de richting van [straat] . Getuige hoort een knal en kort daarna ziet de getuige twee personen, waarvan één met een camouflagepet, lopen. Die laatste keek volgens de getuige telkens achterom. Vervolgens ziet hij de Peugeot 307 rijden. Tegelijkertijd krijgt de politie de melding dat er zojuist is ingebroken in een woning aan [adres 1] . Aan de hand van genoemde foto wordt het kenteken van de auto ingevoerd in het ANPR-systeem en vervolgens blijkt aan de hand van cameraherkenning dat de auto over de A1 rijdt. De politie heeft de route achteraf gereden en geconcludeerd dat die auto vanaf de plek in Almelo waar deze is aangetroffen tot waar de auto op de A1 werd gezien, de meest logische route heeft gereden. De politie geeft de bestuurder van de Peugeot 307 een stopteken. Verbalisanten zien drie personen in de auto zitten. Daarop rijdt de Peugeot op hoge snelheid weg van de volgende politieauto. De politie zet de achtervolging in. Verbalisanten zien dat er een schroevendraaier, een camouflagepet en handschoenen uit het raam van de auto worden gegooid. De Peugeot komt vervolgens naast de weg tot stilstand, de drie personen stappen uit en rennen weg, daarvan worden twee personen – waaronder verdachte – aangehouden: de derde persoon weet te ontkomen. Bij verdachte wordt een horloge (merk Breitling) en een gouden ketting aangetroffen, die door aangeefster [slachtoffer] later worden herkend als uit haar woning weggenomen voorwerpen. Verdachte verklaart tegenover de politie dat hij met medeverdachte [medeverdachte] in Almelo was omdat hij bij een kennis geld zou ophalen voor een vriend: de namen van deze andere personen noemt verdachte niet. Medeverdachte [medeverdachte] daarentegen verklaart tegenover de politie dat zij op weg waren naar Amsterdam maar de weg kwijtraakten en dat er een derde persoon in de auto zat. Uit een in de auto aangetroffen mobiele telefoon blijkt na onderzoek dat deze telefoon in de ochtend van 8 september 2020 in Amsterdam is geweest
Weliswaar kan met betrekking tot de toedracht van de inbraak niet worden vastgesteld dat deze door medeplegers is begaan, maar de hierboven weergegeven feiten en omstandigheden kenmerken zich wel hierdoor dat kort voor, tijdens en na de inbraak de verdachte met twee andere personen (waaronder medeverdachte [medeverdachte] ) wordt aangetroffen in omstandigheden die op betrokkenheid bij die inbraak duiden. Voor die omstandigheden heeft verdachte noch medeverdachte [medeverdachte] een aannemelijke verklaring kunnen geven. Nu ook elke contra-indicatie met betrekking tot het medeplegen ontbreekt, is de rechtbank van oordeel dat verdachte ter uitvoering van een gezamenlijk plan om in Almelo te gaan inbreken, zo nauw en bewust met [medeverdachte] en een derde persoon heeft samengewerkt, dat sprake is van medeplegen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks8 september 2020 in de gemeente Almelo tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,uit een woning gelegen aan [adres 1] ,
diverse sieraden
, waaronder
- een gouden ketting met daaraan een gouden hartje en/of
- een horloge met bruine lederen band van het merk Breitling en/of
- een witgouden armband en/of
- een zilveren armband en/of
- een gouden broche en/of
- een hanger van zilverstaal met parels en/of koraal en/of
- een witgouden ketting met een diamantenhanger en/of
- een antiek gouden oorbel en/of
- witgouden oorknopjes met diamanten en/of
- een witgouden ring met 7 diamanten en inscriptie ' [naam] ' en/of
- een ring,
althans goederen van hun gading, in elk geval enig goed, datdie
geheel of ten dele
aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorden
, te weten
aan [slachtoffer] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf
heeft/hebben verschaft en
/ofdie weg te nemen
ketting en/of horloge
en/ofgoederen
van hun gadingonder
zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door
middel van braak
en/of verbrekingen
/ofinklimming.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 maanden, met aftrek van het voorarrest.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat bij een bewezenverklaring kan worden volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan de in voorarrest doorgebrachte tijd.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een woninginbraak, waaruit blijkt dat hij kennelijk geen enkel oog voor het slachtoffer heeft, dat – zoals blijkt uit de onderbouwing van haar verzoek tot schadevergoeding – zich als gevolg van die inbraak, waarbij veel overhoop was gehaald, nog steeds onveilig en angstig voelt, met name nu een of meer inbrekers in haar slaapkamer zijn geweest. Verdachte heeft kennelijk geen respect voor de persoonlijke levenssfeer en eigendommen van anderen. Daarbij geeft verdachte geen enkele blijk van enig verantwoordelijkheidsbesef voor zijn handelen door te blijven ontkennen iets met de inbraak te maken te hebben. Ten slotte rekent de rechtbank het verdachte aan dat hij met de medeverdachten naar Almelo is gekomen met kennelijk uitsluitend de bedoeling om daar een woninginbraak te plegen.
Uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte niet eerder in Nederland voor een misdrijf is veroordeeld.
De rechtbank heeft ook gekeken naar de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) vastgestelde landelijke oriëntatiepunten straftoemeting. Deze oriëntatiepunten geven voor een inbraak in een woning drie maanden gevangenisstraf aan. Gelet evenwel op wat hiervoor is overwogen acht de rechtbank een gevangenisstraf van vijf maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank zal de teruggave aan de rechthebbende [slachtoffer] gelasten van de aan haar toebehorende op de beslaglijst vermelde gouden kettinkje met gouden hartje als hanger en een horloge met bruin lederen band, merk Breitling.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 1.758,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende post:
- weggenomen sieraden (minus de vergoeding van de verzekering) € 1.458,00.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 300,00 gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering goed is onderbouwd en voor toewijzing vatbaar is, inclusief de gevorderde wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.3
Het standpunt van de verdediging
Volgens de raadsman dient de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard aangezien niet is komen vast te staan dat de door haar opgegeven sieraden zijn gestolen.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit mede rechtstreeks immateriële schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De betwiste materiële schadepost is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd en niet aannemelijk, nu aan de hand van het door de benadeelde partij verstrekte overzicht van ontvreemde voorwerpen onvoldoende duidelijk is of deze goederen door verdachte en zijn mededaders zijn gestolen. De rechtbank zal het gevorderde daarom deels toewijzen tot een bedrag van € 300,00 en de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren. Het bedrag wordt vermeerderd met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
Aangezien de opgevoerde materiële schade onvoldoende is komen vast te staan en het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zal de rechtbank de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden.
De benadeelde partij zal om die reden voor dat deel niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen.

10.De beslissing

De rechtbank:
De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van
€ 300,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 september 2020) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 300,00,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 september 2020 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 6 dagen kan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer] , voor een deel van € 1.458,00 niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- gelast de teruggave van een gouden kettinkje met gouden hartje als hanger en een horloge met bruin lederen band, merk Breitling, aan de rechthebbende, te weten [slachtoffer] .
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. van Vuure, voorzitter, mr. R. ter Haar en
mr. V. Wolting, rechters, in tegenwoordigheid van E.P. Endlich, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 5 januari 2021.
Buiten staat
Mrs. Van Vuure en Ter Haar zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, district Twente, Basisteam Noord-Oost Twente, met zaakregistratie-nummer PLO600-2020427700. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van aangifte van verhoor van getuige [getuige] van 8 september 2020, zakelijk weergegeven inhoudende op pagina 64:
Ik woon in Almelo en vandaag om 11:00 uur was ik thuis en zag ik een persoon voor mijn huis lopen waar ik op aansloeg. Dit was een jongen van Marokkaanse afkomst tussen de 20 en 30 jaar. Ik zag op de parkeerplaats voor mijn huis een grijze Peugeot 307 staan met een Frans kenteken: [kenteken] . Ik vertrouwde dit niet en heb hiervan een foto gemaakt. Vervolgens zag ik toen ik binnen was dat er 1 persoon was uitgestapt. Die persoon liep het voetpad in tussen nummer [nummer 1] en [nummer 2] in de richting van [straat] . Ik zag inmiddels dat de auto was vertrokken. Vervolgens heb ik een melding gedaan bij de politie. Ik hoorde toen een knal in de buurt. Kort daarna zag ik twee andere jongens. Dit waren licht getinte jongens. 1 jongen had een groene camouflage pet. Ik zag dat die jongen met de camouflage pet steeds achterom keek. Ik zag toen de Franse auto aankomen rijden. Achter het stuur zat een vrij forse Marokkaanse man die ik nog niet eerder had gezien.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van 8 september 2020, zakelijk weergegeven inhoudende op pagina 24:
Op 8 september 2020 omstreeks 11.25 uur werden wij, verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] , door het operationeel centrum gestuurd naar de Roskampstraat te Almelo, gemeente Almelo. Hier werd gezien door melder [getuige] dat er een Franse voertuig met kenteken [kenteken] in de wijk reed. Aanrijdend kregen wij van het operationeel centrum te horen dat er zojuist was ingebroken op het adres [adres 1] te Almelo, gemeente Almelo. Deze inbraak zou gepleegd zijn tussen 10.40 uur en 11.25 uur. [straat] ligt op minder dan 200 meter bij de woning van melder vandaan. Door de medewerker van het operationeel centrum is vervolgens het kenteken van de Franse auto in de ANPR gezet.
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , ben vervolgens naar het adres [adres 1] te Almelo,
gemeente Almelo gegaan. Bij de woning sprak ik met de aangeefster / het slachtoffer [slachtoffer] . Ik zag verder dat het slaapkamerraam was opengebroken. In het kozijn waren meerdere moeten te zien. Ik zag ook dat het onderste raamhaakje verbogen was. Hierover verklaarde aangeefster / slachtoffer [slachtoffer] dat deze dicht had gezeten. Ik zag dat de slaapkamer grotendeels overhoop gehaald was.
3.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 8 september 2020, zakelijk weergegeven inhoudende op pagina’s 15 en 16:
Ik ben vanochtend om 10.40 uur vertrokken. Ik heb mijn woning afgesloten. De voordeur heb ik afgesloten. De achterdeur was niet op slot maar zat wel dicht. Het slaapkamerraam zat op de onderste knip. Toen ik tussen 11.20 en 11.25 uur terug thuis kwam ben ik via de voordeur de woning weer in gegaan. Ik deed de slaapkamerdeur open en ik zag direct dat de slaapkamer overhoop gehaald was. Ik zag dat een groot gedeelte van de kastinhoud op het bed lag. Ik zag dat het raam van de slaapkamer open stond. Ik heb 112 gebeld.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen van 8 september 2020, zakelijk weergegeven inhoudende als verklaring van verbalisanten op pagina’s 30 tem. 32:
Op 8 september 2020, omstreeks 12.10 uur, kreeg ik samen met collega [verbalisant 3] , de
opdracht van de dienstdoende centralist van het operationeel centrum om te gaan naar
de Al, linker rijbaan. Dit naar aanleiding van een ANPR-hit op de Al ter hoogte van
Ugchelen, waarbij een voertuig voorzien van het Franse kenteken: [kenteken] door de
ANPR camera was gereden. Dit voertuig was mogelijk betrokken geweest bij een inbraak
in een woning in Almelo.
Wij zagen dat kort daarna een zilvergrijze Peugeot 307, voorzien van het Franse
kenteken: [kenteken] , over de Al ons voorbij reed. Hierop reden wij achter het
voertuig aan om de inzittenden van dit voertuig staande te houden en te controleren.
Collega [verbalisant 3] gaf de bestuurder van het voertuig een stopteken middels het verlichte transparant op ons dienstvoertuig. Ik zag dat collega [verbalisant 3] middels de rechter richtingaanwijzer van ons dienstvoertuig aan de bestuurder van het voertuig aangaf dat hij de afrit naar een tankstation moest nemen. Ik zag dat de bestuurder van het voertuig dit niet deed en ook niet stopte. Ik zag dat hij rechtdoor reed over de Al in de richting van
Amersfoort. Hierop deed ik de optische signalen aan, om aan de bestuurder van het voertuig aan te geven dat hij moest stoppen. Ik zag dat de bestuurder van het voertuig nog steeds niet stopte. Hierop deed collega [verbalisant 3] , naast de optische signalen, ook kort de geluidssignalen aan. Ik zag dat de bestuurder ineens gas bijgaf. Ook zag ik dat het voertuig slingerde. Ik zag vervolgens dat de bestuurder door het rode verkeerslicht reed en dat hij tevens over de verkeerde rijstrook reed. Collega [verbalisant 3] deed de optische en geluidssignalen aan zodra het voertuig door het rode verkeerslicht reed. Ik zag op de snelheidsmeter van ons dienstvoertuig dat wij inmiddels ongeveer 90 km/u reden, en dat de afstand tot het voertuig niet kleiner werd en dat het een weg betrof met een toegestane maximumsnelheid van 50 km/u. Ik zag dat er een schroevendraaier uit het voertuig werd gegooid. Ik zag dat het voertuig door de snelheid in de bocht met de rechter wielen tegen de stoeprand kwam. Ik zag op de snelheidsmeter van ons dienstvoertuig dat wij ongeveer 80 km/u a 90 km/u reden, en dat de afstand met het voertuig niet kleiner werd en dat het een weg betrof waar een maximum snelheid van 30 km/u is toegestaan. Ik zag dat er een petje met camouflage print uit het voertuig werd gegooid. Ik zag dat de bestuurder met hoge snelheid over een woonerf reed met een snelheid die vele malen hoger lag dan de adviessnelheid in een woonerf. Ik zag dat er weer iets uit het voertuig werd gegooid. Later bleken dit handschoenen te zijn. De bestuurder van het voertuig reed een doodlopende weg in. Ik zag dat de bestuurder stopte. Ik zag dat het bestuurdersportier, het linker achterportier en het passagiersportier werden geopend. Ik zag dat er vanaf de bestuurdersstoel en linker
achterstoel 2 mannen uit het voertuig wegrenden en een man vanaf de passagiersstoel uit het voertuig rende. Ik hield een man aan met een Chileens identiteitskaart waarop de namen: [medeverdachte] , geboren: [geboortedatum 2] /1983 te [geboorteplaats 2] . Ik hoorde over de portofoon dat mijn collega [verbalisant 3] ook 1 van de verdachten had aangehouden. Er was dus nog 1 verdachte voortvluchtig. Deze verdachte is uiteindelijk niet meer aangehouden. Wel is ook aangehouden [medeverdachte] , geboren op [geboortedatum 2] 1983 te [geboorteplaats 2] in Chili.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen van 10 september 2020, inhoudende als zakelijk weergegeven verklaring van verbalisant op pagina 39:
Op dinsdag 8 september 2020 is de aangehouden verdachte [verdachte] , geboren op [geboortedatum 1] 1983, voor zijn feitelijke insluiting gefouilleerd. Ik verbalisant [verbalisant 4] zag dat de verdachte een goudkleurige ketting onder zijn geruite blouse vandaan haalde. Ik zag dat de ketting voorzien was van een hangertje. Op de intakebalie bij de spullen van de verdachte is ook een horloge aangetroffen.
6.
Het proces-verbaal van bevindingen van bevindingen van 9 september 2020, inhoudende als zakelijk weergegeven verklaring van verbalisant op pagina 57:
In verband met het onderzoek van de inbraak in de woning gepleegd op 8 september 2020
gingen wij, verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] , op 9 september 2020 langs bij
aangeefster [slachtoffer] . Ik, verbalisant [verbalisant 5] , heb aangeefster [slachtoffer] een tweetal foto’s getoond waarop een gouden ketting met hartje en een horloge merk Breitling met een bruin horlogeband waren afgebeeld. Deze twee goederen zijn tijdens de fouillering aangetroffen bij verdachte [verdachte] . Wij hoorden aangeefster [slachtoffer] , direct en in volle overtuiging zeggen dat deze twee sieraden afkomstig waren uit haar woning. Ik, verbalisant [verbalisant 5] , heb ter controle nogmaals gevraagd of deze aangetroffen sieraden van haar zijn, en tijdens de inbraak zijn weggenomen uit haar woning. Hierbij hoorden wij, verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] , aangeefster [slachtoffer] nogmaals zeggen dat deze sieraden uit haar woning afkomstig waren.
7.
Het proces-verbaal van bevindingen van bevindingen van 10 september 2020, inhoudende als zakelijk weergegeven verklaring van verbalisant op pagina 60:
Op 9 september 2020, hebben wij, verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] , de meest
waarschijnlijke route gereden die de verdachten hebben afgelegd vanaf het wegrijden
aan [adres 2] te Almelo tot aan het passeren van collega's op de
snelweg Al. De verkeersdrukte was op het moment van rijden normaal. We konden de toegestane snelheden rijden. Wij reden daar een (1) uur en een (1) minuut over.
De verdachten zijn om 11.00 uur door getuige [getuige] gezien. Vermoedelijk zijn de
verdachten toen naar de woning aan [adres 1] te Almelo gelopen. Even later hoorde
de getuigen een klap van vermoedelijk de deuren van de auto. De aangeefster kwam
omstreeks 11.25 uur thuis en ontdekte op dat moment dat er in haar huis was
ingebroken. Mogelijk zijn de verdachten tussen 11.15 uur en 11.20 uur weggereden
vanaf [adres 2] te Almelo. Omstreeks 12.23 uur passeerde het voertuig voorzien
van kenteken [kenteken] de collega's die positie in hadden genomen.
De verdachten zouden dan ongeveer één(1)uur en acht(8) minuten over hun route hebben
gedaan.
8.
Het proces-verbaal van bevindingen van bevindingen betreffende historische verkeersgegevens van 16 november 2020, inhoudende als zakelijk weergegeven verklaring van verbalisant op pagina 121:
In de personenauto voorzien van het Franse kenteken [kenteken] , werd een mobiele telefoon, merk Samsung Galaxy A8, Model: SM-A530F/DS, voorzien van het IMEI nummer [nummer 3] , aangetroffen.
In kader van het onderzoek werden middels een bevel 126N Strafvordering de historische
verkeersgegevens van dit toestel opgevraagd.
Na onderzoek van de historische verkeersgegevens is het volgende gebleken:
Op 08 september 2020, 03.05.23 uur en om 08.02.12 uur straalde de telefoon aan op een zendmast staande in Amsterdam Zuidoost.
Het volgend contact dat geregistreerd stond was die dag om 10.33.02 uur. De telefoon straalde aan op de KPN zendmast te Bornerbroek. Het daarop volgend contact stond geregistreerd om 11.31.43 uur. De telefoon straalde aan op de KPN zendmast te Wierden.