ECLI:NL:RBOVE:2021:1784

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 april 2021
Publicatiedatum
29 april 2021
Zaaknummer
08/213360-20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Noodweer bij steekincident in Deventer

Op 29 april 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 35-jarige man die op 21 augustus 2020 in Deventer betrokken was bij een steekincident. De man werd beschuldigd van poging tot doodslag, meerdere pogingen tot zware mishandeling en bedreiging van drie mannen. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de verdachte herhaaldelijk was aangevallen door deze mannen, wat leidde tot zijn verdediging met een mes. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van noodweer, omdat de verdachte zich in een situatie bevond waarin hij niet kon ontsnappen aan de aanvallen van de drie mannen. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van de verdachte, de slachtoffers en getuigen, alsook op videobeelden van het incident. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte niet strafbaar was, omdat zijn handelen als een noodzakelijke verdediging werd beschouwd. Hierdoor werd hij ontslagen van alle rechtsvervolging. De vorderingen van de benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte niet werd veroordeeld voor de feiten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/213360-20 (P)
Datum vonnis: 29 april 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1986 in [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon-of verblijfplaats in Nederland;
feitelijk verblijvend aan [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 3 december 2020, 18 februari 2021 en 15 april 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. N. Gerlsma en van wat verdachte en de raadsman mr. S.B. Kleerekooper, advocaat te Hoenderloo, naar voren hebben gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:heeft geprobeerd [slachtoffer 1] te doden dan wel [slachtoffer 1] zwaar mishandeld heeft, dan wel heeft geprobeerd [slachtoffer 1] zwaar te mishandelen;
feit 2:heeft geprobeerd [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] zwaar te mishandelen;
feit 3:[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of anderen bedreigd heeft.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.hij op of omstreeks 21 augustus 2020 te Deventer, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd[slachtoffer 1] , van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, (tijdens een gevecht) met een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, in het gezicht en/of in de arm(en) en/of in de rug, althans in het lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 augustus 2020 te Deventer, in elk geval in Nederland, aan[slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een blijvend/langdurig (ontsierend) litteken in het gelaat/gezicht en/of een steek/snijwond in de arm(en) en/of vinger(s) en/of in rug en/of een breuk in het spaakbeen, heeft toegebracht door meermalen, althans eenmaal (tijdens een gevecht) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in het gezicht en/of in de arm(en) en/of in de rug, althans in het lichaam te steken;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 augustus 2020 te Deventer, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk, een persoon genaamd[slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, (tijdens een gevecht) met een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, in het gezicht en/of in de arm(en) en/of in de rug, althans in het lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.hij op of omstreeks 21 augustus 2020 te Deventer, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk, (een) perso(o)on(en) genaamd [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, (tijdens een gevecht) met een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, in het/de been/benen, althans in het lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;3.hij op of omstreeks 21 augustus 2020 te Deventer, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of een of meer ander(en) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, zwaaiende en/of stekende beweging(en) te maken naar en/of in de richting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of een of meer ander(en) en/of die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] en/of een of meer ander(en) voornoemd mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, te tonen en/of voor te houden;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder feit 1 (primair), 2 en 3 ten laste gelegde kan worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit ten aanzien van feit 1 primair en subsidiair, alsmede feit 2. Ter onderbouwing heeft hij aangevoerd dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld wat er die avond precies gebeurd is. Het is onduidelijk of en zo ja wanneer verdachte het mes heeft vastgehad en gebruikt en op welke wijze er verwondingen zijn ontstaan. Subsidiair heeft de raadsman ontslag van alle rechtsvervolging bepleit. Ter onderbouwing heeft hij aangevoerd dat er sprake is van noodweer dan wel noodweerexces waardoor de wederrechtelijkheid komt te vervallen. Meer subsidiair heeft de raadsman bepleit dat, indien verdachte wordt veroordeeld voor een of meer ten laste gelegde feiten, de straf gematigd dient te worden. Met betrekking tot feit 1 meer subsidiair en feit 3 heeft de raadsman zich gerefereerd naar het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Vaststaat dat er op 21 augustus 2020 aan de [straat] te Deventer een conflict is geweest tussen verdachte enerzijds en [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ), [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) en [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3] ) anderzijds. Rond 21:26 uur kreeg de politie een melding dat er een steekpartij zou zijn aan de [straat] te Deventer en dat er een persoon met een mes stond te zwaaien. Het zou een negroïde man betreffen, met lang rastahaar. [2]
Naar aanleiding van die melding is de politie ter plaatse gegaan. De politie zag daar aangekomen een man lopen die voldeed aan het signalement van de persoon die met het mes had lopen zwaaien, te weten een negroïde man met lang rastahaar, zijnde verdachte. De politie heeft verdachte vervolgens aangehouden. [3] Tijdens de fouillering van verdachte werd een mes aangetroffen.
De politie heeft ter plaatse ook vastgesteld dat drie mannen gewond waren geraakt. Het ging om [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . [slachtoffer 1] had een forse wond in zijn gezicht en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] waren beiden gewond geraakt aan hun been. [4]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij die avond een mes bij zich had. Verdachte heeft ook verklaard dat hij heeft gedreigd met het mes omdat hij door meerdere personen mishandeld werd, waarbij zijn aanvallers het mes van hem probeerden af te pakken. Iedereen was volgens verdachte aan het vechten voor het mes. Verdachte zegt daarbij niet bewust te hebben gesneden of gestoken. [5] Ter terechtzitting heeft verdachte ontkend dat hij een mes in zijn handen heeft gehad. [6]
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe op grond van de het volgende.
[slachtoffer 1] heeft bij de politie verklaard dat hij door verdachte met het mes onder andere in zijn gezicht is geraakt. Door de adrenaline weet hij niet meer wanneer hij precies met het mes geraakt is, maar dat dit gebeurd moet zijn terwijl hij verdachte het mes afhandig wilde maken. [7]
Uit de letselrapportage volgt dat [slachtoffer 1] op de rechter zijde van zijn gezicht een grote snijwond heeft, van zijn wenkbrauw tot onder zijn kin, veroorzaakt door een scherp snijdend voorwerp. [8]
Getuige [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ) heeft bij de politie verklaard dat hij heeft gezien dat verdachte een mes pakte en daarmee zwaaiende bewegingen maakte, waarop omstanders verdachte naar de grond werkten om het mes af te pakken. [9] Verder heeft [getuige 1] verklaard dat hij heeft gezien dat verdachte, toen deze snijdende bewegingen met het mes maakte, aangever [slachtoffer 1] daarbij in het gezicht raakte. [10] Aanvullend heeft [getuige 1] nog verklaard dat hij heeft gezien dat verdachte het mes had en een horizontale snijdende beweging langs het gezicht van [slachtoffer 1] maakte. [11]
Het voorgaande leidt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte met een mes in het gezicht van [slachtoffer 1] heeft gestoken. De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of verdachte daarbij (voorwaardelijk) opzet heeft gehad om [slachtoffer 1] van het leven te beroven. De rechtbank is van oordeel dat dat in de concrete omstandigheden van dit geval zo is. De rechtbank overweegt daartoe dat het gezicht een zeer kwetsbaar deel van het lichaam is. Het is een feit van algemene bekendheid dat het (ongecontroleerd) steken of snijden met een mes in het gezicht levensbedreigende gevolgen kan hebben.
Door zijn handelen heeft verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer 1] zou komen overlijden en heeft hij die kans blijkens de wijze van handelen ook welbewust aanvaard en op de koop toe genomen. Dat [slachtoffer 1] niet op dodelijke wijze is getroffen door het door verdachte gehanteerde mes is een omstandigheid die niet aan de verdachte te danken is.
De rechtbank komt aldus tot een bewezenverklaring van het onder feit 1 primair tenlastegelegde feit.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder feit 2 ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe op grond het voorgaande en de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen het volgende.
[slachtoffer 2]
heeft verklaard dat hij heeft gezien dat verdachte een mes uit zijn tas haalde. Ook heeft [slachtoffer 2] verklaard dat verdachte op een gegeven moment bovenop [slachtoffer 1] zat. [slachtoffer 2] heeft verdachte vervolgens van [slachtoffer 1] afgetrapt, waardoor verdachte van [slachtoffer 1] afviel. [slachtoffer 2] wilde verdachte toen nog een keer een trap geven, waarop verdachte zijn been vastpakte en hem stak met een mes. [12]
Uit de letselrapportage volgt dat [slachtoffer 2] een diepe huidwond had op zijn rechterbeen, waarbij de eronder gelegen spier zichtbaar is. [13]
Getuige [getuige 2] (hierna: [getuige 2] ) bevestigt dat zij gezien heeft dat verdachte [slachtoffer 2] in zijn been stak, toen hij het mes uit verdachte zijn handen wilde trappen. [14]
[slachtoffer 3]
heeft bij de politie verklaard dat verdachte op gegeven moment een mes uit zijn tas haalde. Verdachte ging vervolgens wild met dit mes om zich heen steken, waarbij hij niemand raakte. [slachtoffer 3] heeft verdachte vervolgens een trap gegeven om verdachte stoppen. Hierbij werd hij door het mes van verdachte geraakt en heeft hij een snijwond overgehouden aan zijn linker onderbeen. [15]
Uit de letselrapportage volgt dat [slachtoffer 3] een snijwond aan het linker onderbeen had, hetgeen is ontstaan door scherp snijdend geweld. [16]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij heeft gezien dat [slachtoffer 3] in zijn been is gesneden door een zwaaiende en stekende beweging met het mes. [17]
Het voorgaande leidt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte met een mes in het been van zowel [slachtoffer 2] als [slachtoffer 3] heeft gestoken. De rechtbank is van oordeel dat het steken met een mes in een been tot zwaar lichamelijk letsel kan leiden. Beschadiging van belangrijke pezen of spieren kan het gevolg zijn. Zodoende heeft verdachte de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bewust aanvaard. De gedragingen van verdachte kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm bovendien worden aangemerkt als zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat het niet anders kan dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel heeft aanvaard.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot een bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde feit.
Ten aanzien van feit 3
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder feit 3 ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe op grond van het voorgaande en de hierna genoemde bewijsmiddelen het volgende.
Zowel [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] als [slachtoffer 3] hebben verklaard dat verdachte hen met een mes heeft bedreigd (en vervolgens ook gestoken). [18] Daarnaast zijn er meerdere getuigen die bevestigen dat verdachte die avond heeft gedreigd met een mes. Zo heeft getuige [getuige 1] specifiek verklaard over bedreigingen in de richting van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . Daarnaast heeft getuige [getuige 1] verklaard dat hij heeft gezien dat verdachte met het mes zwaaiende bewegingen maakte naar ‘zoveel mogelijk mensen’. [19]
Getuige [getuige 3] (hierna: [getuige 3] ) was die avond eveneens aanwezig. Zij heeft verklaard dat zij heeft gezien dat [slachtoffer 1] verdachte probeerde aan te vallen. Voorts heeft zij verklaard dat zij vervolgens iemand roepen hoorde: ‘
hij heeft een mes, hij heeft een mes!’. Daarbij zag ze dat verdachte met een voorwerp wild om zich heen aan het zwaaien was. [20]
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot een bewezenverklaring van het onder 3 tenlastegelegde feit.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1 primair:
hij op 21 augustus 2020 te Deventer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer 1] , van het leven te beroven, met dat opzet meermalen (tijdens een gevecht) met een mes, in het gezicht en in de arm en de rug heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2:
hij op omstreeks 21 augustus 2020 te Deventer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk, personen genaamd [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet eenmaal, (tijdens een gevecht) met een mes in de benen heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 3:
hij op 21 augustus 2020 te Deventer [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door met een mes zwaaiende en stekende bewegingen te maken naar en in de richting van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] voornoemd mes te tonen en voor te houden;
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Ten aanzien van het onder feit 1, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde
Uit de door de raadsman overgelegde pleitnota volgt dat hij een beroep op noodweer dan wel noodweerexces ten aanzien van de ten laste gelegde feiten heeft gedaan.
Noodweer
5.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte op de bewuste avond herhaaldelijk is mishandeld. Verdachte zou door meerdere personen zijn aangevallen. Hoeveel valt volgens de raadsman niet vast te stellen, maar zeker is dat daar in ieder geval [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bij betrokken waren. Volgens de raadsman had verdachte daarbij vrees voor zijn leven omdat hij ‘bij de strot’ is gepakt, meerdere malen tegen het hoofd is getrapt of er is geprobeerd dat te doen, een snee is toegebracht en door zijn agressors onder invloed van alcohol en drugs is afgetuigd.
5.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat er geen sprake was van een noodweersituatie en zodoende ook geen sprake van een noodzakelijke verdediging. Verdachte heeft zelf de confrontatie met aangevers opgezocht en is vervolgens ook niet weggelopen toen hij daar de kans voor had.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank moet allereerst beoordelen of zij de feiten en omstandigheden die aan het beroep op noodweer ten grondslag zijn gelegd aannemelijk acht. Verder is voor een succesvol beroep op noodweer vereist dat sprake is van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van het eigen of andermans lijf, eerbaarheid of goed. Daarnaast dient de wijze van verdediging noodzakelijk en geboden te zijn.
De rechtbank constateert dat een groot deel van de feitelijke toedracht van het steekincident en wat eerder op die avond is gebeurd, onduidelijk is gebleven. De verklaringen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] over de toedracht van de gebeurtenissen lopen uiteen. Dat geldt deels ook voor de andere getuigen in het dossier.
Verdachte heeft verklaard dat hij degene was die (herhaaldelijk) werd aangevallen en daarbij ook bij zijn strot werd gepakt door [slachtoffer 1] . Die verklaring vindt bevestiging in de verklaring die [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris heeft afgelegd. [slachtoffer 3] verklaart dat hij [slachtoffer 1] van verdachte heeft afgetrokken omdat hij [slachtoffer 1] tegen verdachte hoorde zeggen “Ik maak je dood”. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] verklaren dat zij verdachte op enig moment een trap hebben gegeven, waarbij [slachtoffer 3] verklaart verdachte daarbij in het gezicht te hebben geraakt.
Getuige [getuige 2] heeft video-opnames gemaakt met haar mobiele telefoon. Daarop is te zien dat verdachte (bij daglicht) bewegingsloos op de grond ligt en weer bijkomt. Op een ander beeld is te zien dat verdachte en [slachtoffer 1] tegenover elkaar staan en met elkaar in discussie zijn. Tot slot is op andere beelden, die ter terechtzitting op verzoek van de raadsman van verdachte getoond zijn, te zien dat [slachtoffer 1] en verdachte in een worsteling op de grond terecht komen. [slachtoffer 1] ligt op verdachte en geeft meerdere vuistslagen in de richting van de borst en het gezicht van verdachte. Daarna is te zien dat [slachtoffer 1] door omstanders van verdachte af wordt gehaald. Er zijn meerdere stemmen te horen bij de beelden. Op de beelden is geen mes, dan wel snij- of steekverwondingen bij de op de beelden zichtbare personen te zien.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er sprake was van een onmiddellijke wederrechtelijke aanranding van verdachtes lijf, waartegen verdachte zich mocht verdedigen. Voorts is voldaan aan het vereiste van subsidiariteit, omdat niet aannemelijk is geworden dat verdachte zich aan de aanranding had kunnen en redelijkerwijs moeten onttrekken. Het toegepaste geweld (het zwaaien en steken met een mes) stond in redelijke verhouding tot de ernst van de aanranding (een worsteling waarbij sprake was van verwurging, althans verdachtes keel werd dichtgeknepen ), in combinatie met het feit dat verdachte door [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] - die werden vergezeld van hun vriendengroep - is belaagd, zodat eveneens is voldaan aan het vereiste van proportionaliteit. De rechtbank constateert dat het letsel bij de drie aangevers op willekeurige plaatsen op hun lichaam is toegebracht. Dit onderstreept het scenario dat verdachte zwaaiend met een mes probeerde aan zijn belagers te ontkomen. Niet kan worden gezegd, gelet op voornoemde omstandigheden, dat verdachte weg had kunnen lopen en dat dit ook van hem mocht worden gevergd. Het beroep op noodweer slaagt. Aan bespreking van het beroep op noodweerexces komt de rechtbank dan ook niet toe.
Gelet op het voorgaande moet verdachte ter zake van de bewezen verklaarde feiten worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1)
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 5.412,89 (vijfduizendvierhonderdtwaalf euro en negenentachtig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij voor een bedrag van € 2.912,89 kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om de vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
8.4
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 2)
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 385,00 (driehonderdvijfentachtig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.5
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen.
8.6
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om de vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
8.7
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] (feit 2)
[slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.140,00 (duizendhonderdveertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.8
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij voor het bedrag van € 640,00 kan worden toegewezen.
8.9
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om de vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
8.1
Het oordeel van de rechtbank
De vorderingen hebben betrekking op het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde. Nu verdachte van deze feiten zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging en aan hem geen straf of maatregel wordt opgelegd, zal de rechtbank de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) telkens niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart dat het bewezenverklaarde oplevert:
feit 1 primair
Het misdrijf:
poging tot doodslag
Feit 2
Het misdrijf:
poging tot toebrengen zwaar lichamelijk letsel, meermalen gepleegd
Feit 3
Het misdrijf:
bedreiging, meermalen gepleegd
- verklaart het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat verdachte van alle
rechtsvervolging daarvan;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] in het geheel niet-ontvankelijk zijn in de vorderingen en dat de benadeelde partijen de vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Faber, voorzitter, mr. A. van Holten en mr. M. van Bruggen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. O.R.R. Hetterscheidt, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 29 april 2021.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, district IJsselland met nummer PLO600-2020397427-36 (onderzoek: Hertogsvis). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Proces-verbaal van aanhouding verdachte van 21 augustus 2020, dossier PLO600-2020397427-36, pag. 15-16.
3.Proces-verbaal van aanhouding verdachte van 21 augustus 2020, dossier PLO600-2020397427-36, pag. 16.
4.Proces-verbaal van bevindingen van 22 augustus 2020, dossier PLO600-2020397427-36, pag. 18.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte op 22 augustus 2020, dossier PL0600-2020397427-29, pag. 81.
6.Verklaring van verdachte [verdachte] ter terechtzitting d.d. 15 april 2021.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 1] op 22 augustus 2020, dossier PL0600-2020397427-29, pag. 30.
8.Letselrapportage van aangever [slachtoffer 1] van 22 augustus 2020, dossier PL0600-2020397427-29, pag. 1-2.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] op 21 augustus 2020, dossier PL0600-2020397427-29, pag. 37-38.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] op 21 augustus 2020, dossier PL0600-2020397427-29, pag. 39.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] bij de R-C op 22 januari 2021, pagina 3.
12.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 2] op 5 oktober 2020, dossier PL0600-2020397427-29, pag. 43.
13.Letselrapportage van aangever [slachtoffer 2] van 23 oktober 2020, dossier PL0600-2020397427-29, pag. 1-2.
14.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] op 22 augustus 2020, dossier PL0600-2020397427-29, pag. 53.
15.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] op 21 augustus 2020, dossier PL0600-2020397427-29, pag. 18.
16.Letselrapportage van aangever [slachtoffer 3] van 22 augustus 2020, dossier PL0600-2020397427-29, pag. 1-2.
17.Proces-verbaal van verhoor [getuige 1] op 21 augustus 2020, dossier PL0600-2020397427-29, pag. 39.
18.Proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 1] op 22 augustus 2020, dossier PL0600-2020397427-29, pag. 30.
19.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] op 21 augustus 2020, dossier PL0600-2020397427-29, pag. 37-38.
20.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] bij de R-C op 2 februari 2021, pag. 2-3.