Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
wonende te [woonplaats] ,
1.de vennootschap onder firma [gedaagde 1] ,gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats] ,
[gedaagde 3],
wonende te [woonplaats] ,
Rechtbank Overijssel
In deze zaak vordert eiser, een eenmanszaak die zich bezighoudt met tuin- en landschapsinrichting, betaling van administratiekosten, buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente van gedaagden, die eveneens een hoveniersbedrijf runnen. De vordering is ontstaan na een onbetaalde factuur van € 11.567,60 voor geleverde materialen op 15 mei 2020. Eiser heeft gedaagden herhaaldelijk aangemaand, maar na een aanmaning op 18 september 2020 en een e-mailwisseling op 24 september 2020, waarin gedaagden aangaven niet tijdig te kunnen betalen, heeft eiser de vordering uit handen gegeven aan een gerechtsdeurwaarder. Gedaagden hebben op 24 september 2020 een deelbetaling gedaan, maar hebben nagelaten het resterende bedrag van € 1.265,60 te voldoen. De kantonrechter oordeelt dat gedaagden in verzuim zijn en dat eiser recht heeft op de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten, maar wijst de vordering tot betaling van administratiekosten af, omdat deze onder de buitengerechtelijke kosten vallen. De wettelijke handelsrente wordt toegewezen vanaf het verstrijken van de betalingstermijn. De proceskosten worden aan gedaagden opgelegd, aangezien zij grotendeels in het ongelijk zijn gesteld.