ECLI:NL:RBOVE:2021:1761

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 april 2021
Publicatiedatum
28 april 2021
Zaaknummer
8633414 \ CV EXPL 20-1924
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van werkzaamheden bedrijfsadministratie met betwisting van uren en verrekening van kosten

In deze zaak vordert eiseres, H.O.D.N. Administratieservice Salland, betaling van € 3.967,91 van gedaagde, H.O.D.N. [X] Cleaning Service, voor werkzaamheden verricht in het kader van de bedrijfsadministratie. Eiseres heeft een factuur gestuurd voor haar werkzaamheden van 16 augustus tot 10 september 2018, maar gedaagde heeft deze factuur niet voldaan en betwist een aantal gewerkte uren. Gedaagde beroept zich op verrekening van kosten, waaronder een cursus over een boekhoudprogramma en onkostenvergoedingen die eiseres tijdens haar loondienst heeft ontvangen. De kantonrechter oordeelt dat de onderbouwing van de gewerkte uren door eiseres voldoende is, maar dat de uren die gedeclareerd zijn tijdens de ziekteperiode van eiseres niet toewijsbaar zijn. De kantonrechter wijst de vordering toe tot een bedrag van € 2.497,29, inclusief wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. De kosten voor de cursus en de verrekening van andere kosten worden afgewezen, omdat de gegrondheid van deze verweren niet eenvoudig vast te stellen is. Gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 8633414 \ CV EXPL 20-1924
Vonnis van 20 april 2021
in de zaak van
[eiseres] H.O.D.N. ADMINISTRATIESERVICE SALLAND,
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij, hierna te noemen [eiseres] ,
gemachtigde: E.S.A. Wiggers,
tegen
[gedaagde] H.O.D.N. [X] CLEANING SERVICE,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 22 september 2020,
- de conclusie van repliek van 8 december 2020 met producties,
- de conclusie van dupliek van 9 februari 2021 met producties,
- de akte overleggen aanvullende producties aan de zijde van [eiseres] van 9 februari 2021,
- de akte uitlaten over aanvullende producties aan de zijde van [gedaagde] van 9 maart 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] drijft een eenmanszaak die bedrijfsadministraties verzorgt. Zij verzorgt op basis van een mondelinge overeenkomst al meer dan twintig jaar de bedrijfsadministratie voor [gedaagde] .
2.2.
In de periode januari 2018 tot en met augustus 2018 heeft [eiseres] de werkzaamheden bij [gedaagde] verricht in loondienst. Vanaf 16 augustus 2018 heeft [eiseres] de werkzaamheden weer uitgevoerd via haar eenmanszaak, zoals voorheen.
2.3.
Op 10 september 2018 heeft [eiseres] de werkzaamheden bij [gedaagde] stilgelegd.
2.4.
Op 9 oktober 2018 heeft [eiseres] een factuur van € 3.106,67 aan [gedaagde] gestuurd voor haar werkzaamheden gedurende de periode van 16 augustus 2018 tot en met 10 september 2018. Op deze factuur staat een totaal van 65,00 uur aan werkzaamheden. De factuur is niet door [gedaagde] voldaan.

3.Het geschil

Vordering

3.1.
[eiseres] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt om tegen kwijting een bedrag van € 3.967,91 te betalen, bestaande uit € 3.106,67 aan hoofdsom, € 425,57 aan wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW tot 3 juli 2020 en € 435,67 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW over de (resterende) hoofdsom vanaf 3 juli 2020 tot de dag van volledige voldoening en met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding, alsmede de nakosten, zulks conform de richtlijnen van het LOVCK begroot op een half salarispunt met een maximum van € 120,00 zonder dat daarvoor betekening vereist is, als zijnde een redelijke vergoeding voor bestudering en boeking van het vonnis en het informeren van de schuldeisers.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat zij op grond van een mondelinge overeenkomst werkzaamheden heeft verricht met betrekking tot de bedrijfsadministratie van [gedaagde] , waarvoor [gedaagde] betaling verschuldigd is. [eiseres] stelt dat [gedaagde] ondanks verscheidene aanmaningen, heeft nagelaten het bedrag van € 3.106,67 te betalen. Daarnaast stelt [eiseres] dat [gedaagde] wettelijke handelsrente verschuldigd is vanwege overschrijding van de betaaltermijn en maakt [eiseres] aanspraak op de buitengerechtelijke incassokosten omdat zij de vordering uit handen heeft moeten geven aan de gerechtsdeurwaarder E.S.A. Wiggers.
Verweer
3.3.
[gedaagde] betwist een aantal uren op de factuur en voert aan dat hij niet is overgegaan tot betaling van de factuur omdat hij opheldering wil over een aantal zaken.
Hij heeft op 3 mei 2019 een urenverantwoording van [eiseres] ontvangen, waaruit blijkt dat op de factuur in totaal 20 uur aan werkzaamheden is gedeclareerd met de omschrijving “diversen” of “werkzaamheden kantoor”. Deze omschrijving is volgens [gedaagde] te summier om een beeld te vormen van welke werkzaamheden [eiseres] heeft uitgevoerd. Daarnaast heeft [eiseres] 12,75 uur gedeclareerd als gewerkte uren op 9 en 10 september 2018, terwijl zij volgens het UWV vanaf 9 september 2018 ziek was en dus niet in staat was om te werken. [gedaagde] betwist daarom in totaal 32,75 uur. Hij erkent dat de factuur voor de overige 32,25 uur juist is.
Naar de kantonrechter begrijpt, voert [gedaagde] echter aan dat een aantal kosten verrekend moeten worden met de factuur. Allereerst stelt hij dat [eiseres] op 10 september 2018 per direct gestopt is zonder overdracht van de werkzaamheden en dat zij de continuïteit van zijn bedrijf daarmee ernstig heeft verstoord. [eiseres] was volgens [gedaagde] namelijk de enige die toegang had tot het facturatiesysteem en wist hoe dit systeem werkte. Hij houdt [eiseres] daarom verantwoordelijk voor de door hem geleden schade. De noodzakelijke kosten voor het opstarten van de administratie en facturatie bestaan volgens [gedaagde] voornamelijk uit het volgen van een spoedcursus van het boekhoudprogramma Accountview, waarvan hij een factuur overlegt. Daarnaast overlegt [gedaagde] een factuur van de werkzaamheden door de accountant voor het draaiende houden van het bedrijf van [gedaagde] . Uit zijn brief van 30 januari 2019 aan [eiseres] blijkt dat [gedaagde] meent dat [eiseres] haar werk niet naar behoren heeft uitgevoerd en dat de kosten van de accountant zijn gemaakt om haar fouten te corrigeren.
Ook voert [gedaagde] aan dat [eiseres] in de periode waarin zij bij hem in loondienst was, vanuit haar eenmanszaak facturen naar [X] Diensten B.V. heeft gestuurd en betaald. De facturen hadden volgens [gedaagde] nooit verstuurd mogen worden, omdat [eiseres] al een vergoeding voor haar werkzaamheden ontving vanuit het loondienstverband.
Daarnaast voert [gedaagde] aan dat [eiseres] in de periode van het loondienstverband een telefoonkostenvergoeding van € 210,00, een kilometervergoeding van € 668,04 en een onkostenvergoeding van € 345,50 aan haarzelf heeft toegekend die niet volgens afspraak waren. Voor zover [eiseres] geen specificatie en bewijs overhandigt waaruit blijkt dat zij daar recht op had, merkt [gedaagde] op dat deze vergoedingen onterecht zijn uitgekeerd en in mindering moeten worden gebracht op de factuur. [gedaagde] vraagt om verrekening.
Ten slotte wijst [gedaagde] erop dat de tussenstap die [eiseres] heeft gemaakt met tussenkomst van een incassobureau, volgens hem niet correct is, omdat het [eiseres] bekend was waarom hij niet tot betaling is overgegaan. Volgens [gedaagde] had [eiseres] rechtstreeks naar de rechter moeten stappen en wordt hij nu geconfronteerd met hoge kosten die onterecht zijn.

4.De beoordeling

Gefactureerde uren

4.1.
[eiseres] vordert betaling van de factuur voor haar werkzaamheden. Tussen partijen staat vast dat [eiseres] in de periode van 16 augustus 2018 tot en met 10 september 2018 werkzaamheden heeft uitgevoerd voor [gedaagde] met betrekking tot zijn bedrijfsadministratie. Ook het uurloon voor de werkzaamheden en de BTW daarover worden niet betwist. Partijen zijn het echter niet eens over de gefactureerde uren. [gedaagde] erkent dat de factuur juist is voor 32,25 uur, maar betwist de overige 32,75 uur.
4.2.
[gedaagde] betwist een totaal van 20 uur, omdat deze uren niet onderbouwd zijn, maar gedeclareerd zijn met de omschrijving “diversen” of “werkzaamheden kantoor”. Bij repliek stelt [eiseres] dat zij al twintig jaar op deze wijze factureert en dat [gedaagde] nooit heeft geklaagd over deze facturen. Daarnaast stelt [eiseres] dat de werkzaamheden zien op de boekhouding in accountview en dat ze vele uren bezig is geweest met de storing van de printer. Bij dupliek erkent [gedaagde] dat [eiseres] kon factureren onder de omschrijving diversen en dat zij bij navraag een urenverantwoording zou moeten kunnen overleggen. [gedaagde] voert echter aan dat hij het ongeloofwaardig vindt dat [eiseres] na twee jaar ineens weet welke werkzaamheden ze heeft uitgevoerd. Hij betwist daarom dat de verantwoording juist is.
4.3.
Nu [gedaagde] erkent dat [eiseres] op de genoemde wijze mocht factureren, [eiseres] een onderbouwing van de uren heeft gegeven en [gedaagde] deze onderbouwing inhoudelijk niet, althans onvoldoende gemotiveerd heeft betwist (het enkel blijven betwisten van de uren omdat [eiseres] pas na twee jaar een onderbouwing geeft, is niet voldoende), is de kantonrechter van oordeel dat deze uren zijn komen vast te staan.
4.4.
[gedaagde] betwist daarnaast een totaal van 12,75 uur, omdat deze uren gedeclareerd zijn als gewerkte uren op 9 en 10 september 2018, terwijl [eiseres] volgens het UWV toen ziek was en dus niet in staat was om te werken. Uit de brief van het UWV van 26 februari 2019 (opgenomen als bijlage 2 bij conclusie van antwoord) blijkt dat [eiseres] vanaf 9 september 2018 ziek was en recht had op een Ziektewetuitkering. Naar het oordeel van de kantonrechter moet daarom worden aangenomen dat [eiseres] vanaf 9 september 2018 geen werkzaamheden meer heeft verricht, maar een uitkering heeft ontvangen. De bedoelde 12,75 uur is dus niet toewijsbaar.
4.5.
Gelet op het voorgaande concludeert de kantonrechter dat is vast komen te staan dat [eiseres] (32,25 uur plus 20 uur =) 52,25 uur aan werkzaamheden heeft verricht en dat de vordering tot betaling van deze uren in beginsel kan worden toegewezen.
Verrekening
4.6.
[gedaagde] voert aan dat een aantal kosten moeten worden verrekend met de factuur van [eiseres] . Tuitenberg noemt hierbij de kosten voor het volgen van een spoedcursus van het boekhoudprogramma Accountview, de kosten van de accountant voor het draaiende houden van het bedrijf van [gedaagde] , de kosten van de facturen die [eiseres] naar [X] Diensten B.V. heeft gestuurd terwijl zij in loondienst werkzaam was bij [gedaagde] en de telefoonkostenvergoeding, kilometervergoeding en onkostenvergoeding die [eiseres] haarzelf heeft toegekend tijdens haar loondienstverband bij [gedaagde] .
Spoedcursus Accountview
4.7.
[gedaagde] voert aan dat [eiseres] door per direct te stoppen met haar werkzaamheden zonder overdracht daarvan, de continuïteit van zijn bedrijf ernstig heeft verstoord. Hij houdt [eiseres] daarom verantwoordelijk voor de door hem geleden schade, onder meer bestaande uit de kosten van het volgen van een spoedcursus van het boekhoudprogramma Accountview. Bij dupliek voert [gedaagde] aan dat [eiseres] niet is gevraagd om uitleg te geven over Accountview, omdat er volgens hem geen werkbare situatie meer was en de arbeidsverhouding verstoord was.
4.8.
[eiseres] heeft als productie B bij repliek Whatsappberichten van 11 september 2018 overlegd waarin zij aan [A] – degene die zij moest inwerken – schrijft:
“Nav mijn gesprek gisteren, zijn er wat verzoeken geweest,van [gedaagde], ivm overdracht en het systeem accountview facturatie.
Graag ontvang ik, mocht het van toepassing zijn, de exacte gegevens /werkzaamheden die jullie, eventueel, nodig hebben.”
[A] antwoordt hierop:
“Mocht het nodig zijn dan laat ik het weten.”
4.9.
Nu [gedaagde] er kennelijk zelf voor heeft gekozen om geen uitleg aan [eiseres] te vragen, terwijl uit het bericht van [eiseres] blijkt dat zij bereid was om uitleg te geven, kan [eiseres] niet aansprakelijk worden gehouden voor de kosten van het ergens anders volgen van een cursus over Accountview. Deze kosten zullen dan ook niet worden verrekend met de factuur van [eiseres] .
Kosten accountant en facturen en onkostenvergoedingen tijdens loondienstverband
4.10.
Op grond van art. 6:136 BW kan de rechter een vordering ondanks een beroep van de schuldenaar op verrekening toewijzen, indien de gegrondheid van dit verweer niet op eenvoudige wijze is vast te stellen en de vordering overigens voor toewijzing vatbaar is. De kantonrechter is van oordeel dat de gegrondheid van de verrekening van de onder 4.6 genoemde kosten van de accountant, de facturen en de onkostenvergoedingen in dit geval niet op eenvoudige wijze is vast te stellen, omdat [eiseres] deze tegenvorderingen gemotiveerd heeft betwist.
4.11.
Nu de vordering van [eiseres] voor het overige toewijsbaar is tot een bedrag van (52,25 uur x uurloon van € 39,50 plus 21% BTW =) € 2.497,29 zal de kantonrechter dit bedrag toewijzen.
Wettelijke handelsrente
4.12.
De wettelijke handelsrente zal als op de wet gegrond en niet weersproken worden toegewezen als na te melden.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.13.
[eiseres] maakt aanspraak op vergoeding van de buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is, nu het verzuim na 30 juni 2012 is ingetreden. De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde] geen consument is en dat [eiseres] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. [gedaagde] voert aan dat de tussenkomst van een incassobureau volgens hem niet correct is, omdat het [eiseres] bekend was waarom hij niet tot betaling is overgegaan. De buitengerechtelijke incassokosten zijn echter verschuldigd op het moment dat een opeisbare factuur niet is betaald en vervolgens incassohandelingen zijn verricht. Dat bekend is waarom niet betaald wordt, maakt dit niet anders. De buitengerechtelijke kosten zullen worden toegewezen tot het wettelijke tarief berekend over de toegewezen hoofdsom. Dat leidt in dit geval tot toewijzing van een bedrag van€ 374,59 aan buitengerechtelijke incassokosten.
Proceskosten en nakosten
4.14.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [eiseres] begroot als volgt:
- dagvaardingsexploot: € 83,38
- verschotten:
BRP € 1,71
DBR € 1,76
KVK € 4,61
- griffierecht: € 236,00
- salaris gemachtigde: € 436,00punten x tarief € 218,00)
Totaal: € 763,46
4.15.
De door [eiseres] apart gevorderde nakosten worden toegewezen, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten. Die kosten worden zoals te doen gebruikelijk begroot op een bedrag gelijk aan een half salarispunt van het in de hoofdzaak toegewezen salaris, met een maximum van € 124,-. Dat leidt in dit geval tot toewijzing van een bedrag van € 109,00.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om tegen kwijting aan [eiseres] een bedrag van € 2.497,29 aan hoofdsom en een bedrag van € 374,59 aan buitengerechtelijke incassokosten te betalen, vermeerderd met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW over de hiervoor toegewezen hoofdsom vanaf 24 oktober 2018 tot de dag van volledige voldoening,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van [eiseres] begroot op € 763,46, en indien [gedaagde] niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, de nakosten begroot op € 109,00 (½ punt liquidatietarief) aan nasalaris. Indien daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nasalaris nog te worden verhoogd met de kosten van betekening.
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. U. van Houten, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 20 april 2021.