[gedaagde] betwist een aantal uren op de factuur en voert aan dat hij niet is overgegaan tot betaling van de factuur omdat hij opheldering wil over een aantal zaken.
Hij heeft op 3 mei 2019 een urenverantwoording van [eiseres] ontvangen, waaruit blijkt dat op de factuur in totaal 20 uur aan werkzaamheden is gedeclareerd met de omschrijving “diversen” of “werkzaamheden kantoor”. Deze omschrijving is volgens [gedaagde] te summier om een beeld te vormen van welke werkzaamheden [eiseres] heeft uitgevoerd. Daarnaast heeft [eiseres] 12,75 uur gedeclareerd als gewerkte uren op 9 en 10 september 2018, terwijl zij volgens het UWV vanaf 9 september 2018 ziek was en dus niet in staat was om te werken. [gedaagde] betwist daarom in totaal 32,75 uur. Hij erkent dat de factuur voor de overige 32,25 uur juist is.
Naar de kantonrechter begrijpt, voert [gedaagde] echter aan dat een aantal kosten verrekend moeten worden met de factuur. Allereerst stelt hij dat [eiseres] op 10 september 2018 per direct gestopt is zonder overdracht van de werkzaamheden en dat zij de continuïteit van zijn bedrijf daarmee ernstig heeft verstoord. [eiseres] was volgens [gedaagde] namelijk de enige die toegang had tot het facturatiesysteem en wist hoe dit systeem werkte. Hij houdt [eiseres] daarom verantwoordelijk voor de door hem geleden schade. De noodzakelijke kosten voor het opstarten van de administratie en facturatie bestaan volgens [gedaagde] voornamelijk uit het volgen van een spoedcursus van het boekhoudprogramma Accountview, waarvan hij een factuur overlegt. Daarnaast overlegt [gedaagde] een factuur van de werkzaamheden door de accountant voor het draaiende houden van het bedrijf van [gedaagde] . Uit zijn brief van 30 januari 2019 aan [eiseres] blijkt dat [gedaagde] meent dat [eiseres] haar werk niet naar behoren heeft uitgevoerd en dat de kosten van de accountant zijn gemaakt om haar fouten te corrigeren.
Ook voert [gedaagde] aan dat [eiseres] in de periode waarin zij bij hem in loondienst was, vanuit haar eenmanszaak facturen naar [X] Diensten B.V. heeft gestuurd en betaald. De facturen hadden volgens [gedaagde] nooit verstuurd mogen worden, omdat [eiseres] al een vergoeding voor haar werkzaamheden ontving vanuit het loondienstverband.
Daarnaast voert [gedaagde] aan dat [eiseres] in de periode van het loondienstverband een telefoonkostenvergoeding van € 210,00, een kilometervergoeding van € 668,04 en een onkostenvergoeding van € 345,50 aan haarzelf heeft toegekend die niet volgens afspraak waren. Voor zover [eiseres] geen specificatie en bewijs overhandigt waaruit blijkt dat zij daar recht op had, merkt [gedaagde] op dat deze vergoedingen onterecht zijn uitgekeerd en in mindering moeten worden gebracht op de factuur. [gedaagde] vraagt om verrekening.
Ten slotte wijst [gedaagde] erop dat de tussenstap die [eiseres] heeft gemaakt met tussenkomst van een incassobureau, volgens hem niet correct is, omdat het [eiseres] bekend was waarom hij niet tot betaling is overgegaan. Volgens [gedaagde] had [eiseres] rechtstreeks naar de rechter moeten stappen en wordt hij nu geconfronteerd met hoge kosten die onterecht zijn.