ECLI:NL:RBOVE:2021:1755

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 april 2021
Publicatiedatum
28 april 2021
Zaaknummer
263045 KG RK 21-139
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het wrakingsverzoek tegen rechter mr. M.A.M. Essed in een civiele procedure

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Overijssel op 14 april 2021 het verzoek tot wraking van mr. M.A.M. Essed afgewezen. Verzoekers, die in een civiele procedure betrokken zijn, hebben op 9 maart 2021 een wrakingsverzoek ingediend, waarin zij aanvoerden dat mr. Essed partijdig was tijdens de behandeling van hun zaak. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het verzoek tijdig was ingediend, maar heeft vervolgens de gronden van het verzoek beoordeeld. Verzoekers voerden aan dat mr. Essed onvoldoende aandacht had besteed aan belangrijke zaken tijdens een bezichtiging en de daaropvolgende mondelinge behandeling. Ze voelden zich niet gehoord en hadden de indruk dat de rechter hen als leugenaars beschouwde. Mr. Essed heeft echter in zijn schriftelijke reactie aangegeven dat hij beide partijen eerlijk en onpartijdig heeft behandeld en dat zijn vragen bedoeld waren om de standpunten helder te krijgen. De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectieve feiten of omstandigheden waren die de vrees voor partijdigheid van mr. Essed konden rechtvaardigen. De wrakingskamer oordeelde dat de rechter binnen de juridische kaders heeft gehandeld en dat de klachten van verzoekers niet duiden op vooringenomenheid. Uiteindelijk werd het verzoek tot wraking afgewezen, en de beslissing werd openbaar uitgesproken.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer: 263045 KG RK 21-139
Beslissing van 14 april 2021
in de zaak van
[verzoekers],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekers tot wraking, hierna ook aangeduid als [verzoekers] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Op 9 maart 2021 is op de rechtbank het verzoekschrift van genoemde verzoekers ontvangen, waarin zij het verzoek doen tot wraking van mr. M.A.M. Essed, rechter in deze rechtbank en in die hoedanigheid belast met de behandeling van de zaak die is geregistreerd onder zaaknummer 8635461 / CV EXPL 20-2876.
1.2.
Mr. Essed heeft niet berust in de wraking
1.3.
Het wrakingsverzoek is op 31 maart 2021 in het openbaar behandeld. In verband met de overheidsmaatregelen die gelden als gevolg van de uitbraak van het Coronavirus, heeft de behandeling plaatsgevonden via een digitale beeldverbinding (Skype for Business).
1.4.
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
- verzoekers, [verzoekers] ,
- mr. M.A.M. Essed,
- de heer en mevrouw [naam 1] (gevolmachtigde van de heer [naam 2] ) en hun advocaat mr. T.M. Sanders
1.5.
De griffier heeft aantekeningen bijgehouden van hetgeen op de mondelinge behandeling is besproken. Ten slotte is uitspraak bepaald op heden.

2.Samenvatting van deze uitspraak

Eerst zal worden beschreven in welke procedure de wraking aan de orde is gesteld. Vervolgens zullen de gronden van het verzoek tot wraking worden samengevat en hetzelfde geldt voor de reactie van de gewraakte rechter. Dan komt de wrakingskamer aan het woord. In dat deel van de uitspraak zal eerst worden besproken of het verzoek tijdig is gedaan. De wrakingskamer komt dan tot de conclusie dat dat geval is. Daarna komt de vraag aan de orde of de feiten en omstandigheden die [verzoekers] voor de wraking hebben aangevoerd, kunnen leiden tot het oordeel dat de wraking moet worden toegewezen. Uit de beoordeling daarvan zal volgen dat de wrakingskamer tot de conclusie komt dat het verzoek tot wraking moet worden afgewezen.

3.De feiten

3.1.
Verzoekers zijn partij (gedaagden in conventie, tevens eisers in reconventie) in een procedure bij de kantonrechter. Deze procedure is geregistreerd onder zaaknummer 8635461 CV EXPL 20-2876. De wederpartij is de heer [naam 2] , die in die procedure wordt vertegenwoordigd door gevolmachtigde mevrouw [naam 1] , bijgestaan door advocaat mr. T.M. Sanders. In deze procedure heeft op 12 januari 2021 onder leiding van kantonrechter mr. Essed een descente (een bezichtiging op locatie) plaatsgehad met aansluitend een mondelinge behandeling in het gebouw van de rechtbank in Zwolle. Van de descente en de mondelinge behandeling is een proces-verbaal opgemaakt. Daarna is in de procedure vonnis bepaald. De uitspraak is nog niet gedaan.

4.Het wrakingsverzoek

4.1.
Verzoekers hebben in hun verzoek tot wraking uitgelegd waarom zij menen dat mr. Essed partijdig is bij de behandeling van hun procedure. Samengevat hebben zij de volgende redenen daarvoor aangevoerd:
  • Tijdens de bezichtiging heeft de rechter niet de hoeveelheid tijd en aandacht besteed aan alle onderdelen waarvan verzoekers vinden dat die belangrijk zijn. Zo kregen verzoekers niet steeds de gelegenheid om zaken uit te leggen, terwijl die uitleg volgens hen wel van belang is. Voorbeelden daarvan zijn: de uitleg die hun tuinman meneer [naam 3] wilde geven, een reconstructie van de oude situatie, de uitleg die verzoekers wilden geven over de video deurbel van de wederpartij en de uitleg die verzoekers wilden geven over de gezondheid van de oude haag.
  • De rechter was gejaagd en ongeduldig en stelde sturende vragen.
  • In het proces-verbaal van de bezichtiging zijn dingen anders opgeschreven dan verzoekers graag zouden zien en zijn er waarnemingen vermeld die volgens verzoekers niet relevant zijn, terwijl zaken die in het voordeel van verzoekers pleiten zijn weggelaten.
  • Verzoekers hebben de indruk gekregen dat hun integriteit in twijfel werd getrokken door de rechter, bijvoorbeeld ten aanzien van de telefonische instructie van de rechtbank dat zij niets aan de haag mochten doen. Verzoekers hebben hierbij het gevoel gekregen dat zij als leugenaars worden gezien.
  • De rechter heeft op de vervolg-zitting in de rechtbank wel stilgestaan bij het perspectief en de beleving van de hele kwestie aan de kant van [naam 2] maar hij heeft dat niet gedaan ten aanzien van de beleving van verzoekers. Aan verzoekers is namelijk wel gevraagd of zij zich het perspectief van de wederpartij konden voorstellen maar hij heeft die vraag niet omgekeerd gesteld aan de wederpartij.
  • De rechter heeft op de zitting in de rechtbank al verteld wat hij van de zaak vindt, waaruit bleek dat verzoekers in het ongelijk zullen worden gesteld. Daarna mochten partijen nog onderhandelen op de gang maar was de onderhandelingspositie van verzoekers eigenlijk onderuit gehaald. De rechter had ook moeten wijzen op de minpunten aan de kant van [naam 2].

5.Het standpunt van mr. Essed

5.1.
Mr. Essed heeft schriftelijk gereageerd op het wrakingsverzoek en samengevat luidt deze reactie als volgt.
Zoals bij alle zaken is ook in dit geval het uitgangspunt geweest om beide partijen eerlijk, open en onpartijdig tegemoet te treden. Juist om een goed beeld te krijgen van de feitelijke situatie van de erfgrens tussen de percelen van partijen, heeft mr. Essed in deze zaak besloten om ter plaatse te gaan kijken. Daarbij gaat het om waarneming van de feitelijke situatie op dat moment. Toelichtingen over achtergronden en dergelijke passen daar niet bij en dat heeft mr. Essed aan partijen uitgelegd. Het maken van een reconstructie past daar ook niet bij want het gaat op dat moment niet om een situatie die er geweest is maar om de situatie die er is. Volgens mr. Essed hebben beide partijen hem bij de bezichtiging verschillende plekken op en langs de erfgrens laten zien. Het klopt dat mr. Essed daarbij de toelichting van de tuinman ( [naam 3] ) heeft beperkt omdat deze persoon geen partij is bij de procedure en daarom vanuit het procesrecht gezien geen rol heeft in de procedure. Na de bezichtiging is de zitting voortgezet in de rechtbank. Verzoekers hebben daarbij hun pleitaantekeningen kunnen voordragen. Tijdens dat onderdeel van de behandeling heeft mr. Essed vragen gesteld aan partijen om de standpunten helder te krijgen. De vragen zijn soms ook kritisch geweest, dat hoort bij de taak van de rechter. Verder heeft hij een voorlopig oordeel gegeven nadat hij had gecheckt dat partijen daartegen geen bezwaar hadden. De zitting is zeker niet gejaagd verlopen want de zitting heeft een uur langer geduurd dan gepland was. Over het telefoongesprek van verzoekers met de rechtbank geeft mr. Essed aan dat hij wat verzoekers vertelden niet als onjuist heeft weggezet. Wel heeft hij daarover gezegd dat hij zelf dat gesprek niet kent, dat er van een dergelijk gesprek geen aantekening in het dossier zit en dat het gesprek daarom niet als een door de rechter genomen beslissing mag worden opgevat. Dat is ook zo in het proces-verbaal opgeschreven. Mr. Essed kan zich indenken dat deze reactie voor verzoekers moeilijk te begrijpen is en dat zij het mogelijk anders hebben ervaren maar dat betekent niet dat hun integriteit tijdens de zitting ter discussie is gesteld. Dat laatste is volgens mr. Essed zeker niet het geval.
Mr. Essed zegt over het proces-verbaal van de zitting dat dit een zakelijke weergave van de inhoud van de mondelinge behandeling betreft. Het is denkbaar dat verzoekers andere accenten zouden leggen, maar dat duidt niet meteen op partijdigheid van de rechter. Ten slotte merkt mr. Essed op dat er een lange periode is verstreken tussen de mondelinge behandeling op 12 januari 2021 en het wrakingsverzoek dat op 9 maart 2021 per e-mail naar de rechtbank is verstuurd.

6.De beoordeling

Uitgangspunt

6.1.
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Uitgangspunt bij de beoordeling daarvan is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn. Er kan een reden zijn om in een bepaalde zaak niet van dit vermoeden uit te gaan. In dat geval moet zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoen, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens één van de partijen een vooringenomenheid koestert. De vrees dat dit het geval zal zijn, dient objectief gerechtvaardigd te zijn. Dat betekent dat sprake moet zijn van concrete feiten en omstandigheden waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid.
Daarnaast kunnen er specifieke feiten of omstandigheden zijn die aan een procespartij aanleiding geven om te vrezen dat het een rechter (geheel afgezien van zijn of haar persoonlijke instelling) in een bepaalde situatie aan onpartijdigheid ontbreekt. Daarbij kan gedacht worden aan de uiterlijke schijn van partijdigheid. Als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is, kan ook dat een reden zijn voor wraking.
Is het verzoek tijdig gedaan?
6.2.
Volgens artikel 37 lid 1 Rv (artikel 37 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering) moet het wrakingsverzoek worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Dit voorschrift strekt ertoe te verzekeren dat de procedure direct nadat zich feiten of omstandigheden hebben voorgedaan waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, wordt geschorst door de indiening van een wrakingsverzoek en niet pas op een later tijdstip nadat er mogelijk al verdere proceshandelingen zijn verricht.
6.2.1.
In dit geval stelt de wrakingskamer vast dat de mondelinge behandeling plaatshad op 12 januari 2021 en dat het wrakingsverzoek per email op de rechtbank is ontvangen op 9 maart 2021. Er zit dus een periode van bijna twee maanden tussen deze data. De wrakingskamer is van oordeel dat het wrakingsverzoek weliswaar laat is ingediend, maar niet te laat om tot een inhoudelijke beoordeling van het verzoek over te kunnen gaan. Daaraan ligt ten grondslag dat verzoekers een plausibele verklaring hebben gegeven voor het tijdsverloop. Dat maakt naar het oordeel van de wrakingskamer dat het tijdsverloop in dit geval weliswaar lang, maar nog net acceptabel is.
6.2.2.
Die verklaring luidt dat bij verzoekers na afloop van de zitting al het gevoel bestond dat de rechter vooringenomen leek te zijn maar dat zij eerst het proces verbaal van de zitting wilden afwachten omdat hen dat mogelijk op andere gedachten kon brengen. Na ontvangst daarvan, begin februari 2021, hebben zij toch geprobeerd het wrakingsverzoek op papier te zetten. Dat proces werd onderbroken door een ziekenhuisopname van [verzoekers]. Daarna hebben zij met hulp van een derde het verzoek opgesteld en ingediend. De omstandigheid dat verzoekers in persoon procederen, dat zij na de zittingsdag eerst het proces verbaal wilden afwachten en ziekenhuisopname daarna van [verzoekers] maken dat de wrakingskamer het in dit geval begrijpelijk vindt dat het wrakingsverzoek pas op 9 maart 2021 bij de rechtbank is ingediend. Daarom zal het verzoek verder inhoudelijk worden behandeld.
Tijd en aandacht voor de zaak
6.3.
Volgens [verzoekers] heeft mr. Essed tijdens de bezichtiging en de mondelinge behandeling daarna in het gebouw van de rechtbank onvoldoende aandacht besteed aan dingen die zijzelf juist belangrijk vinden in deze zaak. Volgens hen was mr. Essed gejaagd en ongeduldig en heeft mr. Essed op een sturende manier vragen gesteld om kennelijk naar een bepaald punt toe te werken. De wrakingskamer heeft te beoordelen of deze klachten betekenen dat er sprake is geweest van vooringenomenheid bij mr. Essed. Naar het oordeel van de wrakingskamer is dat niet het geval en hierna wordt uitgelegd waarom dat zo is.
6.4.
[verzoekers] hebben concrete voorbeelden genoemd, zoals de tuinman die niet in de gelegenheid werd gesteld om te vertellen wat hij kwijt wilde, de reconstructie van de oude situatie rond de erfgrens, waarvan [verzoekers] verwacht hadden dat die zou plaatsvinden maar die achterwege bleef, en de toelichting op de videodeurbel van [naam 2] waar mr. Essed volgens [verzoekers] te snel aan voorbij ging. De wrakingskamer heeft in de beschrijving van de genoemde situaties geen aanknopingspunten voor partijdigheid of vooringenomenheid van de rechter gevonden. Weliswaar is bij de behandeling van het wrakingsverzoek duidelijk geworden dat [verzoekers] op bepaalde punten zijn teleurgesteld in hun verwachtingen van de bezichtiging maar dat wijst niet op vooringenomenheid van de rechter. De bezichtiging vindt namelijk plaats binnen juridische kaders die in de wet zijn vastgelegd en die nodig zijn om tot een juiste beoordeling van het geschil te kunnen komen. Vanuit de regels van het procesrecht heeft de rechter geoordeeld dat de tuinman geen rol heeft in het proces. Een dergelijke toepassing van het recht hoort bij de taak van de rechter. Zoals mr. Essed in zijn schriftelijke reactie heeft uitgelegd, een bezichtiging is bedoeld voor het doen van waarnemingen en constateringen over wat er te zien is op dat moment. Dat verzoekers daar een andere verwachting van hadden, valt te betreuren, maar doet aan de juridische kaders niet af. Hetzelfde geldt voor het onderdeel van de videodeurbel. Verzoekers zijn teleurgesteld dat mr. Essed daar minder uitvoerig bij heeft stilgestaan maar vanuit zijn taakopvatting heeft mr. Essed daarin een andere keus kunnen en mogen maken.
6.5.
Die taakopvatting kan er verder toe leiden dat de rechter doelgericht (en daarmee in zekere zin sturend) vragen stelt en dat de ene partij meer kritisch wordt bevraagd dan de andere. Mr. Essed heeft in zijn schriftelijke reactie uitgelegd dat dergelijke kritische vragen tot doel hebben dat een partij de kans krijgt om zijn of haar standpunten beter uit de verf te laten komen. Dat is vervolgens behulpzaam bij het vormen van een oordeel over de zaak. Naar het oordeel van de wrakingskamer gaat achter die werkwijze geen vooringenomenheid schuil.
6.6.
Dat geldt ook voor hetgeen verzoekers naar voren hebben gebracht over dat niet aan de wederpartij is gevraagd zich in te leven in het standpunt van verzoekers terwijl dat andersom wel is gebeurd. Een dergelijke vraag kan een rechter helpen om een vruchtbare dialoog op gang te brengen tussen partijen. Ook dat is zijn taak. Daaruit, en ook uit het niet stellen van exact dezelfde vraag aan beide partijen, kan niet worden afgeleid dat hij vooringenomen is over de zaak.
6.7.
Daarnaast komt de klacht dat mr. Essed gejaagd en ongeduldig is geweest niet overtuigend over. De totale behandeling op 12 januari 2021 heeft immers de gehele middag (vanaf 13.00 uur tot ongeveer 17.30 uur) in beslag genomen en heeft langer geduurd dan vooraf was gepland. Daarbij hecht de wrakingskamer ook waarde aan de opmerking van [naam 1] dat de betrokkenen aan de kant van [naam 2] aan die hele middag de beleving hebben overgehouden dat er door de kantonrechter heel zorgvuldig en uitgebreid de tijd is genomen voor de behandeling van dit geschil.
Verslaglegging in proces-verbaal
6.8.
Over de verslaglegging in het proces-verbaal van de behandeling op 12 januari 2021 hebben [verzoekers] opgemerkt dat daarin volgens hen niet relevante waarnemingen wel zijn vermeld terwijl bepaalde relevante zaken zijn weggelaten. Daarover merkt de wrakingskamer op dat het proces-verbaal aan het slot de partijen de mogelijkheid biedt om feitelijke onjuistheden schriftelijk kenbaar te maken. Die mogelijkheid is dus ook aan [verzoekers] geboden en zij hebben daar geen gebruik van gemaakt. Dat in het proces-verbaal op enig onderdeel de indruk van partijdigheid is gewekt, is naar het oordeel van de wrakingskamer niet gebleken.
Voorlopig oordeel
6.9.
Mr. Essed heeft tegen het einde van de zitting op 12 januari 2021 een voorlopig oordeel gegeven over het geschil van partijen. De klacht daarover van [verzoekers] is dat zij daarbij vooral in het ongelijk zijn gesteld en dat er als gevolg daarvan voor hen nog nauwelijks onderhandelingsruimte overbleef om in onderling overleg met de andere partij tot een oplossing van het geschil te komen. Volgens hen schuilt daarin een partijdigheid van de rechter. De wrakingskamer constateert echter dat er geen concrete feiten of omstandigheden zijn aangevoerd waaruit partijdigheid van mr Essed kan worden afgeleid. Dat volgt in elk geval niet uit het enkele feit dat mr. Essed in het nadeel van verzoekers zijn voorlopig oordeel heeft gegeven. Het is namelijk niet ongebruikelijk dat een rechter op de zitting alvast met partijen deelt hoe hij op dat moment tegen het geschil aankijkt. Daar komt bij dat in dit geval het voorlopige oordeel niet zomaar plotseling aan partijen is gepresenteerd. Weliswaar is niet uit de verf gekomen of mr. Essed specifiek aan [verzoekers] de vraag heeft gesteld of zij een voorlopig oordeel wensten, maar vast staat wel dat die mogelijkheid eerst in het algemeen door hem aan de beide partijen is voorgelegd. Daarna heeft mr. Sanders namens de wederpartij kenbaar gemaakt dat hij het voorlopige oordeel graag wilde horen en is in elk geval door [verzoekers] daartegen niet geprotesteerd. De wrakingskamer kan uit die gang van zaken niet afleiden dat er bij het uitspreken van het voorlopig oordeel sprake is geweest van vooringenomenheid of partijdigheid.
Telefoontje met de griffie
6.10.
[verzoekers] hebben uitgelegd dat zij voorafgaand aan de descente telefonisch contact hebben gehad met een medewerker van de griffie (administratie) van de rechtbank. [verzoekers] hebben gevraagd of zij tijdens de lopende procedure verder mochten gaan met hun plan om de beplanting van de heg te vervangen en in dat telefoongesprek zou hen zijn gezegd om dat niet te doen. Volgens verzoekers wilde mr. Essed op 12 januari 2021 niet geloven dat een medewerker van de rechtbank dit heeft gezegd. Verzoekers hebben daaraan het gevoel overgehouden dat zij tijdens de behandeling van hun zaak op 12 januari 2021 als leugenaars werden aangemerkt en dat versterkt hen in het gevoel dat mr. Essed partijdig is geweest. Bij de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek (op 31 maart 2021) is dit voorval besproken. Mr. Essed heeft uitgesproken dat hij het betreurt dat [verzoekers] hem op dat punt niet goed hebben begrepen en hij heeft uitgelegd dat het hem erom ging dat hij niet wist van het telefoongesprek en de inhoud ervan. Hij heeft namelijk niet zelf dit gesprek gevoerd en hij heeft ook geen aantekening van een telefoongesprek aangetroffen in het dossier. Dat betekent niet dat hij daarmee zegt dat [verzoekers] daarover hebben gelogen. Om duidelijk te maken wat dan de betekenis van het bedoelde telefoongesprek kan zijn, heeft hij daarover een opmerking gemaakt die ook in het proces-verbaal is vastgelegd. Het gaat er om dat het vanaf dat moment voor beide partijen duidelijk is dat er geen rechterlijke beslissing heeft plaatsgevonden buiten de gewone procesgang om. Na de uitleg van mr. Essed op de zitting van de wrakingskamer heeft [verzoekers] desgevraagd verklaard dat zij de uitleg van mr. Essed nu beter begreep. Naar het oordeel van de wrakingskamer is op dit punt niet naar voren gekomen dat mr. Essed op 12 januari 2021 de integriteit van [verzoekers] ter discussie heeft gesteld en daarmee ook niet dat hij vanuit vooringenomenheid heeft gereageerd. Dit onderdeel van de klachten kan daarom niet tot wraking leiden.
Conclusie
6.11.
Al met al kan de wrakingskamer op basis van het verzoekschrift en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling van de wrakingskamer niet vaststellen dat daadwerkelijk sprake is geweest van voorvallen waaruit vooringenomenheid of partijdigheid van mr. Essed spreekt. Dit betekent dat het wrakingsverzoek moet worden afgewezen.

7.De beslissing

De wrakingskamer:
7.1.
wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door de mrs. U. van Houten, C.A. Peterzon en H.M. Braam in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 14 april 2021.
(ap)
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.