10.De beslissing
geldigheid van de dagvaarding
- verklaart de dagvaarding nietig voor zover het betreft de zinsnede onder feit 2 “- baten niet heeft verantwoord en/of”;
- verklaart de dagvaarding voor het overige geldig;
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2, 3 en 5 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en 4 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 subsidiair en 4 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 subsidiair
het misdrijf: tezamen en in vereniging met een ander als bestuurder van een rechtspersoon welke in staat van faillissement is verklaard, te wijten zijn dat niet is voldaan aan de in artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek omschreven verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie;
feit 4
het misdrijf: opzettelijk zijn eigen goed onttrekken aan een pandrecht van een ander, gepleegd door een rechtspersoon, terwijl verdachte, tezamen en in vereniging met een ander, daaraan feitelijk leiding en/of daartoe opdracht heeft gegeven;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 subsidiair en 4 bewezen verklaarde;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
180 (eenhonderd en tachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
90 dagen;
- beveelt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste 60 in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
- bepaalt dat de benadeelde partij [bedrijf 4] BV (feit 5): in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Stam, voorzitter, mr. E. Venekatte en mr. V. Wolting, rechters, in tegenwoordigheid van D.A.C. Brockötter, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 26 april 2021.
Buiten staat
Mr. Venekatte en mr. Wolting zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van de districtsrecherche IJsselland, onderzoek Princenhof met nummer 04BRF-14024.
Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Ten aanzien van feit 1, subsidiair:
1.
Een aangifte terzake van vermoedelijke faillissementsfraude, opgemaakt door mr. [curator] , curator in het faillissement van [bedrijf 1] BV, gedateerd 24 januari 2014, pagina 20, 21 en 22, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ondergetekende,
Naam: mr. [curator]
Kantooradres: [adres 5]
Postcode: [postcode 3]
Plaats: [plaats 2]
is bij vonnis van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo d.d. 15 mei 2013 aangesteld tot curator in het faillissement van:
Naam: [bedrijf 1] B.V.
Adres: [adres 3]
Postcode: [postcode 1]
Plaats: [plaats 1]
Inschrijvingsnummer KvK: [kvk-nummer]
Statutair gevestigd te: [plaats 1]
Faillissementsnummer: C/08/13/373 F
Deze aangifte richt zich tegen:
Naam: [medeverdachte]
Voorna(a)m(en): [medeverdachte]
Geboortedatum: [geboortedatum 2]
Geboorteplaats: [geboorteplaats 2] (Irak)
Nationaliteit: o.a. Nederlandse
Woonplaats : [geboorteplaats 2] , Irak (volgens GBA)
Adres
BSN: [bsn-nummer 1]
Functie: (feitelijk) bestuurder/ (middellijk) aandeelhouder
Naam: [verdachte]
Voorna(a)m(en): [verdachte]
Geboortedatum: [geboortedatum 1] 1976
Geboorteplaats
Nationaliteit: o.a. Nederlandse
Woonplaats : [postcode 2]
Adres: [adres 4]
BSN: [bsn-nummer 2]
Functie: (feitelijk) bestuurder/ (middellijk) aandeelhouder
Met toestemming van de rechter-commissaris doe ik in mijn functie als curator van bovenstaande vennootschap aangifte van het feit dat (feitelijk) bestuurder(s) zich vermoedelijk schuldig hebben gemaakt c.q. medepleger dan wel medeplichtig zijn aan het plegen van:
- bedrieglijke bankbreuk (art. 341 jo. artikel 51, respectievelijk 343 Wetboek van Strafrecht),
In het zicht van het faillissement van bovenstaande vennootschap is er vermoedelijk niet voldaan aan de op hen rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie zoals genoemd in artikel 10 BW, Boek 2, lid 1.
De bestuurders hebben niet voldaan aan de boekhoudplicht. Ik heb bij [bedrijf 1] B.V. een zeer beperkt deel van de administratie aangetroffen welke hoofdzakelijk ziet op het jaar 2012. Volgens de heer [medeverdachte] en de heer [verdachte] zou de administratie over 2013 aanwezig moeten zijn op een computer welke op de locatie [adres 2] aanwezig zou zijn. Tevens zou de papieren administratie aldaar liggen volgens hen. Toen mijn faillissementsmedewerker, [faillissementsmedewerker] , in gezelschap van de heer [medeverdachte] en de heer [verdachte] zich naar die locatie heeft begeven werd echter geconstateerd dat de computer en de papieren administratie uit het pand was verdwenen. Er is geen back-up gemaakt van de harde schijf van de computer.
2.
Een vonnis van de Rechtbank Overijssel tot faillietverklaring van [bedrijf 1] BV, gedateerd 15 mei 2013, met benoeming van mr. [curator] tot curator, pagina 24 en 25.
3.
Een schriftelijk bescheid, te weten een uittreksel inschrijving bij de Kamer van Koophandel van 18 april 2013, zakelijk weergegeven, voor zover inhoudende, pagina 83:
4.
Het proces-verbaal van verhoor van aangever [medewerker Rabobank] van 5 januari 2016, zakelijk weergegeven, voor zover inhoudende, pagina 109:
Op 3 april 2013 is door [verdachte] nog gevraagd om een Visa card. Hij had overigens al een creditcard bij de Rabobank. [verdachte] gaf aan dat hij zou afreizen naar Turkije en Irak.
Op 8 april 2013 begint de ellende. De inspecteur van Interpolis die bij het in aanbouw zijnde pand op de nieuwe lokatie was, belde naar de Rabobank dat [verdachte] niet op de afspraak was. De accountant, [naam 7] , belde die dag ook dat het bedrijf dicht is en dat de ondernemers zijn vertrokken naar Irak.
Het schriftelijk bescheid, te weten een vertrouwelijk schrijven inhoudende ‘een opzegging financiering’ van 15 april 2013, opgemaakt door [medewerker Rabobank] van Rabobank, zakelijk weergegeven, voor zover inhoudende, pagina 114 – 115:
De bank heeft geconstateerd dat u de aan de bank verpande roerende zaken heeft onttrokken aan de onderneming. Daarbij is de verkoopopbrengst niet aangewend voor aflossing van de bancaire financiering. Uw handelen van de afgelopen periode kwalificeert als het onttrekken van zaken aan het pandrecht van onze bank zoals bedoeld in artikel 348 van het Wetboek van Strafrecht.
Onze bank zal bij de justitiële autoriteiten aangifte doen.
Bovendien heeft u aangegeven uw bedrijfsactiviteiten te staken en het faillissement aan te
willen vragen. Wij verwijzen hiervoor o.a. naar uw e-mails van 8 en 10 april jl..
Op grond van het bovenstaande zeg ik u bij deze dan ook de verstrekte financiering met
onmiddellijke ingang op en sommeer ik u per direct aan onze bank te voldoen al hetgeen zij van u te vorderen heeft.
6.
Het proces-verbaal van verhoor van [getuige 2] van 22 juni 2015, zakelijk weergegeven voor zover inhoudende, pagina 311 - 313:
Volgens de gegevens van de curator hebt U gewerkt voor [bedrijf 1] (hierna te
noemen [bedrijf 1] ). Het bedrijf is failliet gegaan en we willen van U graag een getuigenverklaring opnemen inzake het reilen en zeilen van dit bedrijf.
Wanneer bent U komen werken op het bedrijf?
Dat was in 2009. lk heb er 4 jaar gewerkt.
Wie waren de bestuurders?
Dit waren [verdachte] en [medeverdachte] .
Wie had de dagelijkse leiding op het bedrijf?
[verdachte] eigenlijk. [verdachte] was meer onderweg en [medeverdachte] was meer achter op de werkplaats.
Wie hield de boekhouding bij?
Op het laatste was dat [naam 4] . Daarvoor zijn er wel diverse anderen geweest, maar die namen weet ik niet meer.
Waar werd de administratie binnen [bedrijf 1] bewaard?
Op kantoor in de kast. Daar stonden alle mappen. De administratie van de afgesloten jaren die stonden in het magazijn naast de trap.
Ik weet wel dat ik in de week na de Pasen vrij kon krijgen. [verdachte] vertelde dat ze aan het
verhuizen waren en dat we wel vrij konden nemen. Ze gingen alles verhuizen naar het nieuwe pand. Op dat moment zat alles nog aan [adres 2] . Toen ik twee weken later na mijn vakantieverlof weer op het bedrijf aan [adres 2] , stonden er
een stuk of vier mensen voor de deur. Dit waren allemaal mensen die nog geld tegoed hadden. Alles wat er voor mijn vakantie nog stond was weg. Op het terrein stonden nog een paar auto. Al het metaal was weg, maar de planken lagen er nog. Voor de vakantie was alles er nog. Er stonden nog een ca. 50 auto's denk ik.
Waar was het bedrijf gevestigd?
Eerst aan [adres 2] . Het zou gaan verhuizen naar de [adres 3] .
7.
Het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] van 6 januari 2016, zakelijk weergegeven, voor zover inhoudende, pagina 329, 331:
Vraag: U was bestuurder van [bedrijf verdachte] BV. Waren er nog meer mensen werkzaam voor deze holding?
Antw.: Nee ik was de enige.
Vraag: Welke werkzaamheden werden binnen het bedrijf [bedrijf 1] BV gedaan, wat was de corebusiness?
Antw.: Het inkopen van schade en demontage auto's en in beslag genomen auto's. Demonteren en sorteren van automaterialen. Sorteren van staal glas kunststof en accu's en brandstof. Verkoop van deze materialen aan erkende [bedrijf 7] . Verkoop van bruikbare auto onderdelen.
Vraag: Wie waren de bestuurder van dit bedrijf? Wie waren de aandeelhouders?
Antw.: [medeverdachte] en ik.
Vraag: Wie gaf er leiding binnen het bedrijf tot aan het faillissement?
Antw.: Allebei.
Vraag: Wat was uw rol?
Antw.: Ik had de kontakten binnen Nederland en de inkoop van de auto's.
Vraag: Wat was de rol van dhr [medeverdachte] ?
Antw.: Hij het proces van demontage, werkplaats technisch en de kontakten met Irak.
Vraag: Hoe zat de administratieve organisatie van [bedrijf 1] B.V. in elkaar?
Antw.: Wij hebben een accountant. Bij ons op kantoor zat een administratieve kracht die de nota's inboekte. Dit waren wisselende krachten. Wij werkten met een computersysteem waar ook de accountant on line inzicht in had. Hij maakte vervolgens de jaarrekeningen op.
Vraag: Wie beheerde de bankrekeningen van [bedrijf 1] B.V.?
Antw.: Zowel [medeverdachte] als ik.
Vraag: Wie deed de betalingen, overboekingen?
Antw.: Meestal ik.
Vraag: Wie deed de boekhouding?
Antw.: Meestal ik met 2 dames, [naam 5] en [naam 4] .
Vraag: Hoe werd de boekhouding bijgehouden?
Antw.: Via een boekhoudprogramma.
Vraag: Waar is de boekhouding gebleven?
Antw.: Het fysieke in ons kantoor, [adres 2] .
Vraag: Wie had er belang bij de boekhouding van Uw onderneming?
Antw.: De accountant en de belastingdienst. Alleen eind 2012 heb ik nieuwe software gekocht voor onze administratie. Dat was heel specifieke programma voor autodemontage bedrijven. Vanaf 2008 waren wij een KIWA gecertificeerd bedrijf.
Vraag: Op 01-08-2012 treedt [bedrijf verdachte] BV uit als bestuurder van [bedrijf 1] BV. Waarom trad Uw holding uit als bestuurder?
Antw.: Ik wist niet dat ik uit het bedrijf ging dat was feitelijk ook niet zo. lk denk dat het komt doordat ik mij uitgeschreven uit Nederland. lk was echt nog wel betrokken bij het bedrijf en mijn werkzaamheden veranderden niet.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 12 april 2021, zakelijk weergegeven, voor zover inhoudende, als verklaring van verdachte [verdachte] :
Nadat ik op 30 maart 2013 hoorde dat mijn vrouw en kinderen, die in Irak verbleven, plotseling met een onbekende bestemming zijn vertrokken, heb ik besloten om naar Irak te vertrekken om met hulp van [medeverdachte] naar mijn gezin te zoeken. [medeverdachte] en ik zijn vervolgens gezamenlijk begin april 2013 met de Porsche Cayenne met kenteken [kenteken 3] naar Irak gereden.
Ik was helemaal kapot. Ik heb contact gehad met de bank en de accountant. Ik heb gezegd tegen de bank dat ik mijn verplichtingen voor [bedrijf 1] BV niet langer kan vervullen.
Ik kon niets doen voor het bedrijf toen. Om iemand anders te vinden om het bedrijf te runnen was onmogelijk omdat er zoveel problemen bij elkaar kwamen. De Dienst Domeinen die andere regels hanteerde en de problemen met de bouw. Ik heb gezegd dat ik het niet red en dat ik niet goed mijn functie meer kan doen als directeur.
Ik heb geen contact gezocht met medewerkers of familie in Nederland om te spreken over [bedrijf 1] BV in de periode dat [medeverdachte] en ik in Irak waren.
Ik vernam van het faillissement van [bedrijf 1] BV in de krant. Toen heb ik contact met de curator [curator] gehad. Ik was toen in Irak. Iedereen liet mij die krant zien.
1.
Het proces-verbaal van verhoor van aangever [medewerker Rabobank] van 5 januari 2016, zakelijk weergegeven, voor zover inhoudende, pagina 109 en 110:
De aangever verklaarde:
lk wens aangifte te doen van onttrekking aan een pandrecht. Hieromtrent kan ik U het volgende
verklaren:
Vastlegging pandrecht.
Ten behoeve van de financieringen is in 2009 de pandakte opgemaakt en ondertekend. Er was al een eerdere pandakte, echter de VOF omgezet in een BV en daarom zijn er nieuwe aktes
ondertekend voor de BV. De betreffende documenten aangaande de verpanding zijn bij deze aangifte gevoegd. In deze documenten is te lezen dat alle vorderingen, inventaris en voorraden onder het pandrecht van de Rabobank vallen.
Onttrekking voorraad aan het pandrecht
Volgens de cijfers van 2012 moet er voor een waarde van zo'n € 500.000 euro aan voorraad zijn geweest. Er was nog maar een minieme voorraad aanwezig.
[verdachte] heeft ook verklaard dat hij eind maart de voorraad deels heeft verscheept naar Irak. [verdachte] gaf te kennen dat hij een geldlening van € 150.000 had verkregen in Irak.
Volgens [verdachte] is met de verscheping van de voorraad naar Irak, de geldlening afgelost. Dit zou gewoon verkocht zijn en er zouden facturen van moeten zijn. De Rabobank ziet deze verscheping echter als onttrekking van goederen aan het pandrecht. Kort hierna is [verdachte] namelijk zelf ook naar Irak vertrokken. Hij en [medeverdachte] hebben [bedrijf 1] stuurloos achtergelaten en [bedrijf 1] is kort daarna failliet gegaan.
2.
Het schriftelijk bescheid, te weten een ‘verpanding’ opgemaakt op 21 april 2009, zakelijk weergegeven, voor zover inhoudende, pagina 164 – 167:
Pandgever:
[bedrijf 1] B.V.
hierna (zowel samen als ieder afzonderlijk) te noemen: pandgever.
Bank:
[Rabobank]
hierna (zowel samen als ieder afzonderlijk) te noemen: bank.
Verklaren te zijn overeengekomen:
Tot zekerheid voor de betaling van al hetgeen de bank blijkens haar administratie van debiteur de pandgever voor zover in deze akte niet anders genoemd, hierna (zowel samen als ieder afzonderlijk) te noemen: debiteur,
te vorderen heeft of te vorderen mocht hebben uit hoofde van:
- verstrekte en/of te verstrekken geldleningen;
- verleende en/of te verlenen kredieten;
- ten behoeve van haar gestelde en/of te stellen borgtochten of contragaranties;
- door haar afgegeven en/of af te geven borgtochten en/of (bank)garanties;
- huidige en/of toekomstige parallelle schulden jegens de bank als zekerhedenagent;
- huidige en/of toekomstige regresvorderingen;
- huidige en/of toekomstige vorderingen krachtens subrogatie;
- huidige en/of toekomstige financiële instrumenten, waaronder mede begrepen derivatencontracten, en/of
- uit welke hoofde dan ook;
vestigt de pandgever zoals overeengekomen ten behoeve van de bank een pandrecht op het navolgende onderpand.
2. Alle huidige en toekomstige voorraden
Algemene voorwaarden
Op deze overeenkomst zijn — voor zover niet anders is overeengekomen — van toepassing:
a. de Algemene voorwaarden voor verpanding van de Rabobank 2008;
Datum ondertekening: 21-4-2009
Het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] van 6 januari 2016, zakelijk weergegeven, voor zover inhoudende, pagina 333, 335:
lk heb voor ongeveer € 60.000,-- aan auto’s die nog gesloopt moesten worden verkocht aan mijn leverancier in Irak. Met de € 60.000 heb ik mijn schuld betaald aan de leverancier in Irak die mij een lening had verstrekt.
Vraag: Op 30 maart 2013 zijn volgens de vrachtbrief (bill of lading) 3 containers met auto-onderdelen opgeladen op een schip genaamd [naam 8] in Rotterdam. Opdrachtgever was [bedrijf 1] B.V. Waar zijn deze onderdelen naar toe gegaan?
Antw.: Zoals ik al verklaard heb naar Irak.
Vraag: Op 08 april 2013 is volgens de vrachtbrief (bill of lading) 1 container met auto-onderdelen opgeladen op een schip genaamd [naam 9] in Rotterdam. Opdrachtgever was [bedrijf 1] B.V. Waar zijn deze onderdelen naar toe gegaan?
Antw.: Deze is ook naar Irak gegaan. Er zijn in totaal 5 of 6 containers in die periode naar Irak verscheept naar [Rabobank] .
Vraag: Op 13 april 2013 is volgens de vrachtbrief (bill of lading) 1 container met auto-onderdelen opgeladen op een schip genaamd [naam 10] in Rotterdam. Opdrachtgever was [bedrijf 1] B.V. Waar zijn deze onderdelen naar toe gegaan?
Antw.: Zie vorig antwoord.
Vraag: In de periode februari maart 2013 is er o.a. een Turkse vrachtwagen geweest die een container met onderdelen kwam ophalen. Waarheen heeft die Turkse vrachtwagen de container vervoerd?
Antw.: Dat klopt. Deze container is ook naar [Rabobank] gegaan.
Het schriftelijk bescheid, te weten een vertrouwelijk schrijven inhoudende ‘een opzegging financiering’ van 15 april 2013, opgemaakt door [medewerker Rabobank] van Rabobank, zakelijk weergegeven, voor zover inhoudende, pagina 114 – 115:
De bank heeft geconstateerd dat u de aan de bank verpande roerende zaken heeft onttrokken aan de onderneming. Daarbij is de verkoopopbrengst niet aangewend voor aflossing van de bancaire financiering. Uw handelen van de afgelopen periode kwalificeert als het onttrekken van zaken aan het pandrecht van onze bank zoals bedoeld in artikel 348 van het Wetboek van Strafrecht.
Bovendien heeft u aangegeven uw bedrijfsactiviteiten te staken en het faillissement aan te
willen vragen. Wij verwijzen hiervoor o.a. naar uw e-mails van 8 en 10 april jl..
Momenteel kan uw schuld als volgt worden gespecificeerd:
a. uit hoofde van lening nummer [nummer 1]
-restant-hoofdsom EUR 575.000,04
- lopende rente tot en met de voldoening p.m.
b. uit hoofde van lening nummer [nummer 2]
- restant-hoofdsom EUR 600.000,--
-lopende rente tot en met de voldoening p.m.
-boeterenten p.m.
c. uit hoofde van lening nummer [nummer 3]
- restant-hoofdsom EUR 150.000,--
- lopende rente tot en met de voldoening p.m.
d. uit hoofde van lening nummer [nummer 4]
- restant-hoofdsom EUR 566.666,70
- lopende rente tot en met de voldoening p.m.
e. uit hoofde van lening nummer [nummer 5]
-restant-hoofdsom EUR 114.782,--
- lopende rente tot en met de voldoening p.m.
f. uit hoofde van lening nummer [nummer 6]
- restant-hoofdsom EUR 91.250,--
- lopende rente tot en met de voldoening p.m.
g. uit hoofde van rekening-courant nummer [nummer 7]
- debetsaldo EUR 97.697,96
- lopende rente en kosten p.m.
h. buitengerechtelijke incassokosten p.m.
totaal te voldoen EUR 2.195.396,70
te vermeerderen met de vooralsnog p.m. gestelde posten
5.
Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte] van 27 januari 2016 , zakelijk weergegeven, voor zover inhoudende, pagina 355, 357:
De Rabobank heeft ons geld geleend. lk was soms wel aanwezig bij gesprekken bij de bank, maar [verdachte] hield zich daar voornamelijk mee bezig. lk moest vaak wel een handtekening zetten. [verdachte] had me dan wel uitgelegd waar het over ging.
Vraag: In die periode maart/april 2013, dat is de periode dat het bedrijf zou verhuizen van de
[adres 2] naar de [adres 3] in Almelo, werden veel zaken/auto onderdelen verscheept naar
Irak. Waarom was dat?
Antw.: Dat was export. Soms gingen er twee containers per maand naar Irak. Soms was
het er 1 meer en soms 1 minder. Wij moesten in die periode ook die klant uit Irak betalen die
de geldlening had gegeven. Die wilde voor de lening wel onderdelen/ oud ijzer terug.