ECLI:NL:RBOVE:2021:1721

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 april 2021
Publicatiedatum
26 april 2021
Zaaknummer
08/206012-20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag en openlijk geweld in Enschede

Op 26 april 2021 heeft de Rechtbank Overijssel in Almelo uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 47-jarige man, die samen met medeverdachten betrokken was bij een gewelddadig incident op 10 augustus 2020 in Enschede. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag en openlijk geweld tegen een slachtoffer, die tijdens de vechtpartij ernstig gewond raakte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met anderen, het slachtoffer met scherpe voorwerpen heeft gestoken en hem heeft geschopt terwijl hij weerloos op de grond lag. De rechtbank achtte het opzet op de dood van het slachtoffer niet bewezen, maar wel de poging tot zware mishandeling en openlijk geweld. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast werd hij veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer, die als gevolg van de geweldsdelicten ernstige verwondingen had opgelopen, waaronder een ingeklapte long en meerdere steekwonden. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, en wees het beroep op noodweer van de verdachte af.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/206012-20 (P)
Datum vonnis: 26 april 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] 1973 in [geboorteplaats] (Marokko),
zonder bekende vast woon- of verblijfplaats hier te lande,
nu verblijvende in P.I. Almelo,
Bornsestraat 333, 7601 PB Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 april 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.H. de Weert en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. D.C. Vlielander, advocaat te Utrecht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1
op 10 augustus 2020, al dan niet samen met een of meer anderen, heeft geprobeerd
[slachtoffer] te doden
(primair)dan wel heeft geprobeerd hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
(subsidiair)door hem met een mes te steken en/of tegen het hoofd en het lichaam te schoppen;
feit 2
op 10 augustus 2020, al dan niet samen met een of meer anderen, in Enschede op een openbare plaats geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] .
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 10 augustus 2020 te Enschede tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn meedader(s)voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, immers heeft/hebben hij verdachte en/of zijn mededader(s)
-met een of meer mes(sen), althans (een) daarop gelijkende scherpe en/of puntige en/of snijdende voorwerp(en)
-meerdere malen, althans eenmaal, met een of meer mes(sen), althans (een) daarop gelijkende scherpe en/of puntige en/of snijdende voorwerp(en) zwaaiende en/of snijndende den/of stekende bewegingen gemaakt in de richting van die [slachtoffer] en/of
-die [slachtoffer] naar de grond gewerkt en/of (vervolgens) meerdere malen, althans eenmaal, met een of meer mes(sen), althans (een) daarop gelijkende scherpe en/of puntige en/of snijdende voorwerp(en) in het bovenlichaam en/of het onderlichaan gestoken en/of gesneden, terwijl die [slachtoffer] al dan niet op de grond lag en/of
-die [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het hoofd
geschopt/getrapt en/of op het hoofd gestampt en/of op/tegen het (boven)lichaam geschopt en/of getrapt en/of gestompt en/of geslagen, terwijl die [slachtoffer] al dan niet op de grond lag
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 augustus 2020 te Enschede tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, altnans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, immers heeft/hebben hij verdachte en/of zijn mededader(s)
-met een of meer mes(sen), althans (een) daarop gelijkende scherpe en/of puntige en/of snijdende voorwerp(en)
-meerdere malen, althans eenmaal, met een of meer mes(sen), althans (een) daarop gelijkende scherpe en/of puntige en/of snijdende voorwerp(en) zwaaiende en/of
snijndende den/of stekende bewegingen gemaakt in de richting van die [slachtoffer] en/of
-die [slachtoffer] naar de grond gewerkt en/of (vervolgens) meerdere malen, althans eenmaal, met een of meer mes(sen), althans (een) daarop gelijkende scherpe en/of puntige en/of snijdende voorwerp(en) in het bovenlichaam en/of het onderlichaan gestoken en/of gesneden, terwijl die [slachtoffer] al dan niet op de grond lag en/of
-die [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het hoofd geschopt/getrapt en/of op het hoofd gestampt en/of op/tegen het (boven)lichaam geschopt en/of getrapt en/of gestompt en/of geslagen, terwijl die [slachtoffer] al dan niet op de grond lag
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 10 augustus 2020 te Enschede openlijk, te weten, op Het Bijvank, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een [slachtoffer] immers heeft hebben verdachte en/of zijn mededaders
-met een of meer mes(sen), althans (een) daarop gelijkende scherpe en/of puntige en/of snijdende voorwerp(en)
-meerdere malen, althans eenmaal, met een of meer mes(sen), althans (een) daarop gelijkende scherpe en/of puntige en/of snijdende voorwerp(en) zwaaiende en/of
snijndende den/of stekende bewegingen gemaakt in de richting van die [slachtoffer] en/of
-die [slachtoffer] naar de grond gewerkt en/of (vervolgens) meerdere malen, althans eenmaal, met een of meer mes(sen), althans (een) daarop gelijkende scherpe en/of puntige en/of snijdende voorwerp(en) in het bovenlichaam en/of het onderlichaan gestoken en/of gesneden, terwijl die [slachtoffer] al dan niet op de grond lag en/of
-die [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het hoofd geschopt/getrapt en/of op het hoofd gestampt en/of op/tegen het (boven)lichaam geschopt en/of getrapt en/of gestompt en/of geslagen, terwijl die [slachtoffer] al dan niet op de grond lag.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Voor de gebeurtenissen op 10 augustus 2020 zijn vier verdachten gedagvaard. Aan verdachte (verder [verdachte] ) en medeverdachte [medeverdachte 1] (verder [medeverdachte 1] ) zijn de onder 2 genoemde feiten 1 primair, 1 subsidiair en 2 ten laste gelegd. Aan de medeverdachten
[medeverdachte 2] (verder [medeverdachte 2] ) en [medeverdachte 3] (verder [medeverdachte 3] ) is enkel het onder 2 genoemde feit 2 ten laste gelegd. Zij allen zijn verdachte in dit onderzoek.
4.2
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast. De voor de bewezenverklaring redengevende bewijsmiddelen zijn opgenomen in de bijlage bij dit vonnis.
Op 10 augustus 2020 omstreeks 14.10 uur kreeg de politie een melding dat er een vechtpartij gaande was aan het Bijvank in Enschede tussen zes personen en dat daarbij messen werden gebruikt. In zijn vrije tijd was verbalisant [verbalisant 1] al ter plaatse en hij heeft het incident deels gefilmd. Na afloop van de vechtpartij zijn verdachten weg gereden in een Volkswagen Golf met Belgisch kenteken toebehorend aan [verdachte] .
Het slachtoffer [slachtoffer] (verder [slachtoffer] ) is na de vechtpartij door de politie aangetroffen met fors lichamelijk letsel. Hij is naar het ziekenhuis gebracht.
Kort na de vechtpartij zijn [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] in Enschede aangehouden in de Volkswagen van [verdachte] . In de auto zijn twee bebloede messen aangetroffen.
4.3
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair en het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.4
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat [verdachte] vrijgesproken dient te worden van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat de handelingen die [verdachte] zouden kunnen worden verweten zijn: het zwaaien met een mes en het met een mes in de richting van de bil/heup bewegen, waarbij [verdachte] [slachtoffer] mogelijk zou hebben kunnen raken. De verdediging stelt dat het zwaaien met een mes geen zodanige handeling is dat die geacht kan worden gericht te zijn op de dood van dan wel het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer] . Mocht de rechtbank tot het oordeel komen dat verdachte met de beweging met het mes in de richting van de bil/heup van [slachtoffer] hem ook daadwerkelijk geraakt heeft, dan kan ook van deze handeling niet worden geoordeeld dat deze gericht is op de dood. Deze handeling kan hoogstens leiden tot een bewezenverklaring van een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer] .
In de visie van de verdediging heeft [verdachte] de-escalerend opgetreden. Daarnaast was er tussen verdachten geen sprake van een gezamenlijk plan en uitvoering en om die reden kan er ook geen sprake zijn van medeplegen. Voor het door de andere verdachten toegepaste openlijke geweld is [verdachte] niet verantwoordelijk.
4.4
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
[slachtoffer] en [verdachte] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] hebben uiteenlopende verklaringen afgelegd over de (aanleiding van de) gebeurtenissen op 10 augustus 2020. Van een groot deel van de gebeurtenissen is een video-opname gemaakt. De rechtbank heeft ter terechtzitting deze camerabeelden, die onderdeel uit maken van het proces-verbaal, afgespeeld. De rechtbank heeft zelf waargenomen wat daarop te zien is en heeft dit ter zitting aan de orde gesteld. Daarbij heeft de rechtbank vastgesteld dat het proces-verbaal waarin de camerabeelden door de politie worden beschreven, overeenkomt met de waarneming van de rechtbank ter zitting, met dien verstande dat de rechtbank ter zitting ook heeft waargenomen dat [verdachte] met een mes in zijn handen twee stekende bewegingen heeft gemaakt in het bovenbeen/de bil van [slachtoffer] .
Uit de beelden blijkt het volgende: tussen [slachtoffer] enerzijds en [verdachte] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en een onbekend gebleven man anderzijds vindt een treffen plaats. De scooter van [slachtoffer] ligt op de grond. Na enkele seconden gaat de groep uit elkaar en lopen [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en de onbekende man weg richting een zwarte Volkswagen Golf met Belgisch kenteken die iets verderop geparkeerd staat. [medeverdachte 1] heeft daarbij in z'n linkerhand een gevarendriehoek en in de rechterhand een onbekend gebleven voorwerp. [medeverdachte 2] raapt, voordat hij wegloopt, nog een voorwerp op van de grond.
[slachtoffer] en [verdachte] blijven op de plek staan praten waarna [slachtoffer] zijn scooter rechtop zet en start. [slachtoffer] haalt dan op enig moment een boksbeugel uit zijn rechterbroekzak en stompt daarmee [verdachte] met kracht tegen de linkerzijde van het hoofd. [verdachte] stapt achteruit en haalt een mes uit zijn rechterbroekzak. Hij maakt met het mes een zwaaiende bewegingen richting [slachtoffer] . [slachtoffer] spuugt in de richting van [verdachte] . [verdachte] haalt nogmaals uit met het mes en maakt daarmee twee keer een zwaaiende beweging ter hoogte van de hals van [slachtoffer] . [slachtoffer] stompt [verdachte] nogmaals tegen het hoofd en [verdachte] maakt een zwaaiende beweging met het mes naar [slachtoffer] , die opnieuw [verdachte] tegen het hoofd stompt. Nadat [verdachte] nogmaals met het mes ter hoogte van de hals van [slachtoffer] heeft uitgehaald, vlucht [slachtoffer] . Hij rent naar zijn scooter, pakt de scooter en probeert al rennend op de scooter te springen. Op dat moment komt de onbekende man [slachtoffer] tegemoet rennen en in het voorbijgaan steekt de onbekende man met een steekvoorwerp in de rug van [slachtoffer] . [medeverdachte 3] probeert dan [slachtoffer] tegen te houden en [slachtoffer] komt dan met de scooter ten val. [medeverdachte 2] maakt dan met een steekvoorwerp een stekende beweging in de richting van de op de grond liggende [slachtoffer] . [verdachte] is [slachtoffer] in zijn vlucht gevolgd en houdt daarbij het mes in zijn hand. Als [slachtoffer] weer is opgestaan steekt [verdachte] hem twee keer in zijn linker been ter hoogte van de bil. Op dat moment is [slachtoffer] omringd door [verdachte] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en de onbekende man.
[medeverdachte 1] komt dan hard met de auto aanrijden, stopt pal voor de groep en stapt uit. [slachtoffer] wordt van achteren vastgepakt door [medeverdachte 3] en zij vallen samen achterover over de scooter. Als [slachtoffer] op de grond ligt wordt hij meermaals geslagen door
[medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] en geschopt door [medeverdachte 2] en de onbekende man. [verdachte] stapt vervolgens in de Volkswagen en gaat achter het stuur zitten. Ook [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en de onbekende man stappen in. Ondertussen draait [medeverdachte 2] zich nog een keer om naar [slachtoffer] en steekt hem in zijn onderrug, waarna ook [medeverdachte 2] instapt en de auto wegrijdt.
[slachtoffer] is op 18 augustus 2020 onderzocht in het ziekenhuis. Uit de geneeskundige verklaring, opgesteld door een arts, blijkt dat sprake was van een wond in de linker oksel, een wond in de bil, een wond aan de neus, een wond aan de rechter arm, een schaafwond in de hals, een wond aan de linker knie en een wond in de rug. Er was een vermoeden van inwendig letsel en bloedverlies en [slachtoffer] had een ingeklapte linker long. De verwachte hersteltijd bedroeg drie maanden.
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank moet, gezien de tenlastelegging en gelet op het voorgaande, de vragen beantwoorden of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte, alleen of tezamen en in vereniging met anderen, de in de tenlastegelegde opgenomen handelingen heeft gepleegd en, zo ja, of dit leidt tot een bewezenverklaring van een poging tot doodslag in vereniging of een poging tot zware mishandeling in vereniging.
Tezamen en in vereniging
Om de gedragingen als medeplegen te kunnen kwalificeren, is primair een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachten vereist, waarbij het accent op de samenwerking ligt en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht. Daarnaast is vereist dat de – intellectuele en/of materiële – bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Bij de beoordeling of sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte en diens aanwezigheid op belangrijke momenten. De vraag of aan de bovenstaande eisen is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar verlangt een beoordeling van het concrete geval.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat sprake is van een gezamenlijke uitvoering van geweldshandelingen door meermaals te steken met scherpe en/of puntige en/of snijdende voorwerpen en te schoppen tegen het lichaam van [slachtoffer] door [verdachte] , [medeverdachte 2] en de onbekende man. De onbekende man probeert [slachtoffer] tegen te houden terwijl hij probeerde te vluchten op de scooter en steekt hem in zijn rug. Binnen de 15 seconden die daarop volgen, steekt [medeverdachte 2] [slachtoffer] twee keer, schopt [medeverdachte 2] [slachtoffer] vier keer, schopt de onbekende man [slachtoffer] en trapt hij hem tegen zijn hoofd en steekt [verdachte] [slachtoffer] twee keer in zijn bovenbeen. Al dit geweld pasten [verdachte] , [medeverdachte 2] en de onbekende man toe terwijl zij [slachtoffer] omringden en dus van elkaar zagen welk geweld zij gebruikten. De [verdachte] , [medeverdachte 2] en de onbekende man hebben daarmee een gezamenlijke storm van geweld op [slachtoffer] toegepast, die op dat moment weerloos was. [verdachte] heeft daarbij afzonderlijk een bijdrage van voldoende gewicht geleverd doordat hij, nadat [medeverdachte 2] en de onbekende man [slachtoffer] al hadden gestoken, zich in het geweld begeeft en nog een ernstige steekverwonding toebrengt in het bovenbeen van [slachtoffer] .
De rechtbank acht op grond van voorgaande overwegingen en vaststellingen wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] tezamen en in vereniging met [medeverdachte 2] en de onbekende man, [slachtoffer] meermaals heeft gestoken met scherpe en/of puntige en/of snijdende voorwerpen en hem tegen het lichaam heeft geschopt.
Opzet op de dood
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of deze handelingen aan te merken zijn als een poging tot doodslag in vereniging.
Hiervoor is vastgesteld dat het gezamenlijk geweld tegen [slachtoffer] door [verdachte] , [medeverdachte 2] en de onbekende man onder meer bestond uit het toebrengen van meerdere steekverwondingen in het (boven)lichaam en het schoppen tegen het lichaam. [slachtoffer] heeft blijkens de geneeskundige verklaring fors letsel, waaronder een klaplong en wonden in de oksel en onderrug opgelopen.
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting niet blijkt dat [verdachte] volle opzet had op de dood van [slachtoffer] . Dan rijst de vraag of er sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer] .
Vooropgesteld moet worden dat de beantwoording van die vraag, of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, afhankelijk is van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zulk een kans is voorts niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard en op de koop toe heeft genomen. De rechtbank merkt daarbij op dat bepaalde gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
De rechtbank overweegt dat het bovenlichaam een kwetsbaar deel van het lichaam betreft, waarin zich veel vitale organen bevinden. Naar algemene ervaringsregels kan het steken met een mes of (scherp) voorwerp in het bovenlichaam als ook het meermalen met kracht schoppen met geschoeide voet tegen het bovenlichaam van iemand die op de grond ligt, leiden tot de dood van het slachtoffer.
Gelet op het door [verdachte] , [medeverdachte 2] en de onbekende man gezamenlijk op [slachtoffer] uitgeoefende geweld, de aard van dat geweld (het steken met een scherp voorwerp in de rug en oksel, het meermaals met kracht, met geschoeide voet schoppen tegen het bovenlichaam), terwijl [slachtoffer] weerloos was, op enig moment op de grond lag en werd omringd door verdachten met steekwapens, is de rechtbank van oordeel dat de kans op het intreden van de dood van [slachtoffer] in dit geval aanmerkelijk was. Dat [verdachte] [slachtoffer] alleen met een scherp voorwerp in zijn bil/heup heeft gestoken en dat deze steek alleen mogelijk niet tot de dood van [slachtoffer] zou kunnen leiden, doet niet af aan zijn betrokkenheid bij dit potentieel fatale geweld jegens [slachtoffer] .
De rechtbank is van oordeel dat [verdachte] de kans op de dood van [slachtoffer] bewust heeft aanvaard, door het geweld niet tegen (proberen) te houden, maar in plaats daarvan actief deel te nemen aan het geweld dat door de anderen werd toegepast en daarbij zelf ook met een wapen een steekwond toe te brengen.
Gelet hierop acht de rechtbank bewezen dat verdachte in voorwaardelijke zin opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer] . De rechtbank acht daarmee het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen voor zover het de handelingen als beschreven in het derde en vierde gedachtestreepje. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van hetgeen hem onder het eerste en tweede gedachtestreepje is ten laste gelegd, omdat dit niet zonder meer kan worden gekwalificeerd als een poging tot doodslag in vereniging.
Ten aanzien van feit 2
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank ook tot de conclusie dat [verdachte] samen met anderen op de openbare weg geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] . Een en ander betekent dat het ten laste gelegde openlijk in vereniging plegen van geweld wettig en overtuigend is bewezen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1 primair.
hij op 10 augustus 2020 te Enschede tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer] met scherpe en/of puntige en/of snijdende voorwerpen in het bovenlichaam en het onderlichaam gestoken, terwijl die [slachtoffer] al dan niet op de grond lag en die [slachtoffer] meerdere malen met kracht tegen het hoofd getrapt en/of tegen het (boven)lichaam geschopt, terwijl die [slachtoffer] op de grond lag terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 10 augustus 2020 te Enschede openlijk, te weten op Het Bijvank, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededaders die [slachtoffer] naar de grond gewerkt en/of met scherpe en/of puntige en/of snijdende voorwerpen in het bovenlichaam en het onderlichaam gestoken, terwijl die [slachtoffer] al dan niet op de grond lag en die [slachtoffer] meerdere malen met kracht tegen het hoofd geschopt/getrapt en/of tegen het (boven)lichaam geschopt en/of getrapt en/of gestompt en/of geslagen, terwijl die [slachtoffer] al dan niet op de grond lag.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 141 en 287 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feiten 1 primair en 2
de eendaadse samenloop van
feit 1 primair
het misdrijf: medeplegen van poging tot doodslag
en
feit 2
het misdrijf: het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat [verdachte] een beroep op noodweer dan wel noodweerexces toekomt, nu [verdachte] door [slachtoffer] is aangevallen en [slachtoffer] hem met een boksbeugel tegen het hoofd heeft geslagen op een moment dat [verdachte] enkel heeft getracht om de situatie te kalmeren. Op dat moment ontstond er een situatie van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. [verdachte] heeft daarop een mes uit zijn broekzak gehaald en heeft daar zwaaiende, afwerende bewegingen mee gemaakt in de richting van [slachtoffer] . De daarop volgende handelingen van [verdachte] zijn een reactie op de handelingen van [slachtoffer] . [verdachte] verkeerde daarbij door de klap tegen zijn hoofd in een zeer hevige gemoedsbeweging zodat hem een beroep op noodweerexces toekomt, en hij aldus ten aanzien van feit 1 moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht het beroep op noodweer dan wel noodweerexces te verwerpen. Er was geen sprake van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. De vechtpartij tussen [slachtoffer] en [verdachte] was voorbij, [slachtoffer] wil wegrijden op zijn scooter en [verdachte] zoekt vervolgens de confrontatie met [slachtoffer] op door hem 2 keer te steken met een mes.
De overwegingen van de rechtbank
Voor een geslaagd beroep op noodweer is vereist dat sprake is van (dreiging met) een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van het (eigen of een anders) lijf, eerbaarheid of goed. Voorts dient de wijze van verdediging noodzakelijk en geboden te zijn.
De rechtbank heeft hiervoor vastgesteld dat [verdachte] , toen hij met [slachtoffer] bij de scooter stond, door [slachtoffer] is geslagen met een boksbeugel. [verdachte] heeft daarop een mes uit zijn broekzak gehaald en heeft hiermee zwaaiende bewegingen in de richting van [slachtoffer] gemaakt. [slachtoffer] wil dan wegrijden, maar wordt dan tegengehouden door de onbekende man en [medeverdachte 3] . [verdachte] volgt [slachtoffer] en neemt vervolgens actief deel aan het geweld dat op dat moment door de andere verdachten op [slachtoffer] wordt toegepast. Aldus zoekt [verdachte] op dat moment de confrontatie met [slachtoffer] op en is daarbij aanvallend. De rechtbank is van oordeel dat, met de poging van [slachtoffer] om op zijn scooter te vluchten, de voorgaande noodweersituatie beëindigd was, zodat het voor [verdachte] niet meer nodig was om zichzelf of anderen te verdedigen. Daarnaast is niet aannemelijk geworden dat bij [verdachte] een dusdanige heftige gemoedsbeweging aanwezig was dat hem een beroep op noodweerexces toekomt. De rechtbank verwerpt het verweer.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren en zes maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat bij een op te leggen straf er rekening moet worden gehouden met het eigen aandeel van [slachtoffer] in het conflict, en dat verdachte niet alleen en niet voor al het door [slachtoffer] bekomen letsel verantwoordelijk is, zoals door de officier van justitie wordt gesteld.
Gelet op de bepleitte vrijspraak voor 1 primair en 2 en indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van feit 1 subsidiair, is – rekening houdende met het bepaalde in artikel 67a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering - het opleggen van een straf gelijk aan de duur van het voorarrest van verdachte afdoende. De verdediging verzoekt de rechtbank dan ook om de voorlopige hechtenis van verdachte op te heffen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan eendaadse samenloop van een poging tot doodslag en openlijk geweld. Samen met zijn mededaders heeft verdachte het slachtoffer gestoken in (vitale delen van) het lichaam terwijl daarnaast ook nog anderen het slachtoffer sloegen of stompten. Het slachtoffer heeft als gevolg daarvan ernstig letsel opgelopen: hij heeft naast een klaplong ernstige steekverwoningen op diverse plekken in het lichaam gekregen. Het door verdachte en zijn mededaders gepleegde geweld had daarmee een fatale afloop kunnen hebben. Het slachtoffer moest tien dagen in het ziekenhuis verblijven. Ter zitting heeft het slachtoffer verwoord welke impact de gebeurtenissen op hem hebben (gehad).
Hoewel de rechtbank de aanleiding voor het geweld tussen verdachte, de mededaders en het slachtoffer niet duidelijk is geworden, lijkt deze te zijn gelegen in een persoonlijk conflict tussen verdachte en het slachtoffer, en heeft het slachtoffer zich in het conflict ook niet onbetuigd gelaten. In elk geval staat vast dat verdachte en zijn mededaders met hun handelen volstrekt disproportioneel hebben gereageerd en dat de situatie fors uit de hand is gelopen.
Daar waar verdachte en zijn mededaders er op enig moment voor hadden kunnen kiezen om het (op dat moment nog woordelijke conflict) te beëindigen en weg te gaan, hebben zij er voor gekozen om dat niet te doen, waarna het conflict is geëscaleerd en uitgemond in het plegen van ernstig geweld.
Nog afgezien van de gevolgen voor het slachtoffer, draagt dergelijk geweld, zeker als het overdag op de openbare weg wordt gepleegd en terwijl meerdere personen hier getuige van waren, bij aan gevoelens van onveiligheid en onbehagen in de samenleving. De rechtbank rekent verdachte dat alles ook zeer aan en op dergelijke ernstige feiten kan naar het oordeel van de rechtbank slechts worden gereageerd met oplegging van een gevangenisstraf van enige duur.
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van verdachte van 12 maart 2021 en van het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport van 27 oktober 2021, waarin de reclassering heeft geadviseerd verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan verbonden de voorwaarden van een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met [slachtoffer] .
Alles overzien acht de rechtbank de gevorderde gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden passend en geboden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarvan zal de rechtbank een deel van twaalf maanden voorwaardelijk opleggen onder de voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, teneinde verdachte er van te weerhouden opnieuw contact met het slachtoffer te zoeken. De rechtbank zal de proeftijd bepalen op twee jaren.
Ter zitting heeft de verdediging, indachtig het ingenomen standpunt dat verdachte van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, dan wel dat ontslag van rechtsvervolging dient te volgen, verzocht om opheffing van de voorlopige hechtenis van verdachte. Met inachtneming van het hiervoor overwogene wijst de rechtbank dat verzoek af.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte hoofdelijk, al dan niet op grond van artikel 6:166 Burgerlijk Wetboek (BW), te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 12.175,70, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade. De gevorderde materiele schade van in totaal € 2.175,70 bestaat uit de volgende posten:
a. € 182,97 kleding
b. € 300,00 daggeldvergoeding verblijf ziekenhuis
c. € 151,00 eigen risico zorgverzekering
d. € 50,00 fysiotherapie
e. € 937,20 huishoudelijke hulp voor moeder van [slachtoffer]
f. € 504,00 verlies van zelfredzaamheid
g. € 50,53 reiskosten.
Voor immateriële schade vanwege PTSS, blijvende littekens en zenuwletsel wordt een bedrag van € 10.000,00 gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt dat de vordering van [slachtoffer] goed is onderbouwd en voor toewijzing vatbaar is, inclusief de gevorderde wettelijke rente. De officier van justitie stelt zich primair op het standpunt dat de vordering volledig ten laste van [verdachte] – als voornaamste veroorzaker van de schade – toegewezen dient te worden. Subsidiair stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat de vordering hoofdelijk dient te worden toegewezen ten laste van alle verdachten.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet ontvankelijk dient te worden verklaard, althans dient te worden afgewezen, nu namens [verdachte] vrijspraak is bepleit. In geval van veroordeling van [verdachte] , moet rekening worden gehouden met het feit dat hij de schade niet alleen heeft veroorzaakt. Ten aanzien van de immateriële schade is sprake van eigen schuld van [slachtoffer] , als gevolg waarvan toewijzing van maximaal € 500,00 redelijk is.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezenverklaarde feiten (mede) rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
De stelling dat de schade van de benadeelde partij niet (volledig) is ontstaan door toedoen van de verdachte, staat aan toewijzing van de vordering van de benadeelde partij niet in de weg. Immers, bewezen is verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een delict waarbij de verdachte en de medeplegers van dat delict verantwoordelijk en aansprakelijk zijn voor het geheel van het geweld dat door de groep verdachten is gepleegd en daarmee hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de daardoor ontstane schade.
De opgevoerde materiële schadeposten als hiervoor in 8.1 genoemd onder a., b., c., d., f. en g. zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal deze schadeposten daarom hoofdelijk toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente. Nu de schadeposten op verschillende data zijn ontstaan, zal de rechtbank hierna per schadepost aangeven op welke datum de wettelijke rente aanvangt. Daarbij is aansluiting gezocht bij de datum waarop de betreffende schadepost is ontstaan. Ten aanzien van reiskosten is, gelet op het aantal posten, de rentedatum bepaald in (ongeveer) het midden van de periode waarin die schadeposten zijn ontstaan.
Schadepost
Bedrag
Aanvangsdatum wettelijke rente
a. Kleding
€ 182,97
10 augustus 2020
b. Daggeld ziekenhuis
€ 300,00
10 augustus 2020
c. Eigen risico zorgverzekering
€ 151,00
10 augustus 2020
d. Fysiotherapie
€ 50,00
15 september 2020
f. Verlies zelfredzaamheid
€ 504,00
10 augustus 2020
g. reiskosten
€ 50,53
30 november 2020
De rechtbank wijst af schadepost e. welke ziet op vergoeding van de kosten van huishoudelijke hulp voor de moeder van de benadeelde partij. Deze kosten zijn gemaakt door c.q. ten behoeve van de moeder van de benadeelde partij en zijn derhalve geen schade die door benadeelde zelf is geleden.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade (smartengeld) is de rechtbank van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Deze schade is, gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door de verdediging, vooralsnog onvoldoende onderbouwd. Daarnaast is een beroep gedaan op eigen schuld van de benadeelde partij ter zake het ontstaan van de schade, welk beroep op basis van het beschikbare dossier en de ingenomen standpunten in het kader van deze procedure niet goed beoordeeld kan worden. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr hoofdelijk opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
8.6
De proceskosten
Voor proceskosten wordt door de benadeelde partij een bedrag van € 21,58 gevorderd. Dat bedrag bestaat uit de reiskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt voor consultatie van zijn advocaat en het bijwonen van de inhoudelijke behandeling in de rechtbank.
De rechtbank zal deze reiskosten op grond van artikel 532 Sv toewijzen, nu deze kosten zijn gemaakt door de benadeelde partij wegens de verdediging van zijn civiele vordering.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c en 55 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
de eendaadse samenloop van
feit 1 primair:medeplegen van poging tot doodslag
en
feit 2:het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
42 (tweeënveertig) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
12 (twaalf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, Molenstraat 20 in
(7514 DK) Enschede op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- op geen enkele wijze - direct of indirect - contact opneemt en/of onderhoudt met
[slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1998;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 1.137,97 (eenduizendeenhonderdenzevenendertig euro en zevenennegentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 augustus 2020, voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 50,00 (vijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
15 september 2020, voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 50,53 (vijftig euro en drieënvijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 november 2020, voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt verdachte daarnaast hoofdelijk in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 21,58, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van de bewezenverklaarde feiten tot
hoofdelijke betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.137,97 (eenduizendeenhonderdenzevenendertig euro en zevenennegentig eurocent),te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 augustus 2020 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 21 dagen kan worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van de bewezenverklaarde feiten tot
hoofdelijke betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 50,00 (vijftig euro),te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 september 2020 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 1 dag kan worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van de bewezenverklaarde feiten tot
hoofdelijke betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 50,53 (vijftig euro en drieënvijftig eurocent),te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 november 2020 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 1 dag kan worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering met betrekking tot de immateriële schade niet-ontvankelijk is, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • wijst af het meer of anders gevorderde met betrekking tot de materiële schade.
voorlopige hechtenis
- wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Diggele, voorzitter, mr. E.J.M. Bos en
mr. S.K. Huisman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.J. van der Leest, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 26 april 2021.
Mr. Bos en mr. Van Diggele zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, District Twente, met nummer PL0600-2020377041, van
4 september 2020. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2] van 12 augustus 2020 (pag. 105 - 106), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 10 augustus 2020 vond op Het Bijvank te Enschede, een vechtpartij plaats, waarbij zes personen betrokken waren, te weten 5 mannen en 1 vrouw. Bij deze vechtpartij werd gebruik gemaakt van steekwapens.
Door een collega in vrije tijd werden met de telefoon opnamen gemaakt van de vechtpartij.
Deze beelden werden vrijwillig voor het onderzoek ter beschikking gesteld.
Op 11 augustus 2020 werden door mij de betreffende beelden uitgekeken, waarbij door mij het volgende werd waargenomen:
Aan het begin van het fragment is een scooter te zien die kennelijk ten gevolge van een aanrijding op de rijbaan ligt. Vlakbij staan vijf mannen heftig te discussiëren.
Nr. 1 is een licht getinte man met een donker sikje, gekleed in een zwarte korte broek en zwart T-shirt. Op z'n hoofd draagt hij een grijs petje van het merk Gucci met een soort blokjesmotief ( [slachtoffer] ).
Nr. 2 is een licht getinte man met een dun donker baardje, gekleed in een zwarte korte broek en zwart T-shirt met print. Hij draagt een donkergrijze pet, ( [verdachte] ).
Nr. 3 is een licht getinte man met kort zwart haar, gekleed in een wit T-shirt en een grijze korte broek (verdachte [medeverdachte 2] ).
Nr. 4 is een licht getinte man met kort zwart haar, gekleed in een wit T-shirt en blauwgrijze korte broek (naam onbekend).
Nr. 5 is een licht getinte man met kort zwart haar, gekleed in een korte zwarte broek en een blauw poloshirt (verdachte [medeverdachte 1] ).
Nr. 6 is een licht getinte vrouw met lang donker haar, gekleed in een grijs met zwarte jurk. ( [medeverdachte 3] ).
Na enkele seconden gaat de groep uit elkaar en lopen nrs. 3 ( [medeverdachte 2] ), 4 en 5( [medeverdachte 1] ) weg richting een auto die wat verderop staat.
Enkelen hebben een voorwerp in de hand. Nr. 5 ( [medeverdachte 1] ) heeft in z'n linkerhand een
gevarendriehoek en in de rechterhand een onbekend voorwerp. Nr. 3 ( [medeverdachte 2] ) raapt, voordat hij wegloopt nog een voorwerp van de grond.
Nr. 1 ( [slachtoffer] ) en nr. 2 ( [verdachte] ) staan nog een tijd te praten.
Nadat 1 min. 23 seconden verstreken zijn, zet [slachtoffer] de scooter rechtop en start deze.
Vervolgens haalt hij iets uit z'n rechterbroekzak, een boksbeugel.
Daarna haalt hij uit met rechts en stompt [verdachte] hard tegen de linkerzijde van het hoofd.
[verdachte] stapt achteruit en haalt ook iets uit z'n rechterbroekzak. Dit blijkt een mes te zijn. Je hoort het mes openklappen en dan is te zien dat [verdachte] met het mes een zwaaiende bewegingen maakt richting [slachtoffer] .
Dan schopt [slachtoffer] met rechts richting [verdachte] en even later spuugt [slachtoffer] in de richting van [verdachte] .
[verdachte] haalt nogmaals uit met het mes en maakt daarmee twee keer over een
zwaaiende beweging ter hoogte van de hals van [slachtoffer] .
Dan stompt [slachtoffer] nogmaals [verdachte] tegen z’n hoofd. [verdachte] maakt nogmaals een zwaaiende beweging met het mes naar [slachtoffer] en ook nu reageert deze door [verdachte] tegen het hoofd te stompen. Nadat [verdachte] nogmaals met het mes ter hoogte van de hals van [slachtoffer] heeft uitgehaald, vlucht [slachtoffer] . Hij rent naar zijn scooter die met draaiende motor klaar staat, pakt de scooter en probeert al rennend op de scooter te springen.
Op dat moment komt nr. 4 hem tegemoet rennen en in het voorbijgaan steekt hij met een mes of ander steekvoorwerp richting de rug van [slachtoffer] .
Dan komt nr. 6 ( [medeverdachte 3] ) in beeld. Zij probeert [slachtoffer] tegen te houden en hij komt met de
scooter ten val.
Dan komt nr. 3 ( [medeverdachte 2] ) erbij en hij maakt met een mes of ander steekvoorwerp een stekende beweging in de richting van de op de grond liggende [slachtoffer] . Dan komt een zwarte auto aangereden, die pal voor de groep stopt. Nr. 5 ( [medeverdachte 1] ) stapt uit.
[slachtoffer] krabbelt overeind en word vastgepakt door nr. 6 ( [medeverdachte 3] ). Ze bewegen achteruit en vallen beiden over de achter liggende scooter. Dan word de op de grond liggende [slachtoffer] drie keer geslagen door nr. 6 ( [medeverdachte 3] ).
[slachtoffer] word vier keer geschopt door nr. 3 ( [medeverdachte 2] ) en één keer door nr. 4 en ook nr. 5
( [medeverdachte 1] ) slaat hem nog twee keer. Dan stapt [verdachte] in de auto en gaat achter het stuur zitten. Nrs. 3 ( [medeverdachte 2] ), 4, 5 ( [medeverdachte 1] ) en 6 ( [medeverdachte 3] ) lopen richting de auto. N. 3 ( [medeverdachte 2] ) draait zich nog één keer om en steekt [slachtoffer] met een mes of ander steekvoorwerp in de onderrug.
Vervolgens rijdt de auto weg. Daarbij is te zien dat de auto is voorzien van het Belgische kenteken [kenteken] .
2.
Het proces-verbaal van bevindingen van 13 augustus 2020 van [verbalisant 3] (pag. 76) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Na aanleiding van het opgeven van valse gegevens heb ik dit proces-verbaal opgemaakt.
In dit gehele dossier hoort de betrokkene [medeverdachte 2] te zijn: [medeverdachte 2] .
In dit gehele dossier hoort de betrokkene [medeverdachte 3] te zijn: [medeverdachte 3] .
[medeverdachte 2] is Europa ingereisd met een visum. Zijn juiste gegevens zijn: [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum 3] 2001.
[medeverdachte 3] is Europa ingereisd met een visum. Haar juiste gegevens zijn: [medeverdachte 3] , geboren op [geboortedatum 4] 1999.
3.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 13 april 2021, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
De voorzitter toont de camerabeelden die onderdeel uitmaken van het dossier.
De rechtbank neemt bij het bekijken van de camerabeelden ter terechtzitting waar dat op tijdstip 01:51 en 01:52 van de camerabeelden te zien is dat verdachte [verdachte] , nadat [slachtoffer] is opgestaan na zijn val met de scooter, in zijn rechterhand een mes heeft en twee stekende bewegingen maakt in de linker bil/bovenbeen van [slachtoffer] .
Verdachte [verdachte] loopt daarna naar de auto en stapt in als bestuurder.
4.
Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] van 13 augustus 2020 (pag. 342) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik reed langs [verdachte] en langs man 3. Ik moest toen langs man 1 maar deze trok mijn van mijn scooter af. Toen ik eenmaal op de grond lag voelde ik dat ik tegen mijn hoofd werd getrapt en dat ik in mijn been werd gestoken. Ik werd getrapt, geslagen, alles. Iedereen deed wel wat. Ik werd in mijn linkerzij, bil en linker oksel gestoken.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 4] van 21 augustus 2020 (pag. 80-1) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 12 augustus 2020 heeft verbalisant [verbalisant 5] , Forensisch Opsporing, een onderzoek ingesteld in de zwarte Golf, voorzien van het Belgisch kenteken [kenteken] .
[verbalisant 5] heeft een vouwmes, voorzien van een blauwe handvat en een zwart lemmet van ongeveer 10 cm aangetroffen. Dit mes vertoonde bloedsporen.
[verbalisant 5] heeft een tweede mes aangetroffen in een opbergvak aan de achterzijde van de bijrijdersstoel. Dit mes betrof een vouwmes, voorzien van een gevlekt zwart handvat en een lemmet van ongeveer 11.5 cm. Het mes vertoonde eveneens bloedsporen.
6.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5° Sv, te weten een geneeskundige verklaring van Maayen, arts (pag. 373), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Medische informatie betreffende [slachtoffer] .
Onderzoek op 18 augustus 2020.
Wond oksel links, wond bil, wond neus, wond rechter arm, schaafwond hals, wond linker knie, wond rug.
Vermoeden van inwendig letsel en bloedverlies. Ingeklapte long links. Geschatte duur genezing: drie maanden.