ECLI:NL:RBOVE:2021:1718

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 april 2021
Publicatiedatum
26 april 2021
Zaaknummer
08-952522-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor het in bezit hebben en handelen in illegale medicijnen en XTC-pillen

Op 26 april 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 61-jarige man, die werd beschuldigd van het in bezit hebben en handelen in illegale medicijnen en XTC-pillen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden. De zaak is voortgekomen uit het strafrechtelijk onderzoek genaamd 'Macan', dat op 18 september 2017 is gestart naar aanleiding van eerdere strafrechtelijke onderzoeken. De verdachte werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder het verkopen en in voorraad hebben van cocaïne, MDMA, sildenafil en tadalafil zonder de vereiste handelsvergunning. Tijdens de zittingen op 5 november 2019 en 13 april 2021 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte heeft tijdens zijn verhoor op 29 en 30 mei 2018 verklaringen afgelegd die later door hem zijn ingetrokken, maar de rechtbank heeft deze verklaringen als bewijs gebruikt. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen heeft gepleegd, met uitzondering van de handel in cocaïne, waarvoor hij is vrijgesproken. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn gezondheid en financiële problemen, en heeft besloten om een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen als waarschuwing.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-952522-18 (P)
Datum vonnis: 26 april 2021.
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1959 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 5 november 2019 en 13 april 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. A. Schotman, en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. G.A. Pots, advocaat te Leeuwarden, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:in de periode 1 oktober 2017 tot 28 mei 2018 samen met een ander meermalen heeft gehandeld in, dan wel heeft vervoerd of opzettelijk aanwezig heeft gehad een (grote) hoeveelheid cocaïne en/of een (grote) hoeveelheid MDMA;
feit 2: op 29 mei 2018 79 XTC-pillen aanwezig heeft gehad;
feit 3: in de periode van 1 oktober 2017 tot en met 28 mei 2018 met een ander al dan niet opzettelijk heeft gehandeld in tabletten/ pillen of zakjes bevattende het middel sildenafil en/of tadalafil, waarvoor geen handelsvergunning gold, en/of die in voorraad heeft gehad;
feit 4: op 29 mei 2018 al dan niet opzettelijk een hoeveelheid van ongeveer 10.520 tabletten/pillen en/of zakjes bevattende sildenafil en ongeveer 1174 tabletten/pillen bevattende tadalafil in voorraad heeft gehad;
feit 5: op 29 mei 2018 opzettelijk een hoeveelheid van ongeveer 30 tabletten bevattende oxazepam aanwezig heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2017 tot en met 28 mei 2018 te Dedemsvaart, gemeente Hardenberg, en/of Zwolle, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad
 een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
 een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA,
zijnde cocaïne en/of MDMA, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op of omstreeks 29 mei 2018 te Dedemsvaart, gemeente Hardenberg, althans in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 79 XTC-pillen,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 1 oktober 2017 tot en met 28 mei 2018, te Dedemsvaart, gemeente Hardenberg, en/of Zwolle, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk,
een hoeveelheid tabletten/pillen en/of zakjes, bevattende een hoeveelheid sildenafil en/of tadalafil, althans een hoeveelheid van een geneesmiddel, als bedoeld in artikel 1 sub b van de Geneesmiddelenwet, waarvoor geen handelsvergunning gold, in voorraad heeft gehad en/of te koop heeft aangeboden en/of heeft verkocht en/of heeft afgeleverd en/of ter hand heeft gesteld en/of heeft ingevoerd;
4
hij op of omstreeks 29 mei 2018 te Dedemsvaart, gemeente Hardenberg, in elk geval in Nederland, al dan niet opzettelijk,
 een hoeveelheid van (ongeveer) 10.520 tabletten/pillen en/of zakjes bevattende sildenafil en/of
 (ongeveer) 1174 tabletten/pillen bevattende tadalafil,
in ieder geval een grote hoeveelheid tabletten/pillen en/of zakjes, bevattende een hoeveelheid sildenafil en/of tadalafil, althans (een) geneesmiddel(len), als bedoeld in artikel 1 sub b van de Geneesmiddelenwet, waarvoor geen handelsvergunning gold, in voorraad heeft gehad.
5
hij op of omstreeks 29 mei 2018 te Dedemsvaart, gemeente Hardenberg, in ieder geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van (ongeveer) 30 tabletten/ pillen bevattende oxazepam, zijnde oxazepam een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding. [1]
Deze zaak maakt deel uit van het strafrechtelijk onderzoek dat Macan is genoemd.
Met betrekking tot de aanloop naar dit strafrechtelijk onderzoek en deze zaak blijkt uit het dossier als volgt. [2]
Naar aanleiding van bevindingen uit eerdere strafrechtelijke onderzoeken, te weten de onderzoeken genaamd Waspompoen, Buchanan en Gokker, TCI-informatie en diverse MMA-meldingen is op 18 september 2017 het strafrechtelijk onderzoek Macan gestart. Het onderzoek richtte zich op de handel in verdovende middelen en in vuurwapens op in eerste instantie - onder meer - medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ). Medeverdachte [medeverdachte 1] wordt in het dossier ook [medeverdachte 1] , ‘ [medeverdachte 1] ’, of ‘ [bijnaam medeverdachte 1] ’ genoemd.
Tijdens het opsporingsonderzoek zijn telefoongesprekken afgeluisterd, gevoerd door onder meer [medeverdachte 1] , in de periode 11 oktober 2017 tot en met 4 mei 2018, met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] [3] . De woordelijke uitwerking daarvan is gevoegd in de relevante zaakdossiers.
Daarnaast zijn in de periode van 14 december 2017 tot 4 mei 2018 beelden opgenomen met camera’s, die zicht hadden op de woning van [medeverdachte 1] en zijn buurman [medeverdachte 2] . Prints van een deel van die beelden zijn opgenomen in de relevante zaakdossiers. Ook is gebruik gemaakt van het opsporingsmiddel Opnemen Vertrouwelijke Communicatie (OVC), waarvoor een machtiging is afgegeven voor de woning en de auto van [medeverdachte 1] .
Op 11 april 2018 is OVC-apparatuur geplaatst in zijn woning aan [adres 2] te Zwolle. Tot en met 4 mei 2018 zijn gesprekken opgenomen. Van die (OVC-)gesprekken zijn processen-verbaal opgemaakt. Ook deze zijn opgenomen in de relevante zaakdossiers van de verdachten. Op basis van de afgeluisterde telefoon- en OVC-gesprekken bleek dat [medeverdachte 1] dagelijks contact had met diverse personen.
Tijdens het onderzoek naar tapgesprekken bleek dat [medeverdachte 1] - in de periode vanaf 13 oktober 2017 tot en met 27 april 2018 - veelvuldig telefonisch contact had met iemand over de koop en verkoop en aankoop van medicijnen en tabletten/pillen. In de periode van september 2017 tot en met mei 2018, had [medeverdachte 1] daarover in totaal 162 maal telefonisch contact met de gebruiker van [telefoonnummer 2] , een nummer zonder tenaamstelling.
Op basis van onderzoek naar de identiteit van die persoon bleek het hier te gaan om [verdachte] , verdachte.
Niet alleen uit tapgesprekken maar ook uit opgenomen en uitgeluisterde (OVC-) gesprekken van 11, 22 en 25 april 2018 bleek dat [medeverdachte 1] en verdachte gesprekken hadden over de koop en verkoop van medicijnen en/of drugs. [4] De identiteit van de persoon die op de opnamen van die gesprekken was te horen (NN-man) werd door verbalisant [verbalisant 1] vastgesteld als zijnde verdachte. De stem van ‘ [verdachte] ’ kwam overeen met de stem van de beller van het nummer [telefoonnummer 2] . [5]
Verdachte werd op 29 mei 2018 aangehouden. [6] Tijdens een doorzoeking in de woning van verdachte te Dedemsvaart zijn 10.695 pillen (Kamagra, Jelly’s, Cobra’s, Cenforce, en Vidalista), 76 (vermoedelijke) XTC-pillen en een geldbedrag van ongeveer € 1.000,-- aangetroffen. [7]
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft als standpunt naar voren gebracht dat alle aan verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezenverklaard, met uitzondering van de handel in cocaïne en beperkt in pleegperiode. Daartoe heeft de officier van justitie gewezen op, kortgezegd, de inhoud van getapte telefoongesprekken tussen [medeverdachte 1] en verdachte en opgenomen (OVC-) gesprekken, waarbij verdachte en [medeverdachte 1] met elkaar praatten over geneesmiddelen en verdovende middelen. De officier van justitie heeft verder gewezen op de bekennende verklaringen van verdachte ten aanzien van de feiten onder 2, 3, 4 en 5. De officier van justitie is van mening dat verdachte de ten laste gelegde feiten niet in vereniging, maar alleen heeft begaan.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting ten aanzien van de feiten geen verweren gevoerd.
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman naar voren gebracht dat, indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring ten aanzien de handel in harddrugs/ XTC-pillen, die handel slechts op heel beperkte schaal heeft plaatsgevonden.
Verdachte bekent de feiten onder 2 tot en met 5, aldus de raadsman.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Ten aanzien van feit 1:
Tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte te Dedemsvaart, op 29 mei 2018, zijn onder meer 76 pillen zijnde (vermoedelijk) XTC in beslag genomen. [8] Onderzoek naar de pillen wees uit dat deze MDMA bevatten. [9]
Tijdens zijn verhoor op 29 mei 2018 heeft verdachte verklaard dat dat hij ook wel eens wat XTC-pilletjes afnam bij [medeverdachte 1] , voor klanten die het wilden hebben. [10] Het ging om [naam 1] , Domino’s en ‘hartjes’. De domino’s waren langwerpig, zoals een dominosteen en op de ‘ [naam 1] -pillen’ stond een wat onduidelijke afbeelding. [medeverdachte 1] vroeg zestig of zeventig cent voor zulke pillen. [11]
In aanvulling hierop heeft verdachte op 30 mei 2018 verklaard dat een - aan hem voorgehouden - tapgesprek van 30 januari 2018 over XTC gaat, en dat hij één klant had die dat wilde afnemen. Verdachte heeft verklaard zich niet te kunnen herinneren hoeveel XTC-pillen hij toen van [medeverdachte 1] heeft gekocht. Geconfronteerd met een tapgesprek van 10 april 2018, waarin over ‘tweehonderd dingen’ wordt gepraat, heeft verdachte verklaard dat ook dat over XTC moet gaan, “Dat kan niet anders.” [12] In reactie op voorgehouden tapgesprekken van 15 april 2018 en 18 april 2018, waarin wordt gesproken over ‘500’ respectievelijk ‘1000’ ‘dingen’, heeft verdachte verklaard dat dat ook over XTC ging. Een klant van hem wilde toen de prijs weten. Die deals kwamen echter niet rond, aldus verdachte. [13]
Ter terechtzitting van 13 april 2021 heeft verdachte zijn hiervoor weergegeven verklaringen van 29 en 30 mei 2018 gewijzigd en daarbij (grotendeels) ingetrokken. Verdachte verklaarde ter zitting niet in XTC-pillen te hebben gehandeld; hij deelde alleen af en toe iets uit. Verdachte heeft hier toegevoegd dat hij zich tijdens zijn verhoren op 29 en 30 mei 2018 onder druk gevoeld heeft gezet, dat hij toen ziek was en niet helder en dat hij enige tijd ervoor een infarct had gehad. De rechtbank houdt verdachte echter aan zijn verklaringen zoals afgelegd tijdens genoemde verhoren. De inhoud van meerdere tap- en OVC-gesprekken, tijdens welke gesprekken blijkens de uitwerking ervan uitvoerig is gesproken over de XTC-pillen, tot in detail, en gelet op het verdere verloop van die gesprekken vormt daarvoor voldoende basis.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder de volgende gesprekken in aanmerking.
Een (tap-) gesprek van 30 januari 2018vanaf 19.07 uur:
( [medeverdachte 1] belt [verdachte] , met het nummer van [medeverdachte 2] ).
[medeverdachte 1] : “Hallo, met mij. (..) Ik denk dat ik nog een kleine driehonderd van die hartjes heb liggen. Ik dacht dat ik die niet meer had, maar die waren voor een heel mooi prijsje. (..)”
[verdachte] : “Heb ik die van je gehad, trouwens?”
[medeverdachte 1] : “Ja, dat waren van die grijze, van die hartjes. Daar heb je me al een paar keer eerder naar gevraagd. (..).”
[verdachte] : “Goh, ik kan het met zo niet voor de geest halen maar ik had een andere, die (..) van vorige keer.” (..) “Die 500, die Mitsubishi’s waren dat toch ?”. (..) “Heb jij die nog ?”
[medeverdachte 1] : “Uhh, nee die heb ik niet meer, ik heb wel een ander soort, maar die krijg ik donderdag. (..) Die krijg jij voor.. even kijken.. 80 cent, maar die zijn wel zwaarder.”
[verdachte] : “Ja, de prijs is interessant maar weet je ook een naam van die dingen ?”
[medeverdachte 1] : “Uhh, ja, moet je horen, dat zijn [naam 2] , [naam 1] .” (..) “En Domino steentjes.”. (..) “Ja ja, ik heb van dat andere heb ik nog klokjes liggen, die zijn ook dezelfde kleur als die Mitsubishi, daar heb ik ook nog maar een paar honderd van. En die hartjes heb ik nog wel voor jou.”
[verdachte] : “Klokjes, hartjes. En hoe zwaar zijn die hartjes ook al weer dan ?”.
[medeverdachte 1] : “Die zijn twee-twintig.”
[verdachte] : “En die andere ?” (..) “ [naam 1] en die domino’s ?”
[medeverdachte 1] : “Dan zit je allemaal tegen de 300 aan.”
[verdachte] : “Oeoe.” (..)
[medeverdachte 1] : “Ja, maar als je het in de massa koopt snap je.”
[verdachte] : “Oh, nee, maar de prijs is wel oké. Maar wat kosten die klokjes dan ?”
[medeverdachte 1] : “Die klokjes krijg jij gewoon voor hetzelfde als die Mitsubishi’s.”
[verdachte] : “85.” (..) “En die andere mag voor 80, zei je hè ?”
[medeverdachte 1] : “Die hartjes, ja.”
[verdachte] : “Die domino’s en die [naam 1] dingen..” (..) “Die kosten ?”
[medeverdachte 1] : “Rond de 85 cent, maar die zijn echt zwaar hoor!”
[verdachte] : “Maar tussen rond de 85 kunnen we zaken doen.”. (..)
[verdachte] : “Ja (.. ). Maar tussen uh, hoeveel van die klokjes heb je dan?
[medeverdachte 1] : “Ik denk dat ik er nog 200 van heb liggen.”
[verdachte] : “Ja, en die hartjes?”
[medeverdachte 1] : “Daar liggen er ook nog wel twee, driehonderd van.”
[verdachte] : “Ja oké, ik moet er 500 hebben, misschien.... ook wel. Ik zal die vent wel eventjes
berichten.” (..) (..) maar ja nou, hij was helemaal in die Mitsubishi’s.”(..) Misschien dat ik die klokjes en die hartjes nog wel van je overneem maar dan kijken we wel.”
[medeverdachte 1] : “Ja, ik leg wel wat apart voor je joh.”
Een (tap-) gesprek van 30 januari 2018vanaf 19.58 uur.
( [medeverdachte 1] belt [verdachte]).
[verdachte] zegt even contact te hebben gehad. ‘Hij’ wil 500 van die [naam 1] hebben.
[medeverdachte 1] : “Dan wordt dat donderdag”.
[verdachte] : “Het mag ook wel vrijdag”. (..) “85 cent, hè ?”
Een (tap-) gesprek van 2 februari 2018,vanaf 19:26 uur.
( [medeverdachte 1] belt uit, met [verdachte] met de telefoon van [medeverdachte 2] ).
[verdachte] : “Het verhaal is... hoeveel van die [naam 1] dingen heb je ?”
[medeverdachte 1] : “Ja, 1000.”
[verdachte] : “Kun jij er ook voor morgen uh, 650 van maken ?”
[medeverdachte 1] : “Ja wel.”
[verdachte] : “(..) Die vent die wil ze liever niet want die zegt ‘ze zijn me te zwaar’ maar die kan ik kwijt aan een ander toevallig.” (..) Hij zegt: ‘Kun je niet wat anders regelen ?’ Hij gaat niet echt moeilijk doen maar die kan ik kwijt aan een andere vent maar die wil er 650.”.
[medeverdachte 1] : “Ja, en hebt er...500, moest je sowieso hebben, en dan wil je er 150 bij dan ?
[verdachte] : “Ja, van diezelfde als het kan.”
[medeverdachte 1] : “Nee, ja, diezelfde heb ik niet, die [naam 1] niet, wel domino’s, die zijn lichter,
die zijn twee twintig.” (..)
[medeverdachte 1] : “Pff, maakt mij niks uit, ik heb die [naam 1] heb ik voor jou apart gelegd, daar moest je er 500 van..”.
[verdachte] : “Ja, dat klopt, die haal ik sowieso op.” (..). “’Ik moet er nog 650 bij hebben, maar die moeten iets lichter zijn, snap je ?”
[medeverdachte 1] : “Die heb ik, die heb ik. Die heb ik voor je.”
[verdachte] : “Doe er maar zes, morgen maar 600.. Kan dat, voor morgen ?”
[medeverdachte 1] : “Is goed, en dan 500 van die [naam 1] .”
[verdachte] : “Ja precies. En kan dat rond een uurtje of...ja nou, pak hem beet.. 10 ?”
[medeverdachte 1] : “Ja, geen probleem, geen probleem.” (..) “Ja, die zijn uuh.. wat heb ik jou gezegd voor die [naam 1] ?”
[verdachte] : “85.”
[medeverdachte 1] : “Ja, nou die anderen die zitten dan op 80.”
[verdachte] : “Oké, helemaal goed. En dan gaan we dat zo doen.”
Een (tap-)gesprek van 29 maart 2018om 19.57 uurverloopt als volgt.
(
[medeverdachte 1] belt [verdachte] met de telefoon van [medeverdachte 2]). [14]
[medeverdachte 1] zegt dat de hartjes er niet meer zijn; dat was één - of tweemalig. [verdachte] snapt dat en vraagt of [medeverdachte 1] dan 500 van die Domino’s heeft ? [medeverdachte 1] zegt van wel. [verdachte] zegt dat dat niet zo veel uitmaakt dan en wil er 500 voor 70. Dat kan, zegt [medeverdachte 1] .
[verdachte] vraagt of dat zaterdagmorgen rond 10.00 uur kan ? [medeverdachte 1] zegt dat hij zaterdag naar Duitsland gaat, maar dat ‘t wel lukt. [verdachte] doet ‘t liever op zaterdag, dan kan hij ze direct wegbrengen.
Een tapgesprek van 17 april 2018vanaf 21.31 uur: [15]
( [medeverdachte 1] belt met [verdachte] , met de telefoon van [medeverdachte 2] .)
[verdachte] : “Ik heb die 500 uh (onverstaanbaar) opgehaald voor zondag, of wanneer toch?”
[medeverdachte 1] : “Dat kan, ja.”
[verdachte] : “Die gast stuurt mij nou een berichtje: als ik er duizend koop … welke zijn het nu
dan.. Zijn het dezelfde of zijn het anderen of, of, of, .. hij wil weten wat voor soort het is.”
[medeverdachte 1] : “Barcelona-tjes, waren dit..”
[verdachte] : “Ja, maar, als hij er duizend koopt, zijn het dan weer dezelfde of zijn ‘t andere ?”
[medeverdachte 1] : “Dat zijn Heineken of [naam 1] .”
[verdachte] : “Ja, maar die [naam 1] wil hij sowieso niet.”
[medeverdachte 1] : “Nou, dan moet je die Heineken nemen.”
[verdachte] : “Ja maar, heb je er daar duizend van dan ?” (..) “Wat ik nu heb, van de laatste keer, daar heb je niks van ? ”
[medeverdachte 1] : “Dat weet ik niet, daar ga ik navraag over doen.. Zijn er nog 500 van geloof ik.”
[verdachte] : “Oh, nou ja, (.. ) niet bestellen, eerst met die vent kortsluiten, snap je.”
De rechtbank betrekt bij de beoordeling verder de inhoud van een OVC-gesprek van 11 april 2018,
vanaf 20:27 uur: (NN man:
blijkt later verdachte [verdachte] te zijn; stemherkenning door verbalisant [verbalisant 1]):
[medeverdachte 1] zegt tegen [verdachte] : “Ik heb hiervoor jou .. 50.. Ik ben er door.. Ik heb nieuwe besteld, 50 hennepkistjes, zijn heel goed hoor, zijn niet te zwaar, en ik heb voor jou, uh.. 100 dominosteentjes.”
Conclusie ten aanzien van feit 1:
Op grond van de inhoud van de hiervoor weergegeven tap - en OVC-gesprekken, in samenhang met de in de woning van verdachte aangetroffen XTC-pillen en de verklaringen van verdachte tijdens zijn verhoren van 29 en 30 mei 2018 is de rechtbank van oordeel dat bewezen is dat verdachte niet alleen in illegale geneesmiddelen heeft gehandeld maar ook - op relatief beperktere schaal - in harddrugs/XTC. Verdachte heeft immers met [medeverdachte 1] gesproken over het soort, het gewicht, hoeveelheden en de prijzen voor/van XTC-tabletten en bij [medeverdachte 1] XTC-pillen besteld en afgenomen voor klanten en die pillen ook aan een of meer klanten geleverd. De rechtbank acht gelet op het voorgaande het onder 1 ten laste gelegde - ten aanzien van XTC - wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende aanwijzingen zijn dat hij dit feit tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft gepleegd en spreekt hem derhalve van dit onderdeel vrij.
Ten aanzien van de overige feiten
De rechtbank komt tot verder tot bewezenverklaring van de onder 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
Ten aanzien van de feiten onder 2, 3, 4, en 5:
 Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van de rechter-commissaris (pag. 238 – 240), met als bijlage een Lijst inbeslaggenomen goederen (pag. 255 – 260);
 Het proces-verbaal van verhoor verdachte ter terechtzitting van 13 april 2021 voor zover inhoudende de bekennende verklaringen van verdachte;
 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, opgemaakt en gesloten op 29 mei 2018, (pag. 197 – 201, in het bijzonder pag. 199 onderaan en pag. 200 bovenaan en halverwege).
En, ten aanzien van feit 2:
 De kennisgeving van inbeslagneming (inbeslagname van XTC-pillen) (pag. 71 – 80);
 Het proces-verbaal ‘Test en gewicht bewustzijnsbeïnvloedende middelen’, betreffende 79 XTC pillen, positief getest op XTC (pag. 184 – 185);
 Het proces-verbaal Onderzoek verdovende middelen, opgemaakt en gesloten op 19 oktober 2018 door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] van politie Eenheid Oost-Nederland betreffende testen en bemonstering pillen bevattende XTC/ MDMA) (pag. 186 – 195);
 Het aanvullende proces-verbaal Onderzoek verdovende middelen opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , opgemaakt en gesloten op 4 december 2018, betreffende onderzoek aan pillen, positief getest op XTC/ MDMA (Ordner aanvullende stukken Macan, pag. 608 – 611);
En, ten aanzien van feit 3:
 De kennisgeving van inbeslagneming (inbeslagname pillen/ tabletten o.a. Kamagra, Cobra, Cenforce, Vidalista, Jelly) (pag. 71 – 80);
 Het proces-verbaal Onderzoek verdovende middelen, opgemaakt en gesloten op 19 oktober 2018 van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] van politie Eenheid Oost-Nederland (pag. 186 – 195) m.b.t. testen en bemonstering van inbeslaggenomen geneesmiddelen als doosjes Kamagra’s (pag. 194) en tabletten bevattende Tadalafil (pag. 195);
 Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] en gesloten op 17 april 2019 (met betrekking tot aangetroffen dozen en strips medicamenten bevattende sildenafil) (in ordner aanvullende stukken Macan, pag. 588);
 Het rapport van het NFI ‘Onderzoek aan drugs en geneesmiddelen’ van 10 april 2019, opgemaakt door dr. M.A. Hoitink met bijlagen (Ordner aanvullende stukken Macan, pag. 597 – 604);
 Het aanvullend proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] en gesloten op 18 september 2019 (Ordner aanvullende stukken Macan, pag. 605 – 607), betreffende aangetroffen tabletten, bevattende tadalafil en sidenafil;
 Het proces-verbaal van OVC-gesprek d.d. 22 april 2018 (pag. 27 - 33);
 Het proces-verbaal van OVC-gesprek d.d. 25 april 2018 (pag. 34 - 40).
En, ten aanzien van feit 4:
 De kennisgeving van inbeslagneming (betreffende inbeslagname pillen/ tabletten o.a. Kamagra, Cobra, Cenforce, Vidalista, Jelly) (pag. 71 – 80);
 Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] en gesloten op 17 april 2019 (over dozen en strips medicamenten bevattende sildenafil) (Ordner aanvullende stukken Macan, pag. 588);
 Een rapport van het NFI ‘Onderzoek aan drugs en geneesmiddelen’, van 10 april 2019, opgemaakt door dr. M.A. Hoitink met bijlagen (Ordner aanvullende stukken Macan, pag. 597 – 604);
 Het aanvullend proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] en gesloten op 18 september 2019, betreffende aangetroffen dozen met tabletten bevattende tadalafil en sidenafil (Ordner aanvullende stukken Macan, pag. 605 – 607).
En, ten aanzien van feit 5:
 De kennisgeving van inbeslagneming (betreffende oxazepam, pag. 71 - 80, i.h.b. pag. 75);
 Het proces-verbaal van bevindingen (aangetroffen doos oxazepam) opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] en gesloten op 17 april 2019 (Ordner aanvullende stukken Macan, pag. 588);
 Een rapport van het NFI ‘Onderzoek aan drugs en geneesmiddelen’ van 10 april 2019, opgemaakt door dr. M.A. Hoitink, met bijlagen (Ordner aanvullende stukken Macan, pag. 597 – 604).
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hiervoor opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op tijdstippen in de periode van 1 oktober 2017 tot en met 28 mei 2018 in Nederland, meermalen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en/of vervoerd een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA,
zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
2
hij op 29 mei 2018 in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 79 XTC-pillen bevattende MDMA, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
3
hij op tijdstippen in de periode 1 oktober 2017 tot en met 28 mei 2018 in Nederland, opzettelijk, een hoeveelheid tabletten/pillen en zakjes, bevattende een hoeveelheid sildenafil en tadalafil, waarvoor geen handelsvergunning gold, in voorraad heeft gehad en te koop heeft aangeboden en verkocht en afgeleverd en/of ter hand heeft gesteld;
4
hij op 29 mei 2018 te Dedemsvaart, gemeente Hardenberg, opzettelijk,
 een hoeveelheid van (ongeveer) 10.520 tabletten/pillen en zakjes bevattende sildenafil en
 (ongeveer) 1174 tabletten/pillen bevattende tadalafil,
waarvoor geen handelsvergunning gold, in voorraad heeft gehad.
5
hij op 29 mei 2018 te Dedemsvaart, gemeente Hardenberg, opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van (ongeveer) 30 tabletten/pillen bevattende oxazepam, zijnde oxazepam een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 2B, 2C en 3C van de Opiumwet en artikel 40 lid 2 van de Geneesmiddelenwet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3:
Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 40, tweede lid, van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
feit 4:
Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 40, tweede lid, van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
feit 5:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van alle ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden met aftrek van het voorarrest. Ten aanzien van het beslag heeft de officier van justitie gevorderd dat de inbeslaggenomen voorwerpen (een mobiele telefoon en een geldbedrag van € 1.200,--) zullen worden verbeurdverklaard.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de kwetsbare gezondheid van verdachte en erop gewezen dat een deel van de informatie uit de rapportage van de reclassering achterhaald is. De raadsman heeft er verder op gewezen dat, indien de rechtbank komt tot bewezenverklaring van feit 1 (kortgezegd: de handel in XTC), sprake is geweest van handel in slechts zeer beperkte omvang. De raadsman heeft verder verzocht om, in geval van oplegging van gevangenisstraf, aan verdachte hooguit een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daaraan gekoppeld een langdurige proeftijd. De raadsman acht de uitvoering van een eventueel opgelegde taakstraf door verdachte mogelijk en haalbaar.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte zich schuldig gemaakt aan de handel in verboden geneesmiddelen, bevattende sildenafil en/of tadalafil en in XTC, gedurende een periode van ongeveer acht maanden.
Daarnaast heeft verdachte XTC-pillen en tabletten bevattende sildenafil en tadalafil en tabletten oxazepam in voorraad gehad.
Op de dag van aanhouding was verdachte in het bezit van een zeer grote hoeveelheid (meer dan 10.000) tabletten/pillen bevattende sildenafil (meer dan 10.000), en tadalafil (meer dan 1.100), en dertig tabletten oxazepam.
De handel in verdovende middelen als XTC en in geneesmiddelen waarvoor niet een handelsvergunning geldt, vormt een ernstig gevaar voor de volksgezondheid.
Daarnaast leidt dergelijke handel tot, overlast gevende, verwervingscriminaliteit door de gebruikers, om dergelijke middelen te kunnen betalen.
Verdachte heeft hier aan bijgedragen.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging onder meer acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten. Voor de handel in harddrugs gedurende een periode van acht maanden is het uitgangspunt een gevangenisstraf van 12 maanden. Voor het aanwezig hebben van een hoeveelheid harddrugs / XTC als hier aan de orde (79 pillen) is het uitgangspunt een taakstraf.
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie van 5 maart 2021, waaruit blijkt dat verdachte in het verleden meermalen in aanraking is geweest met politie en justitie ter zake van strafbare feiten. Hij is echter niet eerder veroordeeld ter zake van handel in of het bezit van verdovende middelen en/of de illegale handel in of het illegale bezit van geneesmiddelen, zodat zijn strafblad niet als strafverzwarend geldt. De rechtbank zal, gelet op artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, rekening houden met de strafbeschikking die verdachte op 3 juni 2019 is opgelegd.
Ten aanzien van de persoon van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden houdt de rechtbank rekening met de inhoud van de zich in het dossier bevindende, meest recente advies van de reclassering, van 26 mei 2020, opgemaakt door L. Prins, en het verhandelde ter terechtzitting. Hieruit blijkt het volgende.
Verdachte is een zestigjarige man. Hij woont samen met een volwassen dochter.
Financiële problemen waren de aanleiding voor zijn strafbare handelen. Het contact tussen verdachte en de – inmiddels overleden – medeverdachte vormde een extra risico-verhogende factor. Verdachte ontvangt momenteel een bijstandsuitkering. Verdachte heeft eind 2018 een herseninfarct gehad en hij zou arbeidsongeschikt zijn. Zijn dochter helpt bij de huishouding, vanwege de gezondheidsproblemen van verdachte. Verdachte heeft geen hulpvraag voor de reclassering en de reclassering schat het risico op recidive in als laag tot gemiddeld. De reclassering heeft geadviseerd om in geval van een veroordeling een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden; men ziet geen noodzaak voor interventies of toezicht.
In geval van gevangenisstraf wordt geadviseerd om verdachte, in verband met zijn medische toestand, op een speciale afdeling te plaatsen. De reclassering heeft twijfels geuit te aanzien van de haalbaarheid van een werkstraf.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de overschrijding van de redelijke termijn tijdens de procedure in eerste aanleg. In aanmerking genomen de datum van aanhouding (op 29 mei 2018), de (redelijke) termijn voor een berechting van twee jaar en de datum van het onderhavige vonnis is in dit geval sprake van een overschrijding van de redelijke termijn met een periode van ongeveer 11 maanden.
De rechtbank heeft verder nog acht geslagen op soortgelijke zaken en op de vonnissen die in dit onderzoek tegen medeverdachten zijn gewezen.
Het voorgaande in samenhang bezien, komt de rechtbank tot de conclusie dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel een passende straf is, gelet op de ernst van de feiten. Gelet op het tijdsverloop en de persoonlijke omstandigheden acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf echter niet opportuun. Nu ook het recidive-risico laag lijkt, is de rechtbank van oordeel dat met een forse waarschuwing naast een taakstraf kan worden volstaan. De rechtbank zal een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden opleggen, als een waarschuwing aan verdachte om zich niet opnieuw schuldig te maken aan strafbare feiten. Het aantal uren taakstraf bepaalt de rechtbank op 120 uur.
Die straf acht de rechtbank in dit geval passend en geboden.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst vermelde voorwerpen moeten worden verbeurdverklaard, omdat verdachte het inbeslaggenomen geld geheel of ten dele ten eigen bate kan aanwenden en dat geld geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van de strafbare feiten is verkregen, en de mobiele telefoon een voorwerp betreft met behulp waarvan de feiten zijn begaan of voorbereid.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10 lid 3 en lid 4 en 11 lid 2 van de Opiumwet, de artikelen 1 sub 1 en 2 lid 1, 5 en 6 van de Wet op de Economische Delicten en de artikelen 9, 14a, 14b, 14 c, 22c, 22d, 33, 33a 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder
1, 2, 3, 4 en 5ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3:
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 40, tweede lid, van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
feit 4:
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 40, tweede lid, van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
feit 5:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde;
Straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
- beveelt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste 60 in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
de inbeslaggenomen voorwerpen:
-
verklaart verbeurdde inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde voorwerpen onder de nummers
1 (
een telefoonin lederen cover, merk Huawei) en
2 ( een geldbedrag van
€ 1.200,--).
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Ten Boer, voorzitter, mr. drs. H.M. Braam en
mr. S. Taalman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. van Westerlaak, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op: 26 april 2021.
Buiten staat
Mr. S. Taalman is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit - tenzij anders vermeld - pagina’s uit het proces-verbaal van verdachte in het onderzoek ‘Macan’ van de regiopolitie Oost-Nederland, district IJsselland, met nummer PL0600-2018191040. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Proces-verbaal van bevindingen / relaas van verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 6] en [verbalisant 7] , pag. 1 – 10A.
3.Proces-verbaal van bevindingen / relaas van verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 6] en [verbalisant 7] , pag. 7.
4.Proces-verbaal van Verdenking 1, pag. 141 onderaan, en proces-verbaal Identiteitsvaststelling, [verbalisant 1] , 22 mei 2018, pag. 150.
5.Idem, pag. 150.
6.Proces-verbaal van aanhouding van verdachte, pag. 88 - 91.
7.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, pag. 238 – 240 en Lijst inbeslaggenomen goederen, pag. 255 – 260.
8.Proces-verbaal van Verdenking, pag. 145 onderaan en proces-verbaal van doorzoeking, pag. 238 e.v.
9.Proces-verbaal ‘test en gewicht, bewustzijnsbeïnvloedende middelen’, betreffende 79 XTC pillen (pag. 184 – 185), proces-verbaal Onderzoek verdovende middelen, van 19 oktober 2018 (pag. 186 – 195), en aanvullende proces-verbaal Onderzoek verdovende middelen van 4 december 2018 (ordner aanvullende stukken Macan, pag. 608 – 611);
10.Procesverbaal van verhoor van verdachte, pag. 197 - 201.
11.Procesverbaal van verhoor van verdachte, pag. 200 onderaan.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pag. 203 onderaan en pag. 204 bovenaan.
13.Proces-verbaal van verhoor verdachte pag. 204 halverwege.
14.Uitgewerkt tapgesprek, pag. 54.
15.Uitgewerkt tapgesprek, pag. 56.