I. verklaart voor recht dat de overeenkomst betreffende het paard welke [eiseres] op (of omstreeks) 3 juni 2020 met [gedaagde] is aangegaan, is ontbonden dan wel vernietigd, althans deze overeenkomst te ontbinden dan wel te vernietigen;
II. [gedaagde] veroordeelt tot (terug)betaling van:
a) de koopsom van € 5.750,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juni 2020, of vanaf een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum;
b) de door [eiseres] geleden schade/stallings- en verzorgingskosten ad € 2.745,99, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
16 september 2020, althans vanaf de datum dagvaarding of vanaf een door de rechtbank te bepalen datum;
III. bepaalt dat [eiseres] het paard aan [gedaagde] niet eerder behoeft af te geven dan nadat de ten aanzien van petitum II a en b toe te wijzen bedragen zijn voldaan;
IV. a. Primair:
[gedaagde] veroordeelt tot betaling van een dwangsom van
€ 250,00 per dag dat hij verzuimt het paard bij [eiseres] op te halen onder voldoening van de in sub II vermelde bedragen, met bepaling dat niet eerder dan 14 dagen na betekening van het vonnis dwangsommen zullen worden verbeurd;
b. Subsidiair:
[gedaagde] veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 275,00 per maand aan kosten van stalling en verzorging van het paard over de periode totdat de op grond van het gevorderde sub II bij vonnis toegewezen bedragen zijn betaald, tenzij het paard eerder al is afgegeven door [eiseres] ; en [gedaagde] tevens veroordeelt tot betaling van een dwangsom van € 250,00 per dag voor de periode tussen de datum dat hij de bij vonnis ten aanzien van het gevorderde sub II toegewezen bedragen aan [eiseres] heeft betaald en de dag dat hij het paard heeft teruggehaald bij [eiseres] ;
V. [gedaagde] veroordeelt in de kosten van dit geding en daarbij op voorhand het nasalaris te begroten op een bedrag van € 120,00 zonder betekening en € 200,24 met betekening van dit vonnis, het totale bedrag aan proceskosten vermeerderd met de in artikel 6:119 BW bedoelde wettelijke rente daarover vanaf 14 dagen na dit vonnis indien en voor zover deze niet binnen de termijn zijn voldaan.